Instantie: Gerechtshof ‘s-Gravenhage, 20 augustus 1999

Instantie

Gerechtshof ‘s-Gravenhage

Samenvatting


Moeder vraagt verhoging van de kinderalimentatie omdat de draagkracht van de
vader is toegenomen. De vader is beroepsmilitair en woont door de week gratis
in een kazerne. Hij woont alleen en heeft een nieuwe relatie. Hij heeft een
woning gekocht nabij kinderen en vriendin, waarvoor hij ƒ 688 per maand aan
hypotheek betaalt. Het hof acht deze kosten bovenmatig, gelet op zijn
levensomstandigheden, en houdt rekening met ƒ 1000 woonlasten. Met aflossing
van een schuld wordt geen rekening gehouden omdat deze al afgelost had kunnen
zijn.

Volledige tekst

Het geding

De ouders zijn met elkaar gehuwd geweest en gescheiden.
Bij beschikking van het Gerechtshof te ‘s-Gravenhage van 5 november 1993 is
bepaald dat de vader ƒ 80 per kind per maand als bijdrage in de kosten van
verzorging en opvoeding zal betalen (vermeerderd met indexering) voor hun bij
de moeder verblijvende kinderen:
Joyce, geboren op 4 mei 1987,
Chantal, geboren op 10 april 1989 en
Daniëlle, geboren op 10 april 1989.

De moeder heeft op 17 juli 1998 de rechtbank te Rotterdam verzocht – met
wijziging van de beschikking van het hof te ‘s-Gravenhage van 5 november 1993
– de kinderbijdrage ten behoeve van de voornoemde minderjarigen te bepalen op
ƒ 250 per maand per kind, met ingang van de dag waarop de beschikking in
deze zaak zou worden gegeven.
De rechtbank heeft bij beschikking van 12 januari 1999 het verzoek van de
moeder afgewezen.

De moeder is van deze beschikking tijdig in hoger beroep gekomen en heeft
verzocht de beschikking van 12 januari 1999 voormeld te vernietigen, om
daarbij te bepalen dat het verzoek de dato 17 juli 1998, namens appellante
bij de arrondissementsrechtbank Rotterdam ingediend, alsnog zal worden
gehonoreerd, subsidiair te bepalen dat de man een bijdrage zal voldoen voor
de drie kinderen, in goede justitie door het hof te bepalen.

De vader heeft een verweerschrift ingediend waarin hij heeft verzocht de
moeder niet-ontvankelijk te verklaren in haar appèl, althans haar verzoeken
af te wijzen, althans de door de vader voor de drie kinderen aan de moeder
maandelijks te betalen bijdrage in de kosten van levensonderhoud te handhaven
op ƒ 80 per maand per kind, althans een zodanige bijdrage vast te stellen
met ingang van die datum zoals het hof vermeent behoren.

Op 3 juni 1999 is de zaak mondeling behandeld.

Beoordeling van het hoger beroep

1. De moeder heeft aan het verzoek tot wijziging ten grondslag gelegd dat een
wijziging in de financiële omstandigheden van de vader heeft plaatsgevonden,
hetgeen door de vader niet is bestreden. Op grond daarvan dient de rechter de
behoefte en de draagkracht opnieuw te beoordelen.

2. De moeder is 34 jaar oud. Joyce, Chantal en Daniëlle wonen bij haar. Zij
ontvangt een bijstandsuitkering. De behoefte van de kinderen aan alimentatie
staat als niet bestreden vast.

3. De vader is 39 jaar oud. Hij is werkzaam als beroepsmilitair bij de
Koninklijke Landmacht. Volgens de jaaropgave over 1998, waarvan het hof zal
uitgaan, bedraagt zijn jaarinkomen ƒ 61.395. Hij is alleenstaand. Hij heeft
een vriendin, wier minderjarige kind hij heeft erkend. Omdat hij door de week
gratis inwoont in de kazerne te Assen en daar slechts ƒ 50 per week betaalt
voor zijn voeding, is naar het oordeel van het hof zijn primaire
levensbehoefte gereduceerd. Het hof zal dan ook bij de bepaling van de
draagkracht van de vader de bijstandsnorm voor een alleenstaande hanteren,
verminderd met ƒ 200 per maand.

4. De vader betaalt ƒ 257 per maand aan premie ziektekostenverzekering. Zijn
werkgever draagt daarin met een bedrag van ƒ 199 bij.

5. De vader heeft een woning in Nieuwerkerk aan den IJssel gekocht, wegens de
ligging niet te ver van zijn vriendin en van de kinderen, waarvoor hij een
hypothecaire lening (deels met een levensverzekeringscomponent, deels
aflossingsvrij) heeft afgesloten ter grootte van ƒ 337.500 in totaal.
Maandelijks betaalt hij daarvoor ƒ 1.688 rente naast ƒ 68 premie
levensverzekering, gekoppeld aan de hypotheek. Omdat het hof de woonlasten
van de vader, ook na aftrek van het belastingvoordeel, gelet op diens
levensomstandigheden, bovenmatig acht, houdt het hof fictief rekening met een
redelijk te achten maandelijkse woonlast van de vader van ƒ 1.000, als ware
het huur.

6. De vader heeft een continu-krediet bij de Finata Bank ter grootte van ƒ
35.000.
Dit hof is in zijn beschikking van 5 november 1993, waarbij tussen deze
partijen een kinderbijdrage van ƒ 80 is vastgesteld, uitgegaan van een
krediet van ƒ 16.231 dat met ƒ 541 per maand werd afgelost. Deze schuld had
dan ook voor de indiening van het verzoek in eerste aanleg afgelost kunnen
zijn. De vader heeft aangevoerd dat de schuld aan de ene kant is opgelopen
doordat zijn Nederlandse zaakwaarnemer zijn belangen niet goed heeft
behartigd toen hij in Bahrein werkte, en aan de andere kant doordat hij
herinrichtingskosten heeft moeten maken voor zijn nieuwe woning. Dat de vader
herinrichtingskosten heeft moeten maken die hij niet kon delgen uit de
opbrengst van zijn vorige woning te Biddinghuizen, heeft hij evenwel naar het
oordeel van het hof onvoldoende aannemelijk gemaakt. Dat de zaakwaarnemer de
vader niet goed heeft bijgestaan tijdens diens verblijf in Bahrein, is een
kwestie tussen de vader en de zaakwaarnemer, die naar het oordeel van het hof
de alimentatieverplichting jegens de kinderen niet dient te raken, nu de
vader niet aannemelijk heeft gemaakt dat de schade hieruit aanzienlijk is.

7. Uit dit alles volgt dat de draagkracht van de vader, in aanmerking genomen
het belastingvoordeel in verband met kinderalimentatie, een bijdrage toelaat
van ƒ 1.000 per maand, welke hij gelijkelijk over zijn vier kinderen dient te
verdelen. Omdat de vader dat voordeel over 1998 niet heeft, zal het hof de
verhoging doen ingaan op 1 januari 1999. De bestreden beschikking dient dan
ook te worden vernietigd.

Beslissing van de zaak in hoger beroep

Het hof:

vernietigt de bestreden beschikking en opnieuw beschikkende:

bepaalt – met dienovereenkomstige wijziging van de beschikking van het hof
van 5 november 1993 – de door de vader aan de moeder te betalen
kinderalimentatie met ingang van 1 januari 1999 op ƒ 250, – per maand per
kind, wat de na heden te verschijnen termijnen betreft bij vooruitbetaling te
voldoen;

verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;

wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af.

Rechters

Mrs Koning, Wigleven en Zeven-Postma