Instantie: Hof ‘s-Gravenhage, 24 juli 1998

Instantie

Hof ‘s-Gravenhage

Samenvatting


De vader wil graag gezamenlijk gezag. De moeder wil graag alleen het
ouderlijk gezag over de kinderen uitoefenen. Het hof is van oordeel dat
tussen de ouders niet die goede onderlinge verstandhouding bestaat die
vereist is voor gezamenlijke uitoefening van het gezag. Omdat de kinderen bij
de moeder verblijven, wordt zij alleen met het gezag belast.

Volledige tekst

Het geding

In deze zaak is door het hof op 9 januari 1998 een beschikking gegeven,
waarbij de beschikking van de rechtbank te Rotterdam van 9 juni 1997 is
vernietigd, voorzover aan het oordeel van het hof onderworpen, waarbij het
verzoek van de moeder tot toekenning van alimentatie is afgewezen en waarbij
voorts is bepaald dat de vader geen alimentatie voor de minderjarige kinderen
verschuldigd is. De behandeling met betrekking tot het gezag is aangehouden,
teneinde te bezien of de partijen voor wat betreft de gezagsvoorziening tot
overeenstemming konden komen. Het hof verwijst naar die beschikking, waarvan
de inhoud als herhaald en hier ingelast dient te worden beschouwd.

In zijn faxbericht aan het hof van 26 maart 1998 schrijft mr. N.J.P.Scheek,
raadsman van de vader, dat de partijen voor wat het gezag betreft niet tot
onderlinge overeenstemming zijn gekomen.

Op 28 mei 1998 is de behandeling ter rechtszitting van het hof voortgezet
door mr. Van den Wildenberg als raadsheer-commissaris. De minderjarige J.D.
is in de gelegenheid gesteld haar mening kenbaar te maken.

Beoordeling van de zaak in hoger beroep

De vader acht het, mede gezien het feit dat hij gedurende het huwelijk een
groot deel van de verzorging en opvoeding van de kinderen op zich heeft
genomen en gelet op de leeftijd van de kinderen, in hun belang dat het
ouderlijk gezag van de beide ouders voortduurt, temeer nu er al een
uitgebreide omgang plaatsvindt.

De moeder heeft hiertegen verweer gevoerd. Zij vreest dat, bij voortduring
van de gezamenlijke ouderlijke macht, zij degene zal zijn die de lasten met
betrekking tot de kinderen moet dragen, terwijl de vader degene is die het
voor het zeggen zal hebben, zoals ook gedurende het huwelijk het geval is
geweest.

De partijen hebben getracht om ook met betrekking tot het gezag tot
overeenstemming te komen, doch zijn hierin niet geslaagd.

Het hof is van oordeel dat ter terechtzitting is gebleken dat tussen de
partijen niet die goede onderlinge verstandhouding bestaat die vereist is
voor gezamenlijke uitoefening van het gezag. Omdat de kinderen bij de moeder
verblijven, zal het hof haar alleen met het gezag belasten, zoals de
rechtbank heeft gedaan .

Beslissing van de zaak in hoger beroep

Het hof: belast de moeder alleen met het gezag over J, geboren op 17 juli
1985 te Rotterdam, en M, geboren op 19 mei 1988 te Zwijndrecht; verklaart
deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad; wijst het in hoger beroep meer of
anders verzochte af.

Rechters

Mrs Van den Wildenberg, Koning, Thomassen