Instantie: Rechtbank Leeuwarden, 10 december 1998

Instantie

Rechtbank Leeuwarden

Samenvatting


Man is de woning van een vrouw binnengedrongen en heeft daar ontuchtige
handelingen met haar gepleegd terwijl zij sliep. Zij verkeerde daardoor in
lichamelijke onmacht en kon zich niet verzetten tegen de onzedelijke
handelingen, aldus de rechtbank. De Officier van Justitie vordert een
gevangenisstraf van zes maanden, waarvan drie voorwaardelijk. De rechtbank
legt een werkstraf op voor de duur van 140 uur.

Volledige tekst

verkort vonnis

Tenlastelegging
Aan dit vonnis is een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van de
dagvaarding gehecht, waaruit de inhoud van de tenlastelegging geacht moet
worden hier te zijn overgenomen.

Kwalificatie
Het bewezene levert op de misdrijven:
1. primair. Met iemand van wie hij weet dat zij in lichamelijke onmacht
verkeert ontuchtige handelingen plegen.
2. In de woning bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen.
3. Poging tot in de woning bij een ander in gebruik, wederrechtelijk
binnendringen.

Strafbaarheid verdachte:
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige
strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering:
De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden strafsoort en
strafmaat in aanmerking:
– de aard en de ernst van de gepleegde feiten.
– de omstandigheden waaronder deze zijn begaan.
– de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken en
deze naar voren komt uit de hem betreffende voorlichtings- en psychiatrische
rapportage en het uittreksel uit het algemeen documentatieregister.

De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van de drie
telastegelegde feiten te veroordelen tot een gevangenisstraf van 6 maanden,
waarvan 3 maanden voorwaardelijk niet ten uitvoer te leggen.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat in casu bij
herhaling sprake is geweest van een zeer ernstige schending van de
persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer die culmineerde in een voltooid
zedendelict.
Overmatig drankgebruik kan geen verontschuldiging zijn voor dit uiterst
afkeurenswaardig gedrag waardoor -zoals uit het proces-verbaal van de politie
blijkt- aannemelijk is dat verdachte het slachtoffer grote schrik heeft
aangejaagd alsmede angstgevoelens bij haar heeft teweeggebracht om alléén in
huis te zijn.
Verdachte is niet eerder met politie en justitie in aanraking geweest.
In het over verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport wordt opgemerkt dat
verdachte de ernst van zijn gedrag inziet en oprechte spijt heeft over het
voorgevallene. Hij heeft zich onder behandeling van het STAPP gesteld.
Rapporteur acht begeleiding door de reclassering niet noodzakelijk nu naar
zijn oordeel de kans op recidive gering is te achten.
Naar het oordeel van de rechtbank vindt hetgeen hierboven is overwogen in
beginsel op juiste wijze zijn weerslag in de door de officier van justitie
gevorderde straf. Gelet op verdachtes aanbod daartoe zal de rechtbank, in
plaats van het onvoorwaardelijke gedeelte van de straf, een werkstraf
opleggen.

Toepassing van wetsartikelen:
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22b, 45, 57, 138 en
247 van het Wetboek van Strafrecht.

De uitspraak van de rechtbank luidt:
Rechtdoende:
Verklaart het onder 1 primair, 2 en 3 telastegelegde bewezen, te kwalificeren
en strafbaar als voormeld en verdachte deswege strafbaar.

Veroordeelt verdachte tot:

Een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden.

Bepaalt, dat deze gevangenisstraf niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de
rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde zich voor
het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op twee jaren,
aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.

Het verrichten van onbetaalde arbeid ten algemenen nutte voor de duur van 140
uren, in de plaats van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van
3 maanden.

Stelt de termijn binnen welke de arbeid, nadat dit vonnis onherroepelijk is
geworden, moet aanvangen op 4 maanden. Stelt de termijn binnen welke de
arbeid na aanvang dient te worden verricht op 12 maanden. Bepaalt de aard van
de te verrichten werkzaamheden op onderhoud, huishoudelijk, administratief of
soortgelijk aan deze, dan wel op een combinatie daarvan.

Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is telastegelegd
dan het bewezenverklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.

