Instantie: Kantonrechter ‘s-Gravenhage, 26 augustus 1998

Instantie

Kantonrechter ‘s-Gravenhage

Samenvatting


Werknemer, leraar, verzoekt gedeeltelijke ontbinding van zijn
arbeidsovereenkomst omdat hij drie dagen per week wil werken om mede voor
zijn drie kinderen te kunnen zorgen. Hij heeft een jaar ouderschapsverlof
genoten gedurende welke periode hij drie dagen per week heeft gewerkt. Na
afloop van het verlof wil hij deze drie dagen per week graag continueren. De
werkgeefster heeft het verzoek afgewezen omdat, op de school waar werknemer
werkt, het noodzakelijk is dat een onderwijzer voltijds werkt in verband met
de benodigde intensieve begeleiding van achterstandskinderen. Werkgeefster
heeft wel een arbeidsovereenkomst van 32 uur aangeboden. De kantonrechter
wijst het verzoek van de werknemer tot gedeeltelijke ontbinding van de
arbeidsovereenkomst af. Werkgeefster heeft voldoende duidelijk gemaakt dat
het van zwaarwegend belang is dat er één leraar voor de groep staat. De
publieke onderwijsbelangen hoeven niet te wijken voor het op zichzelf
gerechtvaardigde belang van de werknemer.

Volledige tekst

Verloop van de procedure:
(…)
Het verzoek, de grondslag ervan en het verweer ertegen:

2. H. heeft zich tot de kantonrechter gewend met het verzoek de tussen
partijen bestaande arbeidsovereenkomst gedeeltelijk voor twee werkdagen per
week te ontbinden met ingang van 15 februari 1998 wegens gewichtige redenen
zoals bedoeld in artikel 7:685 BW, te weten verandering van omstandigheden.
Daartegen heeft Lucas gemotiveerd verweer gevoerd.

De beoordeling van het verschil:
De vaststaande feiten:
3. Tussen partijen staat vast dat H. sedert 11 augustus 1986 als leerkracht
met een vaste aanstelling in dienst is van de rechtsvoorganger van Lucas, te
weten de Willibrordus Vereniging, respectievelijk Lucas tegen een bruto
salaris van laatstelijk ƒ 4.676 per maand vermeerderd met 8% vakantietoeslag
en emolumenten in een 38-urige vijfdaagse werkweek
(voltijds-dienstbetrekking).

4. Vanaf het begin van zijn dienstverband bij de Willibrordus Vereniging
heeft H. gewerkt op de basisschool ‘Jeroen’ in de Spoorwijk in Den Haag, één
van de vele scholen waarover Lucas het bestuur voert.

5. H. heeft van 18 maart 1996 tot 18 maart 1997 ouderschapsverlof genoten.
Gedurende deze periode werkte hij drie dagen per week als invalkracht op de
Jeroen-school. Op 9 januari 1997 heeft hij verzocht om structureel minder te
mogen gaan werken bij de Lucasstichting. Hij heeft de wens geuit om net als
tijdens die periode van zijn ouderschapsverlof gedurende drie dagen per week
in plaats van vijf dagen per week te werken met een vermindering van de
hoeveelheid uren naar rato.

6. Sinds het schooljaar 1997-1998 werkt H. als vaste invaller op de
‘Regenboog’ en de ‘Dobbelsteen’, eveneens scholen van de Lucasstichting.
Lucas heeft hem aangeboden daar of elders 32 uur per week te werken.

7. Bestuursbeleid: Op de ‘Jeroen-school’ is vanwege de benodigde intensieve
begeleiding van achterstandskinderen een full-time groepsleerkracht en geen
part-time leerkracht nodig. De directie en het bestuur van Lucas mochten
onder de gegeven omstandigheden in redelijkheid beslissen dat wat betreft de
omvang van de parttime functie bij die school een functie-inhoud van vier
dagen, neerkomende op 32 uur per week, de meest wenselijke is op grond van de
‘toetsingscriteriaregeling part-time/full-time onderwijs gevend personeel’.

8. Het flexibiliteitsargument: Kennelijk brengt het bestaan van parttime
functie van minder dan vier dagen voor leraren met een vaste groep zoals in
het onderhavige geval op basisschool Jeroen teveel school-organisatorische en
onderwijskundige problemen mee. Binnen die school is nu eenmaal voor het
functioneren van de kinderen van zwaarwegend belang, dat er structuur wordt
geboden door één leraar voor de groep te plaatsen. Het flexibiliteitsargument
met betrekking tot de part-timeregeling gaat ook hier niet op.

