Instantie: Commissie gelijke behandeling, 23 april 1998

Instantie

Commissie gelijke behandeling

Samenvatting


Verzoeker is van Turkse afkomst en wilde van de wederpartij een zaal huren
ten behoeve van een familiefeest. De wederpartij deelde verzoeker mede dat
hij niet in aanmerking kwam voor de zaal, aangezien deze in de betreffende
periode reeds verhuurd was. Volgens verzoeker is de zaal hem geweigerd
vanwege zijn Turkse afkomst.
Door het Meldpunt discriminatie Tiel zijn een aantal praktijktesten
uitgevoerd om te beoordelen of allochtone en autochtone testpersonen door de
wederpartij gelijk behandeld werden.
De Commissie concludeert dat het niet aannemelijk is geworden dat er bij de
verhuur van de zaal sprake is geweest van onderscheid op grond van ras. De
Commissie beveelt de wederpartij echter wel aan om bij de zaalverhuur
aandacht te schenken aan een soepel verloop van de communicatie met minder
goed Nederlands sprekende personen.

Volledige tekst

1. HET VERZOEK

1.1. Op 9 april 1997 heeft de heer (….) te Tiel (hierna:
verzoeker) de Commissie gelijke behandeling verzocht een oordeel uit te
spreken over de vraag of (….) te Tiel (hierna: de wederpartij) onderscheid
heeft gemaakt op grond van ras in strijd met de Algemene wet gelijke
behandeling (AWGB).

1.2. Verzoeker is van Turkse afkomst. In september 1996 heeft hij met zijn
vrouw getracht bij de wederpartij een zaalruimte te reserveren voor het
vieren van een familie-feest. De wederpartij heeft aan verzoeker meegedeeld
dat hij niet in aanmerking kwam voor een zaal omdat alle zalen in die periode
volgeboekt waren. Verzoeker is van mening dat de wederpartij jegens hem in
strijd heeft gehandeld met de AWGB.

2. DE LOOP VAN DE PROCEDURE

2.1. De Commissie heeft het verzoek om een oordeel in behandeling genomen en
partijen hebben hun standpunten schriftelijk toegelicht.

2.2. Vervolgens zijn partijen opgeroepen en hebben hun standpunten nader
toegelicht tijdens een zitting op 16 februari 1998. Verzoeker heeft twee
getuigen meegebracht.

Bij de zitting waren aanwezig:

van de kant van verzoeker:
– dhr. (….) (verzoeker)
– dhr. (….) (medewerker Meldpunt Discriminatie Tiel)

van de kant van de wederpartij:
– dhr. (….) (directeur)
– dhr. (….) (onderdirecteur)
– dhr. mr. S.H.A.J. Beckers (advocaat)

als getuigen:
– dhr. (….) (getuige I)
– mw. (….) (getuige II)

van de kant van de Commissie
– mw. mr. L.Y. Gonçalves-Ho Kang You (Kamervoorzitter)
– mw. mr. L. Mulder (lid Kamer)
– dhr. A. Kruyt (lid Kamer)
– mw. mr. G.H. Felix (secretaris Kamer).

2.3. Het oordeel is vastgesteld door Kamer II van de Commissie.
In deze Kamer hebben zitting de leden als genoemd onder 2.2.

3. DE RESULTATEN VAN HET ONDERZOEK

De feiten

3.1. De wederpartij exploiteert een restaurant. Tevens beschikt zij over
zaalaccommodatie waar bruiloften en partijen worden verzorgd. In september
1996 hebben verzoeker en zijn vrouw, beide van Turkse afkomst, getracht bij
de wederpartij een zaal te reserveren voor het vieren van een feest naar
aanleiding van de besnijdenis van hun zoon. Zij zijn daarvoor persoonlijk
naar de wederpartij toegegaan. De vrouw van verzoeker die goed de Nederlandse
taal beheerst, heeft het woord gevoerd. Nadat zij enkele data had genoemd
waarop verzoeker en zijn vrouw het feest wilden vieren, werd hen meegedeeld
dat zij niet voor een zaal in aanmerking kwamen omdat alle zalen tot eind
1997 volgeboekt waren.