Dagvaarding van verdachte
Sector:
Parketnr:
Volgnr:
Aan:
naam:
voornamen:
geboren op:
wonende te:
adres:

Hierbij dagvaard ik u om als verdachte te verschijnen op dinsdag 28 april
1998, te 11.45 uur, ter terechtzitting van de meervoudige strafkamer in de
arrondissementsrechtbank te Leeuwarden, Zaailand 102, teneinde terecht te
staan terzake van hetgeen hieronder is omschreven.
Ik verwijs naar de mededelingen onder 1.2.5.6.7.8.9 en 10 op de achterzijde
van dit blad.
De officier van justitie

Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat

1. Hij op of omstreeks 31 augustus 1997 te Wommels, in de gemeente
Littenseradiel, met Y.A.Z., van wie hij, verdachte, wist dat ze toen in staat
van bewusteloosheid of lichamelijke onmacht verkeerde, immers wist hij,
verdachte, althans had hij, verdachte, kunnen weten, dat die Z. toen in een
(zeer) diepe en/of (zeer) vaste slaap was, althans in slaap was, althans dat
die Z. zich toen niet bewust was van zijn aanwezigheid, althans van haar
naaste omgeving, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd
bestaande uit het, nadat hij, verdachte, naast die Z. die toen slechts
gekleed was in een slipje en aldus vrijwel naakt was, in bed was gaan liggen,
ontuchtiglijk betasten, althans aanraken, van (een van) de borsten van die Z
en/of
uit het ontuchtiglijk geheel of gedeeltelijk met zijn, verdachtes, lichaam
gaan en/of blijven liggen op het vrijwel naakte lichaam van die Z;
(art. 247, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht)

Subsidiair zo het vorenstaande niet mocht leiden tot schuldigverklaring van
en strafoplegging aan verdachte
hij op of omstreeks 31 augustus 1997 te Wommels, in de gemeente
Littenseradiel, opzettelijk oneerbaar op een niet openbare plaats, te weten
in de slaapkamer, althans in de woning van Y.A.Z., naast die Z., die toen
slechts gekleed was in een slipje en aldus vrijwel naakt was, in bed is gaan
liggen en/of (een van) de borsten van die Z. heeft betast, althans
aangeraakt, en/of geheel of gedeeltelijk met zijn, verdachtes, lichaam is
gaan en/of blijven liggen op het vrijwel naakte lichaam van die Z., terwijl
daarbij voornoemde Z. haars ondanks tegenwoordig was;
(art. 239 aanhef en onder 3e. van het Wetboek van Strafrecht)

2. hij op of omstreeks 31 augustus 1997 (rond 02.00 uur) te Wommels, in de
gemeente Littenseradiel, wederrechtelijk is binnengedrongen in een woning
gelegen op of aan of bij ’t Bosk (nummer 98) en in gebruik bij Y.A.Z.,
althans bij een ander of anderen dan bij verdachte;
(art. 138, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht)

3. hij op of omstreeks 31 augustus 1997 te Wommels, in de gemeente
Littenseradiel, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
(nadat hij enige tijd daarvoor reeds was binnengedrongen in de woning gelegen
aan ’t Bosk (nummer 98) (wederom) wederrechtelijk binnen te dringen in
voornoemde woning, althans in een woning gelegen op of aan of bij ’t Bosk
(nummer 98), welke toen in gebruik was bij Y.A.Z., althans bij een ander of
anderen dan bij verdachte,
opzettelijk wederrechtelijk een (uitzet)raam (geheel of gedeeltelijk)
(verder) heeft opengeduwd, althans (verder) heeft opengemaakt en/of
(vervolgens) een been, althans een deel van zijn lichaam, door de hierdoor
ontstane opening heeft gestoken, althans gebracht;
(art. 138, eerste lid, juncto art. 45, eerste lid, van het Wetboek van
Strafrecht.

Noot

Annotatie verkrachting tijdens de slaap, juridische ontwikkelingen
Het eerste slaapvonnis in 1996 wekte veel discussie op en er was alom
verbazing; hoe kan je nu tijdens je slaap worden verkracht, dan word je toch
wakker? En je merkt toch wie er bij je in bed ligt? (in het geval dat de man
zich voordeed als de vriend van het slachtoffer.) Ondertussen zijn we zes
slaapuitspraken verder.

