Instantie: Gerechtshof Amsterdam, 26 november 1998

Instantie

Gerechtshof Amsterdam

Samenvatting


Kinderporno. Verdachte is in hoger beroep gegaan van een veroordeling tot vijf jaar gevangenisstraf voor een zestal delicten: kinderporno, seksueel
misbruik van minderjarigen etc. Hoger beroep faalt.

Volledige tekst

De procesgang

De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.

Het gerechtshof te ‘s-Gravenhage heeft in hoger beroep bij arrest van 26
februari 1997 het vonnis van de arrondissementsrechtbank vernietigd, en
opnieuw rechtdoende verdachte van het onder 2 en 6. primair tenlastegelegde
vrijgesproken en verdachte voor het onder 1, 3. primair, 4. primair, 5.
primair en 6. subsidiair tenlastegelegde -terzake van 1: een gegevensdrager,
bevattende een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die
kennelijk de leeftijd van 16 jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken, in
voorraad hebben, meermalen gepleegd; 3. primair: met iemand van wie de dader
weet dat zij in staat van onmacht verkeert ontuchtige handelingen plegen; 4.
primair: met iemand van wie de dader weet dat zij in staat van lichamelijke
onmacht verkeert handelingen plegen, die mede bestaan uit seksueel
binnendringen van het lichaam; 5. primair: medeplegen van verkrachting; 6.
subsidiair: met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van
zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen, die
bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam- veroordeeld tot een
gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren met aftrek van voorarrest met
verbeurdverklaring en onttrekking aan het verkeer van inbeslaggenomen
voorwerpen.

De verdachte heeft tegen het arrest van het gerechtshof beroep in cassatie
ingesteld.

De Hoge Raad der Nederlanden heeft bij arrest van 21 april 1998 het arrest
van het gerechtshof te ‘s-Gravenhage, voorzover aan zijn oordeel onderworpen,
vernietigd doch uitsluitend voor wat betreft de ten aan aanzien van het onder
1 tenlastegelegde gegeven beslissingen en de strafoplegging, en heeft de zaak
naar het gerechtshof Amsterdam verwezen, teneinde deze in zoverre op het
bestaande hoger beroep opnieuw te berechten en af te doen.

Ingevolge het te dezen geldend recht zal het hof verstaan dat het gebonden is
aan de in het arrest van het gerechtshof te ‘s-Gravenhage vervatte
vrijspraken van het onder 2 en 6. primair tenlastegelegde alsmede de
veroordelingen ten aanzien van het onder 3. primair, 4. primair, 5. primair
en 6. subsidiair tenlastegelegde, zodat het hof thans dient te oordelen over
hetgeen de verdachte onder 1 is tenlastegelegd, voorzover de verdachte
daarvan niet is vrijgesproken door het gerechtshof te ‘s-Gravenhage, alsmede
over de strafoplegging.

De geldigheid van de inleidende dagvaarding ten aanzien van het onder 1
tenlastegelegde feit

De raadsman heeft aangevoerd dat het onder 1 tenlastegelegde feit niet
voldoet aan de eisen van artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering nu
die tenlastelegging onbegrijpelijk is aangezien verdachte wordt verweten dat
hij materiaal “heeft vervaardigd en/of ingevoerd en/of in voorraad heeft
gehad” … “immers is bij verdachte” materiaal aangetroffen”.

Het hof is met de rechtbank van oordeel dat de kwalificatieve onderdelen
“heeft vervaardigd” en “heeft ingevoerd” niet aansluiten bij het feitelijk
gedeelte “bij verdachte … aangetroffen”. Het aantreffen van het materiaal
bij verdachte impliceert immers niet dat hij dat materiaal ook heeft
vervaardigd en ingevoerd.
Het hof zal mitsdien de inleidende dagvaarding ten aanzien van het onder 1
tenlastegelegde feit partieel nietig verklaren en wel het onderdeel waarin
verdachte wordt verweten: heeft vervaardigd en/of heeft ingevoerd.

De raadsman heeft voorts ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde feit het
volgende aangevoerd. Aan de verdachte is tenlastegelegd dat hij -kort gezegd-
kinderporno “in voorraad heeft gehad” hetgeen zou moeten blijken uit het feit
dat bij verdachte als zodanig te kwalificeren “afbeeldingen zijn
aangetroffen”. Deze feitelijke omschrijving sluit niet aan bij het begrip “in
voorraad hebben” en het aantreffen van materiaal bij verdachte zegt niets
over het bezit ervan. De tenlastelegging dient in zoverre nietig te worden
verklaard, aldus de raadsman.

