Instantie: Rechtbank Maastricht, 14 juli 1999

Instantie

Rechtbank Maastricht

Samenvatting


Verzoeker wenst vaststelling van een omgangsregeling. De vrouw wil geen
medewerking verlenen en voert verweer. De rechtbank oordeelt dat een
omgangsregeling – gelet op de standpunten van partijen – thans niet in het
belang van het kind is. De vrouw wordt een termijn van één jaar gegeven om
zich te bezinnen over de vraag of zij de vader uit het leven van het kind wil
houden. De omgangsregeling wordt voor de periode van een jaar afgewezen. Wel
wordt er een informatie- en raadplegingregeling afgesproken (opsturen foto’s,
schoolresultaten etc).

Volledige tekst

1. Het verloop van de procedure

Verzoeker, verder te noemen: de man heeft bij op 9 februari 1998 ter Griffie
ingediend verzoekschrift tot vaststelling van een omgangsregeling zich gewend
tot de Rechtbank.

Door de vrouw is op 3 maart 1998 een verweerschrift ingediend.

De zaak is behandeld ter terechtzitting van 4 maart 1998.

De Raad voor de Kinderbescherming te M. heeft op 21 augustus 1998 een rapport
uitgebracht.

De zaak is behandeld ter terechtzitting van 4 december 1998.

De vrouw heeft gereageerd bij brief van haar procureur, mr. Haverhoek, d.d.
11 maart 1999.

De Raad voor de Kinderbescherming heeft nog gereageerd bij brief van 15 maart
1999.

De man heeft gereageerd bij brief van zijn procureur d.d. 18 maart 1999.

De vrouw heeft gereageerd bij brief van haar procureur d.d. 13 april 1999.

De man heeft nog gereageerd bij brief van zijn raadsvrouwe, mr W. d.d. 14
april 1999.

De zaak is behandeld ter terechtzitting van 30 juni 1999.

2. Beoordeling:

De man heeft bij op 9 februari 1998 ter Griffie ingediend verzoekschrift
vaststelling verzocht van een omgangsregeling tussen de man en der partijen
minderjarige kind.

De vrouw volhardt in haar standpunt om geen enkele medewerking te verlenen
aan het vaststellen van een omgangsregeling dat de man heeft ingediend bij
zijn verzoek tot het vaststellen van een omgangsregeling. De Rechtbank van
oordeel, dat aan de vrouw ten hoogste een termijn van een jaar gegeven moet
worden, teneinde zich te bezinnen over de vraag of zij de vader van M. uit
het leven van het kind wil houden en welke de gevolgen daarvan voor het kind
zullen zijn.
Het thans vaststellen van een omgangsregeling zou, gelet op vorengeschetste
standpunten, niet in het belang zijn van M.
De Rechtbank heeft daarbij tevens rekening gehouden met de omstandigheid dat
partijen thans wel tot een informatie- en raadpleegregeling zijn gekomen,
zoals hierna nader weergegeven.

Op grond van het vorenstaande zal de Rechtbank de man het recht op omgang
ontzeggen voor de duur van een jaar.

Partijen hebben met betrekking tot het vaststellen van een informatie- en
raadpleegregeling overeenstemming bereikt in de zin zoals weergegeven in de
brief van de procureur van de vrouw, mr. Haverhoek, van 13 april 1999 en
bevestigd bij brief van de advocaat van de man, mr. W. d.d. 14 april 1999,
naar de Rechtbank begrijpt:

1. Tweemaal per jaar stuurt de vrouw één of meer recente foto’s van M. aan de
man.
2. elk kwartaal stuurt de vrouw een brief over de schoolresultaten, hobbies
en gezondheid van M. zelf. Nu M. gezien haar leeftijd in staat is om zelf te
schrijven, dient de vrouw dit te stimuleren.
3. De vrouw zal de man raadplegen inzake belangrijke beslissingen met
betrekking tot zaken als schoolkeuze, leerprestaties, beroepskeuze of
belangrijke zaken op medisch of financieel gebied betreffende het kind.

De vrouw heeft voorts bij monde van haar raadsvrouwe spontaan bij gelegenheid
van de op 30 juni 1999 gehouden mondelinge behandeling toegezegd dat zij
binnen een week na de datum van deze terechtzitting aan de man kopieën van
het Kerst- en Paasrapport van het afgelopen schooljaar, alsmede recente
foto’s van M. zal zenden. De Rechtbank zal dienovereenkomstig beslissen.

3. Beslissing:

De Rechtbank:

Ontzegt de man het recht op omgang VOOR DE DUUR VAN EEN JAAR met der partijen
minderjarige kind:

M. geboren op 23 september 1991.

Stelt vast dat tussen partijen de navolgende informatie- en raadpleegregeling
geldt:
1. Tweemaal per jaar stuurt de vrouw één of meer recente foto’s van M. aan de
man.
2. elk kwartaal stuurt de vrouw een brief over de schoolresultaten, hobbies
en gezondheid van M. zelf. Nu M. gezien haar leeftijd in staat is om zelf te
schrijven, dient de vrouw dit te stimuleren.
3. De vrouw zal de man raadplegen inzake belangrijke beslissingen met
betrekking tot zaken als schoolkeuze, leerprestaties, beroepskeuze of
belangrijke zaken op medisch of financieel gebied betreffende het kind.

De vrouw zal bovendien binnen een week na de datum van de behandeling ter
terechtzitting van 30 juni 1999 kopieën van het Kerst- en Paasrapport van het
afgelopen schooljaar, alsmede recente foto’s van M.aan de man doen toekomen.

Wijst af het meer of anders verzochte

Verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.

Rechters

Mr. Bröcker