9. ADV, BAPO enz.:
Geheel los daarvan blijken te staan de part-time functies ten behoeve van
ADV, BAPO, zwangerschapsverlof, ouderschapsverlof of vakleerkrachten of
leraren met specifieke taken, waarvan het aantal door combinatie van taken in
één persoon zo beperkt mogelijk wordt gehouden.

10. Overgangsregeling:
Met 38 uur werk per week als invalkracht op de ook tot Lucas behorende school
‘De Regenboog’ heeft H. een overgangsregeling die kan leiden tot een 32-urige
werkweek op een andere Lucas-school of een school die niet tot Lucas behoort.
Lucas heeft zich daartoe voldoende ingespannen en spant zich daarvoor nog
steeds in, maar H. wil op de betreffende aanbiedingen, hoewel hij bij
plaatsing binnen Lucas een vaste aanstelling houdt, niet ingaan, omdat hij
een 24-urige werkweek wil.

11. Privé-zorgtaken en rolwisseling: Dat H. meer tijd wenst te hebben voor
zijn privé-zorgtaken voor zijn drie opgroeiende kinderen van 9, 7 en 4 jaar
(leeftijden op 2 februari 1998, zie verzoekschrift blz. 2 punt 4) en een
gedeeltelijke rolwisseling wil bereiken met zijn parttime werkende
echtgenote, zijn op zich gerechtvaardigde belangen, doch daarvoor hoeven de
publieke onderwijsbelangen van Lucas in redelijkheid niet te wijken.

12. Gelijkheidsbeginsel:
Dat Lucas onder de bijzondere omstandigheden van het geval mevrouw B. op de
Jeroen-school wèl heeft toegelaten tot een part-time invulling van haar
aanstelling, betekent nog niet dat Lucas ten opzichte van H. heeft gehandeld
in strijd met het gelijkheidsbeginsel. Van gelijke gevallen is niet gebleken.
Lucas kan het zich kennelijk niet permitteren de expertise van mevrouw B.
kwijt te raken.

13. Medezeggenschapsraad: Voorts kan H. als individueel werknemer van Lucas
niet ‘afdwingen’ dat Lucas het arbeidsvoorwaardenbeleid en met name de door
de Medezeggenschapsraad (MR) (de ondernemingsraad in het onderwijs)
goedgekeurde part-timeregeling voor zijn, in zijn ogen bijzonder geval,
wijzigt.

14. Redelijkheid?
Onder al de genoemde omstandigheden van dit concrete geval is het niet
redelijk dat H. toch terug wil van 38 uur naar 3/5 x 40 = 24 uur per week en
niet wenst te solliciteren naar vacatures voor 32 uur per week die Lucas hem
heeft aangeboden respectievelijk bereid is aan te bieden.

15. Initiatief-wetsvoorstel Rosenmöller: Omdat het zogenaamde
initiatief-wetsvoorstel Rosenmöller tot invoering van het recht op
deeltijdarbeid nog niet is aangenomen en er terzake nog geen wetgeving
bestaat, ook niet uitgaande van de regering, dient op voorstaande gronden het
onderhavige verzoek tot gedeeltelijke ontbinding van de arbeidsovereenkomst
tussen partijen te worden afgewezen. Op eventuele nieuwe wetgeving dient in
zijn algemeenheid en ook in dit bijzondere geval niet te worden
vooruitgelopen.

Slotoverwegingen:
16. Uit de processtukken en hetgeen tijdens de beide mondelinge behandelingen
is aangevoerd, is niet gebleken dat de verhouding tussen partjen zodanige
wijzigingen heeft ondergaan dat bij voortzetting van de arbeidsovereenkomst
voor 38 resp. de aangeboden 32 uu per week niet meer op een vruchtbare
samenwerking tussen partijen kan worden gerekend, zodat voortzetting van die
arbeidsovereenkomst voor 38 resp. 32 uur in redelijkheid niet zinvol meer zou
zijn. Het verzoek om toe te staan dat hij slechts 24 uur per week hoeft te
werken, is derhalve onder de gegeven omstandigheden in redelijkheid niet
gerechtvaardigd en dus ongegrond.

17. Nu H. in het ongelijk gesteld dient te worden, dient hij de proceskosten
van Lucas te dragen en zal hij daartoe worden veroordeeld.

18. Op grond van de vorenstaande overwegingen zal worden beslist als volgt:

De beslissing:
De kantonrechter:
Wijst het verzoek tot gedeeltelijke ontbinding af.
Bepaalt dat H. de proceskosten van Lucas, ambtshalve gesteld op ƒ 1.200 zal
dienen te dragen en veroordeelt H. tot betaling daarvan aan Lucas.

Rechters

Mr Lippmann