Instantie: Gerechtshof Amsterdam, 28 september 1999

Instantie

Gerechtshof Amsterdam

Samenvatting


Seksueel misbruik door dominee. Klacht ex art. 12 Sv tegen niet-vervolging
wordt door het Hof gegrond verklaard. De dominee moet alsnog worden vervolgd
op grond van art. 249 Sr (aan de zorg van een hulpverlener toevertrouwd). Een
dominee kan als hulpverlener worden aangemerkt.

Volledige tekst

1. Het beklag

Het klaagschrift is op 29 december 1997 ter griffie van het hof ontvangen.
Het beklag richt zich tegen de beslissing van officier van justitie te
Haarlem om geen strafvervolging in te stellen tegen E.P., wonende te Zaandam,
wegens het plegen van ontucht met klaagster zoals bedoeld in artikel 249,
tweede lid, aanhef en onder 3, van het Wetboek van Strafrecht.

2. Het verslag van de procureur-generaal

In haar verslag, ingekomen ter griffie van het hof op 14 december 1998, heeft
de procureur-generaal het hof in overweging gegeven het beklag ongegrond te
verklaren.

3. De behandeling in de raadkamer

De daartoe aangewezen raadsheer-commissaris heeft klaagster op 3 mei 1999
gehoord. Klaagster heeft, bijgestaan door mr. G.A.M. van Dijk, het beklag
toegelicht en daarbij volhard. Op 5 juli 1999 is ook Van de B. gehoord
bijgestaan door mr. M.G. Jansen. Hij heeft verzocht het beklag af te wijzen.
De procureur-generaal is bij de verhoren aanwezig geweest en heeft
gepersisteerd bij zijn verslag.

4. De stukken betreffende het beklag

Het hof heeft behalve de reeds genoemde stukken onder meer kennis genomen van
het ambtsgericht van de officier van justitie te Haarlem van 9 april 1998 met
bijlagen, waaronder de terzake opgemaakte processen-verbaal van de politie
Zaanstreek-Waterland.

5. Het feit waarop het beklag betrekking heeft

Klaagster stelt dat Van de B. in de periode van 1990 tot 1994 ontucht met
haar heeft gepleegd, terwijl zij zich aan zijn zorg als dominee had
toevertrouwd.

6. De beoordeling van het beklag

Het dossier bevat voldoende aanknopingspunten die een strafrechtelijke
vervolging van Van de B rechtvaardigen terzake van ontucht, gepleegd in de
specifieke relatie zoals omschreven in artikel 249 van het Wetboek van
Strafrecht. Het hof zal bevelen dat deze zaak aan de strafrechter zal worden
voorgelegd. Daarom zal worden beslist als volgt.

7. Beslissing

Het hof:

beveelt de officier van justitie te Haarlem V. te vervolgen wegens het
feit/de feiten waarop het beklag betrekking heeft en geeft tevens de last dat
V. ter terechtzitting zal worden gedagvaard.

Rechters

Mrs. Frijda, Hermans en Koopmann