Instantie: Kantonrechter Rotterdam, 2 juni 1998

Instantie

Kantonrechter Rotterdam

Samenvatting


De werkneemster werkt in deeltijd in de ziekenhuisapotheek. De werkgever wil
dat de werkneemster meer uren gaat werken omdat de andere werkneemsters
aangeven dat de werkdruk te hoog wordt. Er ontstaat een arbeidsconflict,
werkgever en werknemer verzoeken beiden om ontbinding van de
arbeidsovereenkomst. De kantonrechter ontbindt en kent de werkneemster een
forse schadevergoeding toe (correctiefactor 4) omdat de werkgever zich had
moeten houden aan de bestaande werktijden van de werkneemster. De werkgever
had tot een andere oplossing voor het verminderen van de werkdruk moeten
komen. Zeker wordt het de werkgever aangerekend dat hij collega’s een
verklaring heeft laten ondertekenen dat zij niet meer willen samenwerken met
de werkneemster.

Volledige tekst

Beoordeling van beide verzoeken

S. is sinds 1 september 1985 bij IJsselland in dienst in de functie van
apothekersassistente. Aanvankelijk werkte zij full-time en na de geboorte van
haar kinderen is zij part-time gaan werken. Haar salaris bedraagt laatstelijk
ƒ 2248,06 bruto per maand. Op de arbeidsovereenkomst is de CAO voor het
Ziekenhuiswezen van toepassing.
In september 1996 heeft S. bij IJsselland een verzoek ingediend tot wijziging
van haar werktijden en vermindering van haar dienstverband. De wijziging
moest ingaan per 1 augustus 1997. Per deze datum zijn de werktijden van S.
gewijzigd. De eerste 6 weken zal S. 3 dagen per week a 6.25 uur per dag
werken en de zevende week 3 dagen per week a 8 uur per dag. De gemiddelde
arbeidsduur is 19,5 uur per week inclusief het recht op ADV dagen. Deze
regeling is vastgelegd in aanhangsel nummer 3 behorend bij de
arbeidsovereenkomst van 31 maart 1990.
S. is per 1 september 1997 volgens de nieuwe werktijden gaan werken. In
verband met de invoering van de 36-urige werkweek per 1 oktober 1997 kregen
alle medewerkers van IJsselland met betrekking tot de wijziging van het
percentage dienstverband een nieuw aanhangsel op de arbeidsovereenkomst. Het
nieuwe aanhangsel vermeldt dat S. volgens rooster + diensten werkt.
De CAO voor het Ziekenhuiswezen bepaalt dat met betrekking tot de vormgeving
van de arbeidsduur voor individuele werknemers met vaste afspraken inzake de
werktijd en vaste vrije dagen voor de invoering van de 36-urige werkweek zijn
overeengekomen, als uitgangspunt geldt dat deze gehandhaafd blijven.
Op 9 december 1997 deelt het afdelingshoofd van de apotheek, mevrouw B., aan
S. mede dat inmiddels de werkbare situatie dusdanig veranderd is dat zij zich
genoodzaakt ziet op de afspraak terug te komen en dat de werkzaamheden van S.
ingaande 1 maart 1998 op al haar werkdagen zullen worden ingeroosterd tot
half vijf ’s middags. S. maakt hier direct gemotiveerd bezwaar tegen, omdat
zulks grote problemen oplevert in verband met de kinderopvang en de
naschoolse opvang. Een en ander leidt niet tot een oplossing.
S. vordert vervolgens bij dagvaarding d.d. 11 februari 1998 bij de
kantonrechter te Rotterdam een voorlopige voorziening inhoudende IJsselland
te gelasten binnen een week na betekening van het vonnis de afspraken en met
name de werktijden onverkort na te komen.
Bij vonnis van 5 maart 1998 van de kantonrechter te Rotterdam is deze
vordering toegewezen. De kantonrechter overweegt daarbij dat
arbeidscontracten niet eenzijdig door een werkgever kunnen worden gewijzigd
en dat nu duidelijk is vastgelegd wat de arbeidstijden van S. vanaf 1
augustus 1997 zijn, deze arbeidstijden door de werkgever moeten worden
nagekomen. Inmiddels is S. arbeidsongeschikt wegens ziekte.
In haar verzoekschrift strekkende tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst
stelt IJsselland dat er naast het conflict over de werktijden een conflict is
ontstaan doordat de overige medewerkers van de apotheek niet accepteren dat
S. halverwege de middag vertrekt. Er is een structurele onderbezetting na
15.15 uur waardoor er een zeer hoge werkdruk is ontstaan voor de collega’s
van S.. Nu S. niet wenst mee te werken aan een oplossing van dat probleem, zo
was zij bijvoorbeeld niet aanwezig op een ter zake gepland werkoverleg, en
IJsselland om organisatorische redenen niet meer kan toestaan dat de
diensttijd vroeger wordt beëindigd dan 16.30 uur rest slechts beëindiging van
het dienstverband.
S. heeft daar tegenover aangevoerd dat het werkoverleg is gepland op een dag
dat zij nooit werkt en derhalve niet aanwezig was en dat met een andere
organisatie van de werkzaamheden in de apotheek de knelpunten best kunnen
worden opgelost. In het verzoekschrift van S. stelt zij dat zij op 6 mei 1998
’s middags is gebeld door het IJsselland met het verzoek de volgende ochtend
te verschijnen voor een bespreking over terugkeer. Tijdens die bespreking op
7 mei 1998 over het hervatten van de werkzaamheden door S. is door de
apotheker de tafel waaraan zij zaten met koffie en kopjes over hen heen
gegooid.
Vervolgens is aan S. medegedeeld dat bij terugkeer zij één van haar taken,
het klaarzetten van de cytostatica, niet meer kan uitvoeren omdat andere
werknemers niet meer met haar willen samenwerken. Ook wordt aan S.
medegedeeld dat zij hersteld is verklaard en dat zij op 8 mei 1998 moet
beginnen. S. stelt dat de bedrijfsarts tegenover haar desgevraagd heeft
ontkend dat zij S. beter heeft gemeld. De hele gang van zaken is voor S.
aanleiding te stellen dat terugkeer niet meer mogelijk is. Ook zij verzoekt
om ontbinding van de arbeidsovereenkomst met een vergoeding van ƒ 100 000
vermeerderd met een bedrag van ƒ 25 000 wegens immateriële schadevergoeding.
Het IJsselland heeft daar tegenover gesteld dat de apotheker voor zijn woede
uitbarsting zijn excuus heeft aangeboden en dat het IJsselland nog immer van
mening is dat continuering van het dienstverband tot de mogelijkheden moet
behoren.