3.2. Vervolgens heeft verzoeker op 6 september 1996 de weigering om een zaal
te reserveren, gemeld bij het Meldpunt Discriminatie Tiel (hierna: het
Meldpunt). Naar aanleiding hiervan is het Meldpunt in oktober 1996 gestart
met het uitvoeren van praktijktesten om te onderzoeken of de wederpartij
discrimineert. In het totaal zijn er drie praktijktesten in de vorm van
telefoongesprekken gedaan. Een test bestond uit het voeren van twee
telefoongesprekken. De testen zijn uitgevoerd op: 2 en 3 oktober 1996, 21
december 1996 en 14 januari 1997 en 11 en 12 februari 1997. In totaal zes
personen, drie van allochtone afkomst en drie van autochtone afkomst, hebben
de wederpartij telefonisch benaderd met de vraag of zij een zaal konden
reserveren voor het vieren van een bruiloft. Van de praktijk-testen is een
verslag opgemaakt.
Uit het verslag blijkt dat bij de eerste praktijktest allochtone en
autochtone personen correct zijn behandeld. De autochtone persoon die een dag
later belde kreeg evenwel meer mogelijkheden aangeboden. Bij de tweede
praktijktest is de autochtone persoon, die drie en halve week later belde,
welwillender te woord gestaan dan de allochtone persoon.
Bij de derde praktijktest werd de allochtone persoon correct behandeld. Een
autochtone persoon die een dag later belde werden evenwel meer mogelijkheden
voorgelegd.

3.3. Vaststaat dat het aantal aanvragen voor een zaal bij de wederpartij
groter is dan het aantal zalen dat beschikbaar is.
Voor wat betreft de wijze waarop zalen worden gereserveerd is gebruikelijk
dat mensen eerst een optie nemen op een bepaalde zaal op een bepaalde datum.
Bij het eerste gesprek wordt uitgelegd welke opties er mogelijk zijn.
Voor het reserveren van zalen hanteert de wederpartij de huisregel dat een
ieder persoonlijk langs moet komen. Als een klant belt en een optie neemt op
een zaalruimte dan wordt de klant uitgenodigd langs te komen. Als een ander
al een optie heeft op de ruimte dan wordt intussen nagegaan of die optie is
omgezet in een reservering. Het kan voorkomen dat een zaal in eerste
instantie gereserveerd lijkt te zijn, terwijl een aantal dagen later blijkt
dat de zaal wel beschikbaar is gekomen.

De standpunten van partijen

Verzoeker stelt het volgende.

3.4. Verzoeker is samen met zijn vrouw bij de wederpartij langs gegaan en
heeft een aantal data voor het feest voorgelegd. Het kwam daarbij niet aan op
een maand, zelfs een paar maanden later zou ook kunnen. Verzoeker en zijn
vrouw hebben ook geen eisen gesteld met betrekking tot de verzorging van het
feest. Nadat de receptioniste navraag had gedaan, kwam zij terug met de
mededeling dat verzoeker geen zaal kon reserveren omdat alle zalen tot eind
1997 volgeboekt waren. Verzoeker stelt dat vervolgens nauwelijks antwoord
werd gegeven op de vraag waarom het niet kon. De wederpartij heeft geweigerd
inzicht te geven in de agenda om de afwijzing aannemelijk te maken of om
misverstanden te voorkomen. De wederpartij heeft vervolgens niet gereageerd
toen de vrouw van verzoeker zei dat het op discriminatie op grond van Turkse
afkomst leek. Verzoeker en zijn vrouw zijn toen verontwaardigd weggegaan.
Uiteindelijk hebben zij het feest op een andere locatie gevierd.

3.5. Nadat verzoeker het voorval had gemeld, heeft het Meldpunt besloten
eerst meer bewijs te verzamelen omdat de wederpartij bekend staat als een
druk bezocht restaurant waar tijdig gereserveerd moet worden. Het Meldpunt
geeft aan dat zij gedurende een lange tijd praktijktesten heeft uitgevoerd om
ook buiten de vakantieperiodes te kunnen testen. Naar aanleiding van de
testen heeft het Meldpunt sterk het vermoeden dat de wederpartij allochtone
klanten ontmoedigt een ruimte te reserveren, terwijl aan de wensen van
autochtone klanten vriendelijk tegemoet wordt gekomen.