Het hof verwerpt dit verweer aangezien het aantreffen van het materiaal niet
een feitelijke omschrijving is van het “in voorraad hebben”, dat -gebezigd in
de zin van artikel 240b van het Wetboek van Strafrecht- zélf al mede
feitelijke betekenis heeft, maar een omstandigheid die van het “in voorraad
hebben” doet blijken.
Ook overigens voldoet de tenlastelegging dienaangaande aan de vereisten van
artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering. De verdachte heeft zich naar
behoren tegen dit tenlastegelegde feit kunnen verdedigen.

De raadsman heeft ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde feit nog het
volgende betoogd. Voorzover hier is tenlastegelegd de woorden “band 2′, dient
dit gedeelte van de tenlastelegging nietig te worden verklaard nu de Hoge
Raad in zijn arrest van 21 april 1998 heeft geoordeeld dat videobanden -kort
gezegd- geen onderdeel kunnen uitmaken van een tenlastelegging.

Gelet op hetgeen de Hoge Raad hieromtrent bij eerder vermeld arrest van 21
april 1998 onder rechtsoverwegingen 4.4.2. en 4.4.4. heeft overwogen en
beslist, zal het hof de inleidende dagvaarding ten aanzien van het onder 1
tenlastegelegde feit partieel nietig verklaren en wel voorzover het betreft
de passage: band 2.

Het onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de
terechtzittingen, in eerste aanleg van 5 juni 1996, 2 juli 1996 en 24
september 1996 en in hoger beroep van 12 november 1998.

Het hof heeft kennis genomen van de vordering van de procureur-generaal en
van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

De tenlastelegging

Aan de verdachte is -voorzover in hoger beroep aan de orde- tenlastegelegd
hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, zoals op de
terechtzitting in eerste aanleg op vordering van de officier van justitie
gewijzigd. Van (het nog relevante gedeelte van) de dagvaarding en van de
vordering wijziging tenlastelegging zijn kopieën in dit arrest gevoegd. De
inhoud daarvan wordt hier overgenomen.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep -voor zover aan zijn oordeel
onderworpen vernietigen omdat het zich daarmee niet verenigt.

De bewijslevering

Naar het oordeel van het hof is wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de
verdachte onder 1 is tenlastegelegd, met dien verstande dat:

hij te Delft in de periode van 1 februari 1996 tot en met 24 februari 1996
afbeeldingen van seksuele gedragingen, waarbij personen, die kennelijk de
leeftijd van 16 jaar nog niet hebben bereikt, zijn betrokken, in voorraad
heeft gehad, immers zijn bij verdachte alstoen te Delft afbeeldingen van
voornoemde gedragingen van genoemde personen aangetroffen, welke onder
aanduiding H en I (een vrouw, genaamd … geboren op …) en J bij deze
dagvaarding zijn gevoegd en daarvan deel uitmaken.

Met betrekking tot de hierboven bewezenverklaarde afbeeldingen wordt verwezen
naar de aan dit arrest als bijlage gehechte kopieën van vorenbedoelde
afbeeldingen. De inhoud geldt als hier ingevoegd.

Hetgeen onder 1 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De
verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft
begaan, op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

De strafbaarheid van de feiten

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het
bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.

Het bewezenverklaarde levert de volgende misdrijven op:

een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de
leeftijd van 16 jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken, in voorraad
hebben, meermalen gepleegd.

De strafbaarheid van de verdachte

De raadsman heeft betoogd dat verdachte dient te worden ontslagen van alle
rechtsvervolging wegens dwaling ten aanzien van de strafbaarheid van het
onder 1 tenlastegelegde. De raadsman heeft daartoe – zakelijk samengevat –
het volgende aangevoerd. Nu na de inwerkingtreding op 1 februari 1996 van het
nieuwe artikel 240b van het Wetboek van Strafrecht onduidelijkheid bestond of
het privébezit van kinderpornografie strafbaar was, mede gelet op hetgeen de
(toenmalige) minister van justitie Sorgdrager heeft gesteld op pagina 17 van
de Nota naar aanleiding van het verslag (Tweede Kamer, vergaderjaar
1994-1995, 23 682, nr. 5) en gelet op de handleiding van het college van
procureurs-generaal “Opsporing en vervolging kinderpornografie (artikel 240b
Wetboek van Strafrecht)”, Stc 7 november 1996, nr. 216, verdachte erop mocht
vertrouwen dat puur privébezit van kinderpornografie, zonder pluraliteit en
externe connotatie, niet strafbaar was.