Deze uitspraken over verkrachting tijdens de slaap overziend, doemen twee
soorten zaken op: enerzijds zaken waar mannen seksuele gemeenschap hebben met
hun slapende ex-vriendin/echtgenoot nadat zij onrechtmatig het huis zijn
binnengedrongen (belagende mannen) en anderzijds zaken waar mannen na een
feest blijven slapen bij de vrouw en haar tijdens de slaap (al dan niet
slapende) verkrachten. Recent sprak de Rechtbank Rotterdam zich hierover uit.
(Volkskrant 8 mei 1999: het betrof een vrouw die met haar partner en een
vriend na een feest in één bed is gaan slapen. De vriend dringt seksueel bij
de vrouw binnen tijdens haar slaap.) De uitspraak van Rechtbank Groningen 20
april 1998, RN 1998, 942 betrof eveneens zo’n soort zaak (de slaapwandelaar)
en ook de uitspraak van het Hof Amsterdam 4 september 1995, NJ 1997, 428
duidt op zo n situatie.
De te bespreken uitspraken behoren tot de ‘belagende’ soort. Het arrest van 3
november 1998 betreft een ex-partner die onrechtmatig het huis is
binnengekomen en seksuele gemeenschap heeft met de vrouw tijdens haar slaap.
Zij wordt wakker op het moment dat hij bezig is en roept dat hij moet
ophouden. Dit doet de man niet en vanaf dat moment is er in juridische zin
sprake van verkrachting. De andere uitspraak, Rechtbank Leeuwarden 10
december 1998, betreft een ex-partner die herhaaldelijk de persoonlijke
levenssfeer van de vrouw ernstig schaadt en op de bewuste nacht ontuchtige
handelingen pleegt met de vrouw tijdens haar slaap. De man wordt veroordeeld
voor ontucht met een lichamelijk onmachtige (en huisvredebreuk). Het
slaapvonnis uit 1996 (Rb
eeuwarden RN 1996, 593) kan eveneens tot de ‘belagende soort’ worden
gerekend, aangezien de man al jaren achter de vrouw aanzat en niet
accepteerde dat de vrouw geen relatie met hem wilde. Die nacht is hij zonder
toestemming haar huis binnengedrongen en heeft zonder toestemming van de
vrouw seksuele gemeenschap met haar gehad.

In de te bespreken uitspraken spelen juridisch-technisch twee problemen:
wanneer is sprake van lichamelijke onmacht, m.a.w. wanneer is de slaap zo
diep dat gesproken kan worden van lichamelijke onmacht en ten tweede, wanneer
is sprake van dwang; gaat het om de inbreuk op de wilsvrijheid of om het
breken van de weerstand?
De vraag is of slaap altijd een situatie van lichamelijke onmacht
is. Naar aanleiding van het eerste slaapvonnis is hierover gedebatteerd en
naar voren gebracht dat er ook sprake kan zijn van halfslaap. In dat laatste
geval zou geen sprake zijn van lichamelijke onmacht. De werkelijkheid wijst
uit dat het onderscheid tussen slaap en halfslaap niet eenduidig is te
trekken en dat mensen niet allemaal op dezelfde wijze slapen. Er kan sprake
zijn van diepe slaap onder invloed van drank en drugs, maar ook vanuit een
gevoel van veiligheid. De ene mens wordt van een vreemd geluid direct klaar
wakker, terwijl iemand anders door een kanonskogel nog niet wakker schrikt.
Thuis slaap je vaak veel dieper dan als je in een vreemd bed slaapt. Ook
kunnen er tijdens de slaap reacties plaatsvinden, zonder dat men zich er van
bewust is. Dit wordt ook als verweer naar voren gebracht, zowel door de
‘slaapwandelaar’ (RN 1998, 942), als in het hiervoor vermelde geval van ‘met
z’n drieën in een bed’ (Volkskrant 8 mei 1999). Onbewuste reacties kunnen
agressief of vriendelijk zijn. De één scheldt en slaat in haar of zijn slaap
tijdens het dromen of als de bedgenoot beweegt, terwijl de ander iets
vriendelijks mompelt. Nu lijkt de eerste manier van reageren in het voordeel
van een slachtoffer van seksuele dwang te zijn, want als de niet gewilde
seksuele handeling is begonnen en er wordt geroepen ‘donder op’ dan kan,
juridisch beschouwd, sprake zijn van verkrachting (HR 3 november 1998).
Terwijl vriendelijk blijven vanuit het vertrouwen dat iemand jouw
lichamelijke integriteit respecteert, juridisch beschouwd betekent dat er
geen blijk is gegeven van weerstand, dus is er geen sprake van dwang en kan
niet gesproken worden van verkrachting. (In het geval dat de man door
misleiding de vrouw tijdens haar (half)slaap verkrachtte, kan de vrouw van
het vriendelijke type zijn geweest. RN 1996, 593 en RN 1997, 721 en RN 1998,
943). Nu zal doorgaans in beide gevallen verkrachting niet zijn te bewijzen,
omdat de slachtoffers zich niet bewust
zijn van hun reactie tijdens de slaap en de verdachte niet zal erkennen dat
er werd geroepen ‘donder op’.