3.6. Het verslag van de praktijktesten, opgemaakt door het Meldpunt, is door
de Commissie geanonimiseerd. Dit verslag vermeldt inhoudelijk het volgende.

Op 2 oktober 1996 heeft een Turkse vriend van verzoeker in bijzijn van drie
personen en verzoeker telefonisch het restaurant benaderd met het verzoek om
een zaal te huren voor een bruiloft. (Dit gesprek is op een bandje
vastgelegd.) De beller werd door de receptioniste doorverbonden met de
directie. Het resultaat was dat de voorgestelde dagen, op een paar
uitzonderingen na, volgeboekt waren. De beller werd gevraagd persoonlijk
langs te komen. Hij is naar de wederpartij toegegaan en zegt aardig te zijn
behandeld. Hij kreeg de mogelijkheid een zaal te huren.
Vervolgens heeft een dag later, op 3 oktober 1996, een autochtone man naar de
wederpartij gebeld. Hij werd onmiddellijk door de receptioniste geholpen. Een
aantal dagen die zogenaamd geboekt waren, bleken nog beschikbaar te zijn.
(Ook dit gesprek is op een bandje opgenomen).

Enkele dagen later vertelde een Turkse vrijwilligster bij het Meldpunt dat
zij zonder moeite een zaal kon huren bij de wederpartij. Zij werd ook aardig
geholpen, maar heeft door de hoge kosten het aanbod afgewezen en elders een
ruimte gehuurd. Zij was niet op de hoogte van de klacht van verzoeker.

Op 21 december 1996 is door een allochtone man naar het restaurant gebeld.
Door getuigen zijn aantekeningen gemaakt.
Het gesprek verliep als volgt:
– Goedemiddag, ik ben (….) uit (….) Ik zou graag wat willen weten over
zaalverhuur.
– Receptioniste: ja – momentje a.u.b.- stilte- kunt u over een half uurtje
terugbellen?
Tweede gesprek.
– Ik ben (….), ik zou graag een zaal willen huren.
– Receptioniste: Ik verbind u door.
– Ik zou een zaal willen huren voor zaterdag 5 april.
– Chef: Om hoeveel personen gaat het?
– veertig personen
– en hoe laat?
– van 16.00 tot 20.00 uur s’avonds
– met muziek?
– ja
– nee dat lukt niet
– kan het een week later?
– nee, bij ons is 13 april volgeboekt, het is vaak druk, april tot juni is
volgeboekt
– zondag dan?
– met eten?
– ja, met eten
– helaas, het restaurant is zondag vol, januari kan eventueel. Kom langs voor
een gesprek als het ook eerder kan.
Het gesprek verliep stroef en het “alternatief” januari voor een bruiloft in
april is een beetje onzinnig.

Op 14 januari 1997 heeft een autochtone vrouw naar de wederpartij gebeld met
dezelfde vragen als de vorige beller. Zij werd vriendelijk door de
receptioniste te woord gestaan en niet doorverwezen. 5 april was inderdaad
volgeboekt, maar 4 april werd gelijk als alternatief aangeboden. Reserveren
was alleen persoonlijk mogelijk, een aspect wat eerder niet gezegd was.
Verder legde zij ook uit dat de zaal eventueel met schuifdeuren aangepast kon
worden aan het aantal gasten. Terwijl de vorige beller moeite moest doen om
antwoord te krijgen moest zij moeite doen om het gesprek af te ronden, zo
uitvoerig was de receptioniste in haar uitleg over de mogelijkheden en
kosten.