Voorzover de raadsman heeft willen betogen dat het onder 1 tenlastegelegde
niet strafbaar was nu met betrekking tot het bestanddeel ‘In voorraad hebben”
eerst duidelijkheid is gekomen sinds het eerder genoemde arrest van de Hoge
Raad van 21 april 1998, faalt dit verweer reeds gelet op hetgeen de Hoge Raad
in dat arrest onder rechtsoverweging 5.2.2. heeft overwogen. Het hof neemt
deze overwegingen over en maakt deze tot de zijne.

Voorzover de raadsman heeft willen betogen dat verdachte verschoonbaar
dwaalde omtrent het verboden zijn van de hem verweten feiten, faalt het
verweer nu niet is gesteld noch anderszins aannemelijk geworden dat verdachte
zich adequaat heeft laten informeren dienaangaande en evenmin andere feiten
of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die verontschuldigbare
rechtsdwaling zouden kunnen opleveren ten aanzien van het onder 1
tenlastegelegde.

Het verweer wordt mitsdien op al zijn onderdelen verworpen.

Er is ook overigens geen omstandigheid aannemelijk geworden die de
strafbaarheid van de verdachte uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

De op te leggen straffen en maatregel

De verdachte is in eerste aanleg terzake van het onder 1, 3. primair, 4.
primair, 5. primair en 6. subsidiair tenlastegelegde veroordeeld tot vijf
jaren gevangenisstraf onvoorwaardelijk, met aftrek van voorarrest.

De procureur-generaal heeft gevorderd dat verdachte terzake van het onder 1
tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot anderhalf jaar gevangenisstraf
onvoorwaardelijk, onder waardering van de overige feiten die -behoudens voor
wat betreft de strafoplegging- thans niet aan het oordeel van het hof
onderworpen zijn, op een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vier jaar en
zes maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft
doorgebracht.

Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen en maatregel bepaald
op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn
begaan en gelet op de persoon en de draagkracht van de verdachte.

Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.

Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het in voorraad hebben van
kinderpornografie, het meermalen ontuchtige handelingen plegen met iemand van
wie hij wist dat zij in staat van onmacht verkeerde, alsmede met een meisje
van meer dan twaalf maar minder dan zestien jaar, en voorts heeft hij zich
schuldig gemaakt aan medeplegen van verkrachting.
Verdachte treft een buitengewoon ernstig verwijt van het feit dat hij op
stuitende en weerzinwekkende wijze aan zijn eigen seksuele behoeften heeft
toegegeven door als toerist sex met minderjarige personen te bedrijven op de
Filippijnen, een land waarin de economische achterstand zelfs kinderen dwingt
zich te prostitueren. Verdachte had zich ervan bewust behoren te zijn dat
dergelijk handelen -naar de ervaring leert- met name voor de nog jonge
slachtoffers op latere leeftijd ernstige psychische problemen met zich kan
brengen.

Onder deze omstandigheden komt in beginsel alleen een vrijheidbenemende straf
-van substantiële duur- in aanmerking, mede uit oogpunt van bescherming van
de samenleving.
Het hof heeft voorts nog acht geslagen op het volgende.

Over verdachte is op 17 september 1996 gerapporteerd door drs. E.J.S. de
Man-Roorda, psychologe en op 23 september 1996 door A.L. Elsman, psychiater.
Het hof neemt beider conclusies over en maakt die tot de zijne, behalve de
conclusie van de psychiater dat de feiten slechts in enigszins verminderde
mate aan verdachte kunnen worden toegerekend. In hetgeen verdachte blijkens
de stukken van het dossier en ter terechtzitting heeft verklaard en de inhoud
van genoemde rapportage (overigens) ziet het hof geen voldoende grond
daartoe.
Het hof heeft in aanmerking genomen dat blijkens een uittreksel uit het
Algemeen Documentatieregister betreffende verdachte van 2 september 1998
verdachte niet eerder is veroordeeld terzake van soortgelijke feiten.

