Instantie: Rechtbank Arnhem, 18 juni 1999

Instantie

Rechtbank Arnhem

Samenvatting


Seksueel misbruik gedurende 13e tot 15e levensjaar, de periode waarin eiseres
werkzaam was als weekendhulp in het bedrijf van gedaagde. De strafrechter
veroordeelde de man op 27 oktober 1998 tot 4 weken onvoorwaardelijk/60 uur
dienstverlening en 4 weken voorwaardelijk. In dit kort geding wordt ƒ 50.000
gevorderd als voorschot op de schadevergoeding (waarvan ƒ 25.000
immaterieel). Er wordt zowel voor materiële als
voor immateriële schade een bedrag van ƒ 5000 toegekend.

Volledige tekst

Het verloop van de procedure

Eiseres heeft gedaagde ter terechtzitting in kort geding doen dagvaarden en
bij mondelinge conclusie van eis gevorderd als weergegeven in de dagvaarding.
Gedaagde heeft geconcludeerd tot weigering van de gevorderde voorzieningen.
De procureur van eiseres en de advocaat van gedaagde hebben de zaak bepleit,
overeenkomstig de door hen overgelegde pleitnotities.
Daarbij heeft de procureur van eiseres producties in het geding gebracht.
Tenslotte hebben partijen de processtukken voor het wijzen van vonnis
overgelegd.

De vaststaande feiten

1. Op grond van de stellingen van partijen en de inhoud van de producties –
alles voorzover niet dan wel onvoldoende weersproken – staat voorshands het
navolgende vast.
a. Eiseres is geboren op 5 juni 1979. Zij is in de periode 1993 tot en met
juli 1994, derhalve van haar 13e tot haar 15e jaar, door gedaagde seksueel
misbruikt. Dit misbruik heeft plaatsgevonden gedurende de tijd dat eiseres
als weekendhulp in het bedrijf van gedaagde werkzaam was.
b. Gedaagde is voor de door hem gepleegde feiten bij onherroepelijk geworden
vonnis van de politierechter te Arnhem van 27 oktober 1998 veroordeeld tot
een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 4 weken, om te zetten in 60 uur
dienstverlening, alsmede tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 4 weken
met een proeftijd van 2 jaar.
c. Van jongs af aan heeft eiseres belangstelling gehad voor pony’s en
paarden. Het was de bedoeling van eiseres en haar ouders dat zij haar
toekomst zou vinden (als zelfstandig onderneemster) in de paardenwereld. Om
die reden koos zij na de basisschool voor het agrarisch onderwijs.
d. Deze schoolopleiding heeft eiseres niet afgemaakt. Vanaf medio 1993
ontstonden bij haar spanningen, die resulteerden in het maken van ruzie. op
school en thuis en het zich dwars en onhandelbaar gedragen.
e. In het najaar van 1995 is eiseres van school gegaan. Vanaf die tijd heeft
zij verschillende baantjes gehad, zoals paardenverzorgster,
assistent-instructrice in een manege, medewerkster in een tuincentrum, groom
in een hengstenhouderij en uitzendkracht. Deze werkzaamheden zijn door
problemen en spanningen aan de zijde van eiseres geëindigd. Ook heeft
eiseres, toen het seksueel misbruik in 1998 naar buiten kwam, een half jaar
een ziektewetuitkering gehad.
f. Vanaf 27 november 1998 is eiseres in verband met (de verwerking van) het
seksueel misbruik onder behandeling van een psycholoog-psychotherapeut.

De vordering

2. Eiseres vordert in dit geding gedaagde te veroordelen tot betaling van een
bedrag van ƒ 50.000 -, vermeerderd met de wettelijke rente, als voorschot op
een van gedaagde in een bodemprocedure te vorderen schadevergoeding.
Eiseres voert daartoe het volgende aan. Zij stelt dat zij als gevolg van het
seksueel misbruik door gedaagde immateriële en materiële schade heeft
geleden.
Wat betreft de immateriële schade verwijst eiseres naar het door haar
overgelegde rapport van de psychotherapeute drs. H.B.M. Wilken. De
immateriële schade begroot eiseres op ƒ 25.000.
Volgens eiseres hebben de gedragingen van gedaagde ook tot gevolg gehad dat
er van alles is mis gegaan in haar opleiding en dat zij thans werk verricht
dat niet aansluit bij haar capaciteiten. Eiseres zegt opnieuw een start te
willen maken en de opleidingsschade die zij heeft opgelopen te willen
inhalen. Het liefst zou zij zien dat zij, na het volgen van een
instructeursopleiding, haar kwaliteiten binnen de paardenwereld zou kunnen
geldend maken. Daarvoor is in de visie van eiseres een totaalbedrag
noodzakelijk van ruim ƒ 140.000. Teneinde te bepalen wat voor eiseres de
beste mogelijkheid is om een nieuwe start te maken zou een arbeidskundig
onderzoek nodig zijn gevolgd door een scholingstraject en begeleiding.
Eiseres noemt het bureau Terzet te Apeldoorn als terzake deskundig om haar,
gelet op haar specifieke problematiek, in deze bij te staan.
Naast de hiervoor genoemde schadebedragen vordert eiseres in de
bodemprocedure nog stallingskosten, reiskosten en therapiekosten. Totaal
bedraagt de vordering in die procedure, behoudens een aantal p.m.-posten,
bijna ƒ 180.000.
Met het aan haar in de onderhavige kort geding-procedure toe te wijzen
voorschot wil eiseres onder meer met een begeleidingstraject door het bureau
Terzet een start maken. De kosten hiervoor begroot zij tussen ƒ 10.000 en ƒ
30.000. Door die start zal naar de mening van eiseres een schadeverminderend
effect optreden. Bovendien zal toewijzing van een voorschot voor eiseres
erkenning van haar problematiek inhouden. Het spoedeisend belang bij de
gevraagde voorziening is volgens eiseres daarmee gegeven.

