Instantie: Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch, 20 november 1998

Instantie

Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch

Samenvatting


Pp. zijn in 1964 gehuwd en in 1975 gescheiden van tafel en bed. In 1980 zijn
zij (echt) gescheiden. De man verzoekt beëindiging van de alimentatie ogv
WLA. De vrouw
bestrijdt dit en vordert een verklaring voor recht omtrent pensioenverdeling
op grond van de Wet Verevening Pensioenrechten (WVP). Het hof oordeelt 1.
WLA: Beëindiging van de alimentatie is niet ingrijpend voor de vrouw, gelet
op het feit dat er van inkomensachteruitgang geen sprake zal zijn omdat de
vrouw een ABW-uitkering zal
ontvangen. 2. WVP: Ogv artikel 12 WVP moet een huwelijk tenminste 18 jaar
hebben geduurd om in aanmerking te komen voor het bijzondere
vereveningspercentage van 25 %. Welk moment moet als meetpunt worden genomen:
scheiding van tafel en bed of de daadwerkelijke ontbinding? Volgens het hof
is dit de scheiding van tafel en
bed omdat de verevening is gebaseerd op een gezamenlijke inspanning tijdens
huwelijk. Deze inspanning wordt niet meer geleverd na scheiding van tafel en
bed. Ook stelt art. 1 WVP
echtscheiding gelijk aan scheiding van tafel en bed.

Volledige tekst

Tot slot wordt geen rekening gehouden met de abonnementskosten voor de
draagbare telefoon ten behoeve van de echtgenote van de man, omdat
onvoldoende aannemelijk is geworden dat de bereikbaarheid niet kan worden
bewerkstelligd met een door de ziektekostenverzekering te vergoeden
alarmsysteem.

6.3. Uitgaande van vorenstaande gegevens en rekening houdend met de relevante
fiscale aspecten is de man met ingang van 1 augustus 1998 in staat met ƒ
1.100 per maand bij te dragen in de kosten van het levensonderhoud van de
vrouw. Wegens het wegvallen van zijn hypotheeklasten is de man ingaande 1
februari 1999 ruimschoots in staat het huidige alimentatiebedrag te voldoen.

6.4. Omdat partijen gewezen echtelieden zijn worden de proceskosten op na te
melden wijze tussen hen gecompenseerd.

Beslissing

De rechtbank:
– bepaalt – met wijziging in zoverre van de beschikking van deze rechtbank
van 20 oktober 1992 – de door de man aan de vrouw te betalen bijdrage in de
kosten van haar levensonderhoud over de periode 1 augustus 1998 tot 1
februari 1999 op ƒ 1100 per maand, bij vooruitbetaling te voldoen;
– wijst af het meer of anders verzochte;
– compenseert de proceskosten tussen partijen aldus dat ieder van hen de
eigen kosten draagt;
– verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Tegen de beschikking kan – uitsluitend door tussenkomst van een procureur
(advocaat) hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te
‘s-Hertogenbosch:
a. door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking
(vanwege de griffier) is verstrekt of verzonden, binnen twee maanden na de
dag van de uitspraak;
b. door andere belanghebbenden binnen twee maanden na betekening daarvan of
nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.

Rechters

Mrs van Teffelen, Bary-van der Putt en Smeets