Gelet op het bepaalde in artikel 423, vierde lid, van het Wetboek van
Strafvordering, bepaalt het hof de door het gerechtshof te ‘s-Gravenhage voor
de onder 3. primair, 4. primair, 5. primair en 6. subsidiair
bewezenverklaarde feiten opgelegde gevangenisstraf op 4 jaren en 6 maanden.
Het hof waardeert het onder 1 bewezenverklaarde op 6 maanden gevangenisstraf.

Gelet op het vorenoverwogene acht het hof het opleggen van een
onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de tijd van 5 jaren passend en
geboden.

De inbeslaggenomen voorwerpen

Het hof verstaat het arrest van de Hoge Raad -voorzover dit betreft de
verwijzing tot strafoplegging- in dier voege dat het hof (mede) een
beslissing dient te nemen omtrent de onder verdachte inbeslaggenomen
voorwerpen. Gelet op aard, hoeveelheid en samenhang van de inbeslaggenomen
voorwerpen zal het hof dienaangaande overwegen en beslissen met betrekking
tot alle bewezenverklaarde feiten.
De inbeslaggenomen voorwerpen, te weten: (Bijlage A behorende bij het
proces-verbaal en kennisgeving van inbeslagneming PV.nr. 2611/1996:) 1
videorecorder, type Video 2000, merk Philips, 1 videocamera, merk JVC super
VHS en adapter, 1 zwart kunststof koffertje waarin zes videobanden verpakt
zaten (leeg), (Bijlage B behorende bij het proces-verbaal en kennisgeving van
inbeslagneming PV.nr. 2611/1996:) advertenties op krantenknipsels,
hotelrekeningen, wit plastic zakje met diverse verpakkingen met onbekende
inhoud, 1 tube anaalcreme, drie vibrators met twee opzetstukken,
tepelkettinkje in verpakking, wit zakje met diverse doktersgereedschappen,
enveloppe met scalpel, vibrator vlindermodel, vier stuks bondage materiaal,
doorzichtig zakje met kinderkleding, grijs zakje met kinderkleding, 2
verpakkingen plaktatoeages, diverse bescheiden en 1 filmcatalogus Club 54,
die aan verdachte toebehoren, dienen te worden verbeurdverklaard en zijn
daarvoor vatbaar, aangezien met betrekking tot die voorwerpen het
bewezenverklaarde is begaan.
De inbeslaggenomen voorwerpen, te weten: (Bijlage A behorende bij het
proces-verbaal en kennisgeving van inbeslagneming PV.nr. 2611/1996:) 46 VHS
videobanden, 6 Hi8 videobanden, waaronder 1 schoonmaakcassette, 21 VCC
videobanden, (Bijlage B behorende bij het proces-verbaal en kennisgeving van
inbeslagneming PV.nr. 2611/1996:) 4 cd roms, drie dozen opschrift Ilford,
inhoudende zwart/wit foto’s van jonge naakte kinderen, plastic zakje met
fotoalbumpje en twee dia’s en een map met zwart/wit negatieven, 24 SVHS
videobanden, 8 VHS videobanden, 32 Hi8 videobanden, 38 foto’s op
posterformaat, 1070 foto’s (zie bijlage XX), (Bijlage C behorende bij het
procesverbaal en kennisgeving van inbeslagneming PV.nr. 2611/1996:) 16 VHS
videobanden, 19 SVHS videobanden en 4 Hi8 videobanden, die aan verdachte
toebehoren, dienen te worden onttrokken aan het verkeer en zijn daarvoor
vatbaar, aangezien deze voorwerpen van zodanige aard zijn dat het
ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen
belang en zij bij gelegenheid van het onderzoek naar de door verdachte begane
strafbare feiten zijn aangetroffen, terwijl deze voorwerpen kunnen dienen tot
het begaan of de voorbereiding van soortgelijke feiten.

