Instantie: Gerechtshof ‘s-Gravenhage, 27 augustus 1999

Instantie

Gerechtshof ‘s-Gravenhage

Samenvatting


In 1993 heeft verzoeker het kind van de vrouw geadopteerd
(stiefouderadoptie). In 1996 zijn partijen vervolgens gescheiden. Verzoeker,
de man, stelt dat hij niet gehouden is alimentatie voor het kind te betalen
omdat dit in strijd zou zijn met de redelijkheid en billijkheid. Als reden
hiervoor voert hij aan dat hij op valse gronden heeft ingestemd met de
adoptie. De moeder zou tegen hem hebben gezegd dat hij de biologische vader
van het kind was, terwijl dit niet zo bleek te zijn. Tevens beroept de man
zich op art. 8 EVRM. Nu er geen sprake is van family-life, zou hij ontslagen
zijn van zijn onderhoudsverplichting. Het hof stelt de man in het ongelijk en
bepaalt dat adoptie alleen door de minderjarige kan worden herroepen zodat de
man de juridische vader van het kind blijft. Hij is onderhoudsplichtig voor
het kind.

Volledige tekst

HET GEDING

De ouders zijn met elkaar gehuwd geweest. Bij beschikking van 5 februari 1996
is tussen hen de echtscheiding uitgesproken en is aan de vader geen
alimentatie voor de bij de moeder wonende minderjarige:
D. W. L., geboren op 27 juli 1989 opgelegd.
Bij beschikking van 20 september 1993 is de minderjarige door de ouders
geadopteerd
(stiefouderadoptie).

De moeder heeft de rechtbank te Rotterdam verzocht te bepalen dat de vader
een bijdrage van ƒ 350 per maand betaalt in de kosten van verzorging en
opvoeding van de minderjarige. De rechtbank heeft bij beschikking van 9
februari 1999 de alimentatie bepaald op ƒ 350 per maand.

De vader is van deze beschikking tijdig in hoger beroep gekomen en heeft
verzocht de beschikking te vernietigen en opnieuw beschikkende te bepalen dat
de moeder niet ontvankelijk zal worden verklaard in haar verzoek althans dat
haar dit verzoek zal worden ontzegd.

De moeder heeft een verweerschrift ingediend.

Op 22 juli 1999 is de zaak door mr. Van den Wildenberg als
raadsheer-commissaris behandeld.

BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP

1. Ter terechtzitting heeft de vader zijn standpunt gehandhaafd dat de
bestreden beschikking in strijd is met de redelijkheid en billijkheid. De
reden dat hij destijds heeft ingestemd met de stiefouderadoptie was gelegen
in het feit dat de moeder hem had verteld dat hij de verwekker van D. was.
Volgens hem zou dit ook heel goed gekund hebben, aangezien hij, gedurende het
conceptietijdvak, contact met de moeder heeft gehad.
De vader voelt zich ernstig benadeeld, nu de wet de vernietiging van de
adoptie op grond van bedrog niet kent.
De vader heeft voorts zijn aanbod gehandhaafd om door middel van getuigen te
bewijzen dat de moeder hem omtrent zijn biologisch vaderschap heeft bedrogen.
De vader is voorts van mening dat hij op grond van artikel 8 EVRM ontslagen
is van zijn onderhoudsverplichting nu er in het geheel geen sprake is van
Family Life.

2. De moeder heeft ter terechtzitting gesteld dat de vader toentertijd
willens en wetens met de stiefouderadoptie heeft ingestemd, ondanks het feit
dat hij ervan op de hoogte was dat hij niet de verwekker van de minderjarige
was. Anders dan de vader beweert, hebben zij omstreeks het conceptietijdvak
geen contact met elkaar gehad.

3. Het beroep van de vader op redelijkheid en billijkheid, hoe begrijpelijk
ook gezien vanuit zijn standpunt, kan hem in deze niet baten. De wet is op
dit gebied duidelijk. De adoptie kan alleen door de geadopteerde zelf worden
herroepen, na diens meerderjarigheid.
Door de stiefouderadoptie is de vader de juridische vader van de minderjarige
geworden met alle juridische gevolgen van dien. Nu de draagkracht van de
vader niet in het geding is, zal het hof de beschikking waarvan beroep,
bekrachtigen.

BESLISSING VAN DE ZAAK IN HET HOGER BEROEP

Het hof:

bekrachtigt de bestreden beschikking;

wijst af het in hoger beroep meer of anders verzochte.

Rechters

Mrs. Van den Wildenberg, Fockema Andreae-Hartsuiker en Van Bellen