Op 11 februari 1997 heeft een allochtone vrouw het restaurant gebeld. Zij
werd wederom doorverwezen naar de chef. Zij wilde reserveren voor 24 mei, 31
mei, 7 juni of 14 juni. Het antwoord was dat alles tot en met 1998 volgeboekt
was en men zo’n anderhalf tot twee jaar van tevoren moet boeken. Zij werd wel
uitgenodigd om langs te komen voor uitleg.
Op 12 februari 1997 belde een autochtone vrouw met dezelfde vragen. De
receptioniste heeft haar wederom vriendelijk en correct behandeld. De dagen
24 en 31 mei waren inderdaad volgeboekt, 7 en 14 juni waren echter nog vrij.
Zij kon zonder moeite een optie krijgen voor 7 juni.

3.7. De verklaring van getuige I.

De getuige verklaart dat voordat het Meldpunt met de praktijktest is gestart,
verzoeker nogmaals, telefonisch, contact heeft gehad met de wederpartij. De
vragen die hij moest stellen waren van te voren op papier gezet, omdat hij
niet goed de Nederlandse taal beheerst. Volgens de getuige werd verzoeker van
het kastje naar de muur gestuurd. De getuige weet niet of de testpersonen met
dezelfde medewerker van de wederpartij hebben gesproken.
De ervaring van de getuige is dat het verschil in behandeling aan de telefoon
te maken heeft met de mate van de taalbeheersing van het Nederlands. Mensen
van allochtone afkomst worden onbereidwillig en onvriendelijk behandeld.

3.8. De verklaring van getuige II.

De getuige was, als stagiaire van het Meldpunt, vanaf het begin aanwezig bij
het uitvoeren van de testen en heeft meegeluisterd. Zij stemt in met wat er
in het verslag van de praktijktesten is beschreven, maar herinnert zich niet
meer hoe het gesprek met de wederpartij dat zij zelf voerde, verliep. Zij
stelt dat naarmate er meer met een accent werd gesproken, het gesprek minder
vriendelijk verliep.

De wederpartij stelt het volgende.

3.9. De wederpartij geeft aan met verbazing kennis te hebben genomen van de
inhoud van de klacht. Op geen enkele wijze wordt er binnen de organisatie
gediscrimineerd. De wederpartij ervaart het als kwetsend dat zij zich moet
verweren. De wederpartij stelt dat de goede naam welke zij de afgelopen jaren
heeft opgebouwd van levensbelang is. Door de huidige gang van zaken loopt de
wederpartij het risico op negatieve wijze in de publiciteit te komen en
derhalve komt de broodwinning van de eigenaren en het gehele personeel in
gevaar.

De wederpartij is van mening dat op grond van een wel zeer insufficiënte (of
ontoereikende) test is overgegaan tot het indienen van een klacht bij de
Commissie. Vier maal is er door iemand van allochtone afkomst gebeld en in
twee gevallen is gebleken dat zij zonder meer welkom waren. Het op grond van
deze feiten aanhangig maken van een klacht bij de Commissie getuigt van
onzorgvuldigheid en ondoordachtheid. De wederpartij vraagt zich af of het
niet eenvoudiger was geweest als het Meldpunt naar aanleiding van de melding
van verzoeker (en de praktijktesten) zelf met haar in contact was getreden.

3.10. De wederpartij geeft aan dat in het algemeen iedereen welkom is een
feest bij de wederpartij te laten verzorgen. Uiteraard worden er
uitzonderingen gemaakt op grond van commerciële en organisatorische
overwegingen. Als ondernemer maakt de wederpartij immers steeds keuzes op
grond van commerciële redenen.
De wederpartij noemt de volgende voorbeelden:
– Het is niet mogelijk een feest te houden, indien daarbij de wens wordt
geuit om gebruik te kunnen maken van de keuken.
De bediening van de modernste keukenapparatuur vereist een gedegen opleiding
en organisatorisch is het niet mogelijk om de koks te confronteren met
‘vreemden’ in de keuken. Verder komt daar nog bij de eventuele
aansprakelijkheid bij ongelukken en het feit dat de koks tevens moeten zorgen
voor de bestellingen uit het restaurant.
– Het is niet mogelijk om zelfgemaakte spijzen en dranken, alsmede flessen
alcohol op tafel te zetten. Dit is om commerciële redenen bijzonder
onaantrekkelijk en de ervaring leert dat de directe beschikbaarheid van grote
hoeveelheden alcohol overmatig alcoholgebruik in de hand werkt, hetgeen vaak
leidt tot vechtpartijen.