Met betrekking tot de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten: (Bijlage A
behorende bij het proces-verbaal en kennisgeving van inbeslagneming PV.nr.
2611/1996:) 1 systeemkast (computer) en bijbehorend toetsenbord, merk PC
limited system. 300, 1 systeemkast model Big Tower en bijbehorend
toetsenbord, adapter en muis, bruine portefeuille met koord met diverse
bescheiden waaronder 1 bankbiljet van 100 USA dollar, 3 bankbiljetten 100
Filippijnse pesos, een Visa creditcard nr. 0519 en 1, een Nederlands paspoort
nr. C875670, bruine agenda 1994, met diverse bescheiden en 1 bankbiljet van 1
USA dollar, 3 bruine agenda’s jaargangen 89-90 en 91 met diverse bescheiden,
zal het hof de teruggave aan de verdachte gelasten.

De toepasselijke wettelijke voorschriften

De opgelegde straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen 24, 33, 33a,
36b, 36c, 36d, 47, 57, 240b, 242, 243, 245 en 247 (oud) van het Wetboek van
Strafrecht.

De beslissing

Het hof:

Vernietigt het vonnis waarvan beroep -voor zover aan zijn oordeel
onderworpen- en doet opnieuw recht.

Verklaart de inleidende dagvaarding ten aan aanzien van het onder 1
tenlastegelegde feit nietig voorzover het betreft de volgende passages:

– heeft vervaardigd en/of heeft ingevoerd (Se en 6e regel);
– band 2 (9e regel).

Verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1
tenlastegelegde feiten, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.

Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1
meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij.

Verklaart dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten
oplevert.

Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en ook de verdachte daarvoor
strafbaar.

Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de tijd van 5 (VIJF)
JAREN.

Bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van
deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij
de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt
gebracht.

Verklaart verbeurd: (Bijlage A behorende bij het proces-verbaal en
kennisgeving van inbeslagneming PV.nr. 2611/1996:) 1 videorecorder, type
Video2000, merk Philips, 1 videocamera, merk JVC super VHS en adapter, 1
zwart kunststof koffertje waarin zes videobanden verpakt zaten (leeg),
(Bijlage B behorende bij het proces-verbaal en kennisgeving van
inbeslagneming PV.nr. 2611/1996:) advertenties op kennelijk krantenknipsels,
hotelrekeningen, wit plastic zakje met diverse verpakkingen met onbekende
inhoud, 1 tube anaalcreme, drie vibrators met twee opzetstukken,
tepelkettinkje in verpakking, wit zakje met diverse doktersgereedschappen,
enveloppe met scalpel, vibrator vlindermodel, vier stuks bondage materiaal,
doorzichtig zakje met kinderkleding, grijs zakje met kinderkleding, 2
verpakkingen plaktatoeages, diverse bescheiden en 1 filmcatalogus Club 54

Verklaart onttrokken aan het verkeer: (Bijlage A behorende bij het
proces-verbaal en kennisgeving van inbeslagneming PV.nr. 2611/1996:) 46 VHS
videobanden, 6 Hi8 videobanden, waaronder 1 schoonmaakcassette, 21 VCC
videobanden, (Bijlage B behorende bij het proces-verbaal en kennisgeving van
inbeslagneming PV.nr. 2611/1996:) 4 cd roms, drie dozen opschrift Ilford,
inhoudende zwart/wit foto’s van jonge naakte kinderen, plastic zakje met
fotoalbumpje en twee dia’s en een map met zwart/wit negatieven, 24 SVHS
videobanden, 8 VHS videobanden, 32 Hi8 videobanden, 38 foto’s op
posterformaat, 1070 foto’s (zie bijlage XX), (Bijlage C behorende bij het
proces-verbaal en kennisgeving van inbeslagneming PV.nr. 2611/1996:) 16 VHS
videobanden, 19 SVHS videobanden en 4 Hi8 videobanden, die aan verdachte
toebehoren, dienen te worden onttrokken aan het verkeer en zijn daarvoor
vatbaar, aangezien deze voorwerpen van zodanige aard zijn dat het
ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen
belang en zij bij gelegenheid van het onderzoek naar de door hem begane
strafbare feiten zijn aangetroffen, terwijl deze voorwerpen kunnen dienen tot
het begaan van soortgelijke feiten.