De kantonrechter overweegt het volgende.
Zowel bij de mondelinge behandeling van de 116 Rechtsvordering vordering als
bij de eerste mondelinge behandeling van het verzoek van IJsselland en bij de
mondelinge behandeling van beide verzoeken is door IJsselland bij herhaling
aangegeven dat het in de apotheek organisatorisch moeilijk is om de
werknemers niet de hele dag te laten werken. Bovendien willen de collega’s
van S. ook niet meer met haar samenwerken.
Om met dit laatste punt te beginnen is de kantonrechter van oordeel dat het
op de weg van IJsselland lag het daarheen te leiden dat de werkverhoudingen
niet werden belast met het conflict over de werktijden. Door de overige
werknemers een verklaring te laten tekenen zoals door IJsselland is gedaan,
heeft zij zulks wel gedaan en is daarbij niet als een goed werkgeefster naar
S. opgetreden.
Door IJsselland is met S., naar zij zelf stelt abusievelijk, overeengekomen
dat S. 6 weken tot 15.15 uur en 1 week tot 16.30 zou werken. IJsselland wilde
op deze afspraak terugkomen hetgeen S. in grote problemen bracht in verband
met de opvang van haar kinderen. Deze argumenten van S. had IJsselland
serieus moeten overwegen. Het is mogelijk dat een bedrijfsbelang zich tegen
voortzetting van zulke werktijden verzet, maar door IJsselland is onvoldoende
aannemelijk gemaakt dat zulks in casu het geval was. Weliswaar heeft
IJsselland steeds betoogd dat het binnen de organisatie van de apotheek
problemen gaf, doch door mevrouw B. is ter zitting aangegeven dat de
werkzaamheden in de apotheek best anders georganiseerd zouden kunnen worden,
maar dat zulks niet opportuun wordt geacht. Door zich aldus tegenover S. op
te stellen, heeft het IJsselland zich naar het oordeel van de kantonrechter
andermaal niet als een goed werkgever gedragen.
Aan het begin van de procedure is door IJsselland bij herhaling aangevoerd
dat over het functioneren van S. geen klachten bestaan. Gelet op de
omstandigheid dat S. al vele jaren probleemloos bij IJsselland heeft gewerkt,
had het op de weg van IJsselland gelegen al het nodige te doen om de
toegezegde werktijden mogelijk te maken. Daarvan is onvoldoende gebleken.
Inmiddels is wel gebleken dat de situatie mede door toedoen van IJsselland,
waarbij de kantonrechter met name het gedrag van de apotheker in aanmerking
neemt, ernstig is verstoord. Hieraan doet niet af dat de apotheker later zijn
verontschuldiging heeft aangeboden. Naar het oordeel van de kantonrechter
zijn de thans ontstane spanningen dus in belangrijke mate aan IJsselland te
wijten. Aan S. kan niet worden tegengeworpen dat zij de haar ter beschikking
staande juridische wegen heeft bewandeld om de haar toegezegde werktijden te
behouden ook al heeft zij daarmee het gebrek aan flexibiliteit van de
apotheek bloot gelegd.
Rekening houdend met alle omstandigheden van het geval waartoe naast de
hierboven geschetste houding van IJsselland tevens rekening wordt gehouden
met de lange duur van het dienstverband en de problemen die S. te wachten
staan als de bedrijfsplaats bij de kinderopvang voor haar kinderen vervalt,.
wordt het redelijk en billijk geacht haar ter zake een vergoeding toe te
kennen ten laste van IJsselland van ƒ 116 539 bruto waarbij de factor C op 4
is gesteld wegens de naar het oordeel van de kantonrechter laakbare houding
van het IJsselland.
Voor aanmerking van een deel van dit bedrag als smartengeld ziet de
kantonrechter gelet op alle omstandigheden geen aanleiding.
Nu in bovengenoemde zin zal worden beslist, behoort volgens de wet een
termijn te worden bepaald binnen welke de verzoeken kunnen worden
ingetrokken. De proceskosten zullen in ieder geval worden gecompenseerd.

Rechters

Mr Mulder