De wederpartij stelt dat bovenstaande wensen meer van allochtonen afkomstig
zijn, maar als een autochtoon een dergelijke wens uit wordt daar ook niet aan
tegemoet gekomen.
Verder worden bijvoorbeeld lucratieve bijeenkomsten, examenfeesten,
danceparty’s voor jongeren en popconcerten geweigerd om te voorkomen dat de
goede naam van het bedrijf op het spel wordt gezet.

3.11. Bij de wederpartij is sinds begin 1996 de afspraak gemaakt dat
reserveringen slechts mogelijk zijn in direct gesprek met de directie.
Hierbij wordt niet gelet op uiterlijk of huidskleur, maar wordt geprobeerd te
achterhalen om wat voor een feest het gaat. In de week (op beperkte
tijdstippen) worden potentiële gasten aan de telefoon te woord gestaan door
de receptioniste. Gedurende de resterende tijd wordt de telefoon aangenomen
door een personeelslid die de opdracht heeft potentiële klanten door te
leiden naar de directie.

3.12. Gelet op de geruime tijd die reeds is verstreken, is het niet mogelijk
een gedetailleerd antwoord te geven op de vraag waarom verzoeker niet in
aanmerking kwam voor het huren van een zaal. Uit de administratie is dit niet
op eenvoudige wijze op te maken. Mogelijk hebben verzoeker en zijn vrouw een
extreme wens geuit met betrekking tot het feest of wilden zij het feest op
een zondag (de dag waarop de wederpartij zich volledig richt op het a la
carte restaurant).
De wederpartij stelt dat het regelmatig voorkomt dat een zaal de ene dag
bezet blijkt en de andere dag beschikbaar is. Het komt helaas voor dat een
feest wordt afgezegd. Veel mensen die een feest willen houden nemen eerst een
optie op een zaal (soms meerdere) op een bepaalde datum en laten deze dan
vervolgens verlopen.
Regelmatig zijn er gasten van allochtone afkomst die uiterst tevreden zijn
over de wijze waarop zij behandeld zijn.
De wederpartij biedt onder andere allochtone rij-instructeurs de mogelijkheid
hun geloof te belijden in een van de ruimtes. Daarnaast heeft de wederpartij
diverse allochtonen in dienst (gehad).
Tenslotte voert de wederpartij aan het betreurenswaardig te vinden dat een
weigering om organisatorische dan wel commerciële redenen, heeft geleid tot
het idee dat er sprake was van discriminatie. Het spijt de wederpartij dat
zij er blijkbaar niet in is geslaagd de reden van de onmogelijkheid aan
verzoeker duidelijk te maken. Het personeel heeft uitdrukkelijk de opdracht
potentiële gasten zoveel mogelijk behulpzaam te zijn en de reden van de
weigering aan hen duidelijk te maken.

Gelet op het bovenstaande verzoekt de wederpartij de klacht ongegrond te
verklaren.

4. DE OVERWEGINGEN VAN DE COMMISSIE

4.1. In geding is de vraag of de wederpartij bij het verhuren van zaalruimte
onderscheid heeft gemaakt op grond van ras als bedoeld in artikel 7 lid 1 sub
b AWGB.

4.2. Artikel 7 lid 1 sub b AWGB verbiedt in samenhang met artikel 1 AWGB
onder meer onderscheid tussen personen op grond van ras bij het aanbieden van
goederen en diensten, indien dit geschiedt in de uitoefening van een beroep
of bedrijf. Onder het sluiten van overeenkomsten wordt mede verstaan het
weigeren een overeenkomst aan te gaan (Tweede Kamer, 1991-1992, 22014, nr. 5,
p. 7-8.).