Gelast de teruggave van (Bijlage A behorende bij het proces-verbaal en
kennisgeving van inbeslagneming PV.nr. 2611/1996:) 1 systeemkast (computer)
en bijbehorend toetsenbord, merk PC limited system 300, 1 systeemkast model
Big Tower en bijbehorend toetsenbord, adapter en muis, bruine portefeuille
met koord met diverse bescheiden waaronder 1 bankbiljet van 100 USA dollar, 3
bankbiljetten 100 Filippijnse pesos, een Visa creditcard nr. 0519en 1, een
Nederlands paspoort nr. C875670, bruine agenda 1994, met diverse bescheiden
en 1 bankbiljet van 1 USA dollar, 3 bruine agenda’s jaargangen 89-90 en 91
met diverse bescheiden aan de verdachte.

Dagvaarding van verdachte

Hierbij dagvaard ik u om als verdachte te verschijnen op woensdag 05 juni
1996, te 09.30 uur ter terechtzitting van de meervoudige strafkamer in de
arrondissementsrechtbank te ‘s-Gravenhage, Juliana van Stolberglaan 2,
teneinde terecht te staan terzake van hetgeen hieronder is omschreven.

Ik verwijs naar de mededelingen onder 1,3,5,6,8,9 en 10 op de achterzijde van
dit blad.

De officier van justitie.

Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat

1. hij te Delft en/of elders in Nederland in of omstreeks de periode van 1
februari 1996 tot en met 24 februari 1996 een of meer afbeeldingen – en/een
of meer gegevensdragers, bevattende een of meer afbeeldingen – van een of
meer seksuele gedraging(en), waarbij (een) perso(o)n(en), die kennelijk de
leeftijd van 16 jaar nog niet heeft/hebben bereikt is/zijn betrokken, heeft
vervaardigd en/of heeft ingevoerd en/of in voorraad heeft gehad. Immers
zijn/is bij verdachte alstoen te Delft (een) foto(s), althans (een)
afbeelding(en) van voornoemde gedraging(en) van genoemde perso(o)n(en)
aangetroffen, welke onder aanduiding A en/of D en/of E en/of H en/of I en/of
X bij deze dagvaarding is/zijn gevoegd en daarvan deeluitma(a)k(t)en;

Vordering wijziging telastelegging

De officier van jusitie bij het bovengenoemde parket
gezien de dagvaarding in de zaak tegen

Dagvaarding punt 1

7e regel: althans vervangen door en/of
9e regel: X vervangen door ] en/of band 2

van oordeel, dat de telastelegging als volgt behoort te worden
gewijzigd

punt 3 primair en subsidiair
achter het woord vibrator toevoegen:
althans een soortgelijk voorwerp, althans een hulpstuk

gezien art. 313 Wetboek van Strafvordering;
vordert, dat deze wijziging zal worden toegelaten.
Gedaan ter terechtzitting van het kantongerecht/de economische
politierechter/kinderrechter in de arrondissementsrechtbank te ‘s-Gravenhage
op 5-6-1996.

De officier van justitie,

Voor eensluidend afschrift,
De griffier,

Vordering wijziging telastelegging

De officier van justitie bij het bovengenoemde parket
gezien de dagvaarding in de zaak tegen

van oordeel, dat de telastelegging als volgt behoort te worden
gewijzigd
Punt 1 9e regel: na de letter I toevoegen: ‘(een vrouw genaamd: (…),
geboren op (…)’.
Punt 6 Na het laatste woord ‘gebracht; toevoegen:
‘althans voor zover het vorenstaande voor wat betreft de vrouw, aangeduid als
I, waarvan gebleken is, dat zij is genaamd (…) geboren op (…) niet tot
een veroordeling zal leiden:
‘Hij als Nederlander te Manilla, althans elders in/op de Filippijnen in/of
omstreeks de periode van 1 januari 1995 tot en met 24 februari 1996 met een
vrouw genaamd (…) geboren op (…), die de leeftijd van 12 jaren maar nog
niet die van 16 jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige
handelingen heeft gepleegd, die bestonden) uit het seksueel binnendringen van
het lichaam van genoemde vrouw, hebbende verdachte immers alstoen alsdan
meerdere keren, althans een keer zijn penis in de mond van genoemde vrouw
geduwd, althans gebracht.

gezien art. 313 Wetboek van Strafvordering;
vordert, dat deze wijziging zal worden toegelaten.
Gedaan ter terechtzitting van de arrondissementsrechtbank te ‘s-Gravenhage op
24-9-96.

De officier van justitie

Voor eensluidend afschrift,

De griffier,

Rechters

Mrs. Boumans, Verheul, Hustinx