Instantie: Kantonrechter Amsterdam, 29 juni 1999

Instantie

Kantonrechter Amsterdam

Samenvatting


Swissair verzoekt ontbinding van de arbeidsovereenkomst (7:685 BW).
Werkneemster is 36 jaar, bijna 2 jaar in dienst als medewerkster
reserveringen. Wg. voert aan
dat de reserveringsafdeling is verhuisd van Amsterdam naar Brussel en biedt
vergoeding aan. Wn. wenst in aanmerking te komen voor andere passende
functie. Werkneemster is zwanger.
Hoewel de opzegverboden bij ontbinding feitelijk niet van toepassing zijn,
stelt Swissair geen ontslag te beogen zolang een opzegverbod van toepassing
is. De kantonrechter stelt dat
het opzegverbod van art. 7:670 lid 2, 2e volzin van toepassing is (geen
opzegging mogelijk gedurende de eerste 6 weken van werkhervatting na afloop
van bevallingsverlof). Met
werkhervatting wordt i.c. gelijk gesteld de situatie waarin de werknemer
hersteld is en bereid is te hervatten, doch de werkgever van dat aanbod geen
gebruik maakt.

Volledige tekst

Verloop van de procedure

Het verzoekschrift strekt tot ontbinding van de hierna te noemen
arbeidsovereenkomst wegens gewichtige redenen, als bedoeld in art. 7:685 van
het Burgerlijk Wetboek.

Verweerster heeft een verweerschrift ingediend.

Ter terechtzitting van 29 juni 1999 heeft de mondelinge behandeling
plaatsgevonden, waarop partijen en hun gemachtigden zonder enig bericht van
verhindering niet zijn verschenen.

Gronden van de beslissing

1. V.d.G., die 36 jaar oud is, is op 1 juli 1997 in dienst van verzoekster
(hierna ook: Swissair) getreden. Haar functie is medewerkster afdeling
reservering. Het salaris bedraagt ƒ 2.530 bruto per maand, excl. 8%
vakantietoeslag en overige emolumenten.

2. Als gewichtige reden tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst voert
Swissair aan veranderingen in de omstandigheden van dien aard, dat de
dienstbetrekking billijkheidshalve zo spoedig mogelijk behoort te eindigen.
Swissair heeft daartoe aangevoerd dat de reserveringsafdeling waar v.d.G.
haar werkzaamheden verrichtte is verplaatst van Amsterdam naar Brussel,
waarmee haar functie is vervallen. Swissair stelt voor v.d.G. geen andere
arbeidsplaats beschikbaar te hebben. Swissair heeft tevens aangegeven met de
indiening van haar ontbindingsverzoek te hebben willen wachten tot na de
afloop van het zwangerschapsverlof van v.d.G. per 28 mei 1999. Swissair heeft
aangeboden om aan v.d.G. een vergoeding van ƒ 8.200 bruto te betalen bij een
ontbinding per 30 juni 1999, althans een door de kantonrechter te bepalen
datum. Bij brief d.d. 15 juni 1999 heeft Swissair nog laten weten dat er voor
zover haar bekend was geen sprake was van enig opzegverbod op het moment van
indiening van het verzoekschrift nu v.d.G. hersteld was per 28 mei 1999.

3. V.d.G. heeft zich in haar verweerschrift tegen toewijzing van het
ontbindingsverzoek verzet en gesteld zich daarmee niet te kunnen verenigen.
Hoewel zij erkent dat haar functie is komen te vervallen als gevolg van een
reorganisatie wenst zij in aanmerking te komen voor een passende vacature
zodra. die ontstaat om welke reden zij verzoekt om afwijzing van het
ontbindingsverzoek.

4. Nu partijen, ondanks een behoorlijke oproeping, niet verschenen zijn bij
de mondelinge behandeling van het verzoek zal op de stukken beslist dienen te
worden. Anders dan Swissair meent was er op en na 28 mei 1999 – evenals heden
– echter wel sprake van een opzegverbod nu een redelijke wetstoepassing van
het bepaalde in art. 670 lid 2 2e volzin van Boek 7 BW meebrengt dat aan
een werkhervatting in de zin van dat artikel is voldaan als de werkneemster
hersteld is en bereid en in staat is de bedongen arbeid te hervatten, doch de
werkgever om voor risico van de werkgever komende omstandigheden van dat
aanbod geen gebruik maakt. Tevens is onvoldoende gesteld om aan te kunnen
nemen dat sprake is van een beëindiging van het onderdeel van de onderneming
waarin v.d.G. werkzaam was nu er immers niet is gesteld of gebleken dat de
werkzaamheden beëindigd zijn, doch slechts dat deze van Amsterdam zijn
verplaatst naar Brussel, welke geografische verplaatsing op zichzelf niet met
een beëindiging kan worden gelijkgesteld.

5. Het vorenstaande brengt mee dat er van uit dient te worden gegaan dat
Swissair thans de arbeidsovereenkomst met v.d.G. niet mag opzeggen, zodat –
rekening houdende met het eigen uitgangspunt dat Swissair uitdrukkelijk heeft
gesteld in acht te willen nemen, namelijk dat tijdens een opzegverbod geen
ontbindingsverzoek wordt ingediend – toewijzing van het verzoek de strekking
van het opzegverbod zodanig zou doorkruisen dat het verzoek thans niet
toewijsbaar is. Het verzoek zal mitsdien worden afgewezen.

6. Er zijn onvoldoende termen verzoekster met de door v.d.G. gemaakte kosten
te belasten, zodat de kosten zullen worden gecompenseerd in die zin dat ieder
der partijen de eigen kosten zal dragen.

Beslissing

Het verzoek wordt afgewezen.

Partijen dragen ieder de eigen proceskosten.

Rechters

Mr Van der Meer