Artikel 1 AWGB bepaalt dat onder onderscheid onder andere wordt verstaan
onderscheid tussen personen op grond van ras.
Het begrip ras in de AWGB dient overeenkomstig het Internationaal Verdrag
inzake de uitbanning van alle vormen van rassendiscriminatie en vaste
jurisprudentie van de Hoge Raad ruim te worden uitgelegd en omvat tevens:
huidskleur, afkomst, of nationale of etnische afstamming (Tweede Kamer,
vergaderjaar 1990-1991, nr. 3, pag. 13.).

4.3. Verzoeker heeft het verslag van de praktijktesten overgelegd. Zowel de
civiele rechter als de strafrechter hebben de praktijktest als bewijsmiddel
geaccepteerd (Zie onder andere Rechtbank Amsterdam, 20 maart 1992,
Rechtspraak Rassendiscriminatie 287 (straf) en Rob Zutphen 26 juni 1980,
Rechtspraak Rassendiscriminatie 16 (civiel).). De Commissie oordeelde reeds
eerder ook dat door middel van praktijktesten, afhankelijk van de
omstandigheden, het bewijs van ongelijke behandeling kan worden geleverd
(Commissie gelijke behandeling, 10 juni 1997, oordeel 97-65.).

4.4. Teneinde de in geding zijnde vraag te beantwoorden overweegt de
Commissie het volgende.

De feiten waarover verzoeker zich heeft beklaagd speelden zich af gedurende
de maand september 1996. Volgens verzoeker is het gesprek onaangenaam
verlopen. De wederpartij heeft geen enkele herinnering aan het gesprek met
verzoeker en diens vrouw.
De Commissie vindt, mede gelet op het tijdsverloop, dat laatste begrijpelijk
nu het om een regulier gesprek ging waarvan er jaarlijks vele plaatsvinden.
De gang van zaken rond de boekingspoging van verzoeker dient derhalve in het
midden te blijven.

Ter zitting werd vastgesteld dat het sinds een aantal jaren vast beleid is
van de wederpartij om boekingen voor de zalen niet telefonisch maar in een
persoonlijk gesprek af te wikkelen. Tevens werd ter zitting vastgesteld dat
de beschikbaarheid van de zalen van de wederpartij sterk afhankelijk is van
de door de klanten gewenste accommodatie en de resultaten van de lopende
opties.

4.5. Er zijn door het Meldpunt naar aanleiding van de klacht van verzoeker
een drietal praktijktesten uitgevoerd.
Bij de eerste praktijktest zijn de allochtone en autochtone testpersoon alle
twee correct behandeld en zij konden allebei een zaal huren. De autochtone
testpersoon die een dag later belde kreeg meer mogelijkheden aangeboden, maar
niet is gebleken dat dit niet het gevolg van het optiesysteem is. Aan deze
test kan dus geen conclusie worden verbonden wat betreft een ongelijke
behandeling op grond van ras.

Bij de tweede praktijktest is de autochtone testpersoon
(op 14 januari 1997) welwillender te woord gestaan dan de allochtone
testpersoon (op 21 december 1996). Het lijkt alsof aan de autochtone
testpersoon ook meer mogelijkheden voor zaalhuur zijn aangeboden. Gezien het
tijdsverloop van drie en een halve week tussen de twee gesprekken en het
eerdergenoemde optiesysteem kan hieraan echter geen conclusie worden
verbonden wat betreft een verschillende behandeling van potentiële allochtone
en autochtone klanten.

Bij de derde praktijktest werden door een allochtone testpersoon vier
mogelijke data voor zaalhuur aan de wederpartij voorgelegd. Deze werden alle
vier als geboekt gemeld, waarbij de testpersoon voor een gesprek bij de
wederpartij werd uitgenodigd. Een dag later bleken bij informatie door een
autochtone testpersoon twee van deze vier data beschikbaar te zijn.
Ook deze test levert onvoldoende bewijs op voor de Commissie om vast te
stellen dat er sprake is van een ongelijke behandeling van allochtone en
autochtone potentiële klanten. De allochtone testpersoon is immers tot
overleg bij de wederpartij uitgenodigd. Tevens gaan opties niet door waardoor
het mogelijk is dat binnen één dag twee data opnieuw voor reservering
vrijkomen.