3. Gedaagde heeft tegen de vorderingen van eiseres gemotiveerd verweer
gevoerd.

De beoordeling van de vordering

4. Het spoedeisend belang van eiseres bij de gevorderde voorziening staat,
gelet op hetgeen zij daartoe heeft aangevoerd, in voldoende mate vast.
5. Gegeven het feit dat gedaagde door de strafrechter onherroepelijk is
veroordeeld voor het plegen van ontuchtige handelingen met eiseres staat vast
dat gedaagde onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld. Dat eiseres als gevolg
daarvan schade heeft geleden is zonder meer aannemelijk te achten Het mag als
algemeen bekend worden verondersteld dat seksueel misbruik tot ernstige
lichamelijke en psychische schade kan leiden.

6. Uit het rapport van de psycholoog-psychotherapeut mevrouw drs. Wilken is
af te leiden dat als gevolg van seksueel misbruik eiseres lijdt aan
posttraumatische stressstoornis en sociale angststoornis. Voorshands is
voldoende aannemelijk geworden dat deze klachten een gevolg zijn van de aan
gedaagde verweten ontuchtige handelingen. Door gedaagde worden de klachten
ook niet ontkend, noch betwist hij dat de klachten zijn voortgevloeid uit
zijn onrechtmatig gedrag. De psychische situatie waarin eiseres thans door
toedoen van gedaagde is komen te verkeren is voldoende reden voor het
toekennen van immateriële schadevergoeding. Deze zal, in afwachting van het
oordeel van de bodemrechter, voorshands naar redelijkheid en billijkheid
worden begroot op ƒ 5.000. Van de zijde van eiseres is nog aangevoerd dat in
gevallen, die vergelijkbaar zijn met wat eiseres is overkomen, door
rechterlijke instanties hogere bedragen aan immateriële schadevergoeding zijn
toegekend, maar zij laat na die stelling met bescheiden of anderszins te
onderbouwen, zodat daaraan voorbij moet worden gegaan.

7. Met betrekking tot de omvang van de materiële schade wordt het volgende
overwogen.
Gedaagde heeft de door eiseres gestelde omvang van die schade betwist. In het
kader van een kort geding-procedure valt de precieze hoogte van de schade
niet vast te stellen. Hierover zal in de bodemprocedure, zo nodig aan de hand
van een deskundigenrapport, duidelijkheid moeten worden verkregen. Niettemin
kan reeds thans worden geoordeeld dat de kosten voor therapeutische hulp aan
eiseres voor vergoeding in aanmerking behoren te komen. Door die hulp zal de
door gedaagde aan eiseres veroorzaakte psychische schade kunnen worden
verminderd. Voorts wordt aannemelijk geacht dat als gevolg van het
onrechtmatig gedrag van gedaagde eiseres de door haar gevolgde opleiding
heeft moeten afbreken en vervolgens niet in staat of bij machte is gebleken
haar leven op een evenwichtige wijze, ook wat betreft haar werk, in te
richten. Daardoor is voor eiseres schade ontstaan die gedaagde moet
vergoeden. De hoogte van die schade kan in ieder geval worden gerelateerd aan
de kosten van het door eiseres gewenste arbeidskundig onderzoek, waardoor zo
optimaal mogelijk haar kansen op de arbeidsmarkt in kaart worden gebracht en
zij haar door gedaagde verstoorde toekomst beter zal kunnen bepalen. Dat op
dit moment aanleiding zou bestaan om ook andere kosten, zoals die voor
scholing en reïntegratie, voor vergoeding in aanmerking te doen komen is,
mede nu de resultaten van het onderzoek nog onbekend zijn, onvoldoende reden.
Op grond van het hiervoor overwogene zal de materiële schadevergoeding,
eveneens naar redelijkheid en billijkheid, voorshands worden vastgesteld op ƒ
5.000.

8. Uit het voorgaande volgt dat, als voorschot op de door eiseres te vorderen
schadevergoeding, zal worden toegewezen een bedrag van ƒ 10.000.
De door eiseres gevorderde uitvoerbaarverklaring op de minuut wordt
afgewezen, nu op korte termijn een voor tenuitvoerlegging vatbaar afschrift
van dit vonnis beschikbaar is.
Aangezien partijen over en weer gedeeltelijk in het ongelijk worden gesteld
zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd.

De beslissing

De president

veroordeelt gedaagde tot betaling aan eiseres van een bedrag van ƒ 10.000
(tienduizend gulden), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag der
dagvaarding tot aan die der algehele voldoening,

verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,

weigert het anders of meer gevorderde,

compenseert de proceskosten tussen partijen in die zin dat iedere partij de
eigen kosten draagt.

Rechters

Mr Hooft Graafland