Juist om de juridische discussie te vermijden wanneer wel en wanneer geen
sprake is van een situatie van lichamelijke onmacht tijdens de slaap hebben
Zeegers en ik ervoor gepleit de wilsvrijheid als uitgangspunt te nemen, de
zogenaamde ruime visie (annotatie bij Hof Leeuwarden, RN 1997, 721). Dit
sluit aan bij de uitgangspunten van de zedenwetswijziging in 1991. Ook P-G
Dorhout bij het gerechtshof Leeuwarden vertolkte dit standpunt in zijn
middelen van cassatie. De HR hanteert echter de beperkte visie, en dit is
nogmaals herhaald in het arrest van 3 november 1998; het breken van de
weerstand is uitgangspunt. Dit levert de, naar mijn mening, gekunstelde
constructie op dat het iemand doen ondergaan van seksuele handelingen tijdens
de slaap kan aanvangen zonder dwang, maar dat het tijdens de seksuele
gemeenschap wakker worden en roepen ‘ga van mij af’, dwang oplevert als de
man doorgaat. Mitsdien is er vanaf dat moment sprake van verkrachting. Dit
betekent dat de vrouw die wakker wordt tijdens de niet gewilde seksuele
gemeenschap en uitroept ‘ga weg, dit wil ik niet’, waarop de man weggaat, in
juridische zin niet is verkracht. Terwijl de psychische en lichamelijke
gevolgen voor het slachtoffer in beide gevallen hetzelfde kunnen zijn, zoals
een gevoel van onveiligheid in eigen huis, een ernstige aantasting van de
seksuele en lichamelijke integriteit, problemen rond seksualiteit, of het
oplopen van een geslachtsziekte. Zelfs een ongewenste zwangerschap kan het
resultaat zijn.
Bovendien wordt naar mijn mening aan het feit dat de mannen in beide
uitspraken ongewenst zijn binnengekomen te weinig waarde gehecht. In de
Leeuwarder zaak is de man eveneens veroordeeld voor huisvredebreuk en uit het
arrest van november 1998 komt bij de bewijsmiddelen naar voren dat de man
onrechtmatig is binnengekomen (opzettelijk met zijn linkervoet de onderste
ruit van de voordeur heeft ingetrapt zodat hij de voordeur kon openen). Het
onrechtmatig binnenkomen geeft aan dat de vrouw geen toestemming gaf het huis
binnen te komen, laat staan dat zij toestemming gaf haar lichaam te betasten
of seksueel te gebruiken. Wanneer wordt uitgegaan van een ruime uitleg van
dwang levert het onrechtmatig binnen zijn in een huis een situatie van
wilsonvrijheid op, waardoor de seksuele gemeenschap met de vrouw als
verkrachting kan worden gekwalificeerd. Het gaat niet om het breken van de
weerstand, maar om het onvrijwillig hebben van seksuele gemeenschap. De eis
dat de vrouw in dit soort situaties kenbaar moet maken dat zij werkelijk geen
seks wil met de man die haar in haar slaap overrompelt, is een eis die past
binnen het dominante mannelijke betoog dat de vrouw eerst nee moet zeggen en
zich moet verzetten tegen seksuele avances.
Het feit dat in beide zaken de mannen onrechtmatig het huis zijn
binnengedrongen, heeft waarschijnlijk wel indirect meegespeeld in de
overtuiging van de rechters dat de vrouw geen seks wilde. Vandaar die
enigszins vreemde constructie van dwang en het terugvallen op lichamelijke
onmacht.
Hoewel de constructie van de HR in het arrest van 3 november 1998 kan worden
gezien als een tegemoetkoming van slachtoffers van verkrachting tijdens de
slaap omdat een minimum aan dwang wordt geaccepteerd – het doorgaan met
seksuele handelingen terwijl geroepen wordt ‘ga van me af’ – geldt deze
constructie enkel voor een beperkt aantal gevallen. Een ruime interpretatie
van dwang waarbij de nadruk ligt op wilsvrijheid en niet op het breken van de
weerstand doet meer recht aan de kwetsbare positie van slapende vrouwen.
Daarnaast kan de kwalificatie lichamelijke onmacht voor situaties
van verkrachting tijdens de slaap uitkomst bieden. Maar ook deze constructie
zal niet altijd gebruikt kunnen worden. Zowel Rechtbank Rotterdam als
Rechtbank Leeuwarden hebben de seksuele handelingen gepleegd met een slapende
vrouw gekwalificeerd als ontucht met een lichamelijk onmachtige. In beide
gevallen is een voorwaardelijke gevangenisstraf en dienstverlening (resp. 100
uur en 140 uur) opgelegd voor verkrachting tijdens de slaap. De vraag is of
dit door de HR zal worden bevestigd. In dat geval zou lichamelijk onmachtig
niet restrictief moeten worden uitgelegd, maar extensief naar de ratio van
artikel 243 Sr: het bieden van extra bescherming aan personen die door
geestelijke of lichamelijke oorzaken niet of onvolkomen in staat zijn hun wil
te bepalen of weerstand te bieden tegen seksuele toenaderingen. (Zie mijn
annotatie bij RN 1998, 942.) Het moet dan niet gaan om de vraag of sprake was
van slaap of halfslaap, maar om de vraag of sprake was van een situatie
waarin het slachtoffer niet alert en adequaat kon reageren.

Katinka Lünnemann

Rechters

Mrs. Gelder, Aaldruks en Jansen