Voorts is van belang dat buiten de test om een Turkse
vrijwilligster van het Meldpunt voor zichzelf bij de wederpartij over
zaalhuur heeft gesproken terwijl zij nog niet op de hoogte was van de klacht
van verzoeker. Zij is aardig te woord gestaan en kon zonder moeite een zaal
huren.

4.6. De ter zitting gehoorde getuigen (die aan de praktijktesten hebben
meegewerkt) leggen eensluidende verklaringen af over het verloop van de
tijdens de praktijktesten gevoerde gesprekken. Deze verklaringen komen er
kort gezegd op neer dat allochtone testpersonen minder welwillend te woord
werden gestaan en de contacten met de wederpartij stroever en minder
uitnodigend verliepen naar mate de beheersing van het Nederlands slechter
was. De ervaringen van de andere testpersonen in de praktijktesten lijken
bovenstaand standpunt te ondersteunen.
De Commissie acht het derhalve aannemelijk dat de communicatie tussen de
wederpartij en personen die het Nederlands slecht beheersen moeizaam verloopt
en wellicht in het algemeen in een minder uitnodigende houding resulteert.

4.7. Aan de hand van de praktijktesten en de ter zitting afgelegde
verklaringen kan niet worden vastgesteld of de moeizame
communicatie met gebrekkig Nederlands sprekende allochtonen voor deze
personen ook inderdaad resulteerde in minder mogelijkheden tot zaalhuur dan
voor autochtone testpersonen of dat hier de eerdergenoemde zakelijke redenen
aan ten grondslag lagen. Dat zou eventueel anders zijn geweest indien de
praktijktesten zouden hebben uitgewezen dat allochtonen en autochtonen
ongelijk werden behandeld op onmiddellijk op elkaar volgende tijdstippen
onder nagenoeg gelijke omstandigheden.
De Commissie concludeert dan ook dat niet aannemelijk is geworden dat er in
het onderhavige geval bij de zaalverhuur sprake is geweest van onderscheid op
grond van ras.

4.8. Aanbeveling van de Commissie

De Commissie acht het aannemelijk dat een onwelwillende behandeling tot
gevolg kan hebben dat veelal niet vrijwillig van het aangaan van een
overeenkomst wordt afgezien. In die zin ondervinden mensen die gebrekkig de
Nederlandse taal beheersen nadeel.
In een multiculturele samenleving mag van ondernemers worden verwacht dat zij
adequaat inspelen op communicatieproblemen met mensen die de Nederlandse taal
minder goed beheersen. Het nalaten hiervan kan op gespannen voet komen te
staan met de
gelijkheidsvoorschriften.

Het is in de praktijk niet gemakkelijk te beoordelen of in voorkomende
gevallen sprake is van voldoende inspanning ter bevordering van de
communicatie. De verklaringen van de getuigen duiden erop dat daarvan in het
onderhavige geval geen sprake is geweest. De verklaringen van de wederpartij
dat aan allochtone instructeurs gebedsruimtes ter beschikking worden gesteld
duiden er echter op dat deze zich bewust is van de eisen van een
multiculturele samenleving en dat hierop positief wordt ingespeeld. De
Commissie beveelt de wederpartij aan bij de zaalverhuur aandacht te schenken
aan een soepel verloop van de communicatie met minder goed Nederlands
sprekende personen.

5. HET OORDEEL VAN DE COMMISSIE

De Commissie gelijke behandeling spreekt als haar oordeel uit dat (….) te
Tiel bij de verhuur van een zaal jegens de heer (….) te Tiel geen
onderscheid op grond van ras heeft gemaakt zoals bedoeld in artikel 7 lid 1
sub b Algemene wet gelijke behandeling en derhalve niet in strijd met deze
wet heeft gehandeld.

Rechters

Mw. mr. L.Y. Gonçalves-Ho Kang You (Kamervoorzitter), mw. mr. L. Mulder (lidKamer), dhr. A. Kruyt (lid Kamer), mw. mr. G.H. Felix (secretaris Kamer)