Instantie: Commissie gelijke behandeling, 14 april 1998

Instantie

Commissie gelijke behandeling

Samenvatting


Verzoeker is van Iraakse afkomst en heeft de Nederlandse nationaliteit.
Verzoeker stuurde een open sollicitatie aan de wederpartij om in aanmerking
te komen voor de functie van bibliotheekmedewerker in het kader van een
zogenaamde ‘Melkertbaan’. Verzoeker werd door de wederpartij afgewezen voor
de functie omdat hij de Nederlandse taal onvoldoende beheerste. De Commissie
acht het voldoende onderbouwd dat voor de betreffende functie een duidelijke
verstaanbaarheid van het Nederlands noodzakelijk is. Derhalve oordeelt de
Commissie dat de wederpartij geen direct onderscheid op grond van ras heeft
gemaakt. Zij heeft immers de geschiktheid van verzoeker voor de functie niet
op een ondeugdelijke of willekeurige wijze bepaald.
Door het stellen van de taaleis is wel indirect onderscheid naar ras gemaakt
dat objectief gerechtvaardigd is.
De Commissie constateert in een aanbeveling aan de wederpartij dat de
werkervaringsplaats die aan verzoeker werd aangeboden in het geheel niet bij
diens opleiding, capaciteiten en kwalificaties aansluit. De Commissie beveelt
de wederpartij aan het plaatsen van allochtone sollicitanten beter af te
stemmen op de individuele mogelijkheden en capaciteiten van betrokkenen,
temeer nu de wederpartij een voorkeursbeleid voert dat tot nu toe weinig
resultaat heeft opgeleverd.

Volledige tekst

1. HET VERZOEK

1.1. Op 1 april 1997 verzocht de heer (….) te ’s Gravenhage (hierna:
verzoeker) de Commissie gelijke behandeling haar oordeel uit te spreken over
de vraag of de Economische Voorlichtingsdienst van de minister van
Economische Zaken te ’s Gravenhage (hierna: de wederpartij) jegens hem
onderscheid heeft gemaakt op grond van ras in strijd met de Algemene wet
gelijke behandeling (AWGB).

1.2. Verzoeker is van Iraakse afkomst en heeft de Nederlandse nationaliteit.
Verzoeker heeft een open sollicitatie gericht aan de wederpartij om in
aanmerking te komen voor een werkervaringsplaats (“Melkertbaan”). Hij is door
de wederpartij afgewezen voor de functie van bibliotheekmedewerker vanwege
onvoldoende beheersing van de Nederlandse taal. Verzoeker is van mening dat
de wederpartij hiermee in strijd heeft gehandeld met de AWGB.

2. DE LOOP VAN HET ONDERZOEK

2.1. De Commissie heeft het verzoek in behandeling genomen en een onderzoek
ingesteld. Partijen hebben hun standpunten schriftelijk toegelicht. Verzoeker
heeft ook een verzoek om een oordeel ingediend tegen de instantie die
werkzaam is op het gebied van arbeidsbemiddeling (hierna: bemiddelende
instantie), waarbij verzoeker als werkzoekende was ingeschreven.
Laatstgenoemde zaak is bij de Commissie bekend onder nummer 97/61. Beide
zaken zijn ter zitting gevoegd behandeld.

2.2. Vervolgens heeft de Commissie partijen opgeroepen en deze hebben hun
standpunten nader toegelicht tijdens een zitting op 12 januari 1998.

Bij deze zitting waren aanwezig:

van de kant van verzoeker
– dhr. (….) (verzoeker)

van de kant van de wederpartij
– mw. mr. (….) (medewerker directie wetgeving en andere
juridische aangelegenheden)

van de kant van de Commissie
– mw. mr. L.Y. Gonçalves-Ho Kang You (Kamervoorzitter)
– mw. mr. drs. M.G. Nicolai (lid Kamer)
– dhr. A. Kruyt (lid Kamer)
– mw. mr. I.M. Hidding (secretaris Kamer)

2.3. Na de zitting is het onderzoek voortgezet en heeft de wederpartij nadere
informatie verstrekt. Deze informatie is ontvangen op 30 januari 1998.

2.4. Het oordeel is vastgesteld door Kamer II van de Commissie. In deze Kamer
hebben zitting de leden als vermeld onder 2.2.

3. DE RESULTATEN VAN HET ONDERZOEK

De feiten

3.1. Verzoeker is van Iraakse afkomst en woont sinds 1973 in Nederland. Hij
heeft de Nederlandse nationaliteit. Verzoeker heeft in Irak een
economie-studie gevolgd, waarvan vastgesteld is dat deze qua niveau
vergelijkbaar is met het kandidaatsexamen economie aan een Nederlandse
universiteit. Verzoeker beschikt verder over diploma’s van het Institute of
Social Studies te Den Haag. Daarnaast heeft verzoeker het MAVO-3 diploma
Nederlands. Hij heeft zeven jaar werkervaring in Nederland, deels op
middelbaar administratief niveau en deels als salesmanager en
bedrijfsmanager. Verder is hij geregeld werkzaam als tolk Arabisch.

3.2. De wederpartij voert een voorkeursbeleid voor allochtonen. Dit houdt in
dat bij werving en selectie aan kandidaten van allochtone afkomst bij gelijke
geschiktheid de voorkeur wordt gegeven. Volgens de rapportage op grond van de
Wet Bevordering Evenredige Arbeidsdeelname Allochtonen (WBEAA) was in 1996,
3,6% werknemers van de wederpartij van allochtone afkomst. Volgens het door
het Rijk gehanteerde landelijke “evenredigheidsstreven” dat door de
wederpartij wordt toegepast, zou dit circa 6% moeten zijn.

3.3. Verzoeker heeft op 23 oktober 1996 een open sollicitatie gericht aan de
wederpartij om in aanmerking te komen voor een zogenaamde “Melkertbaan”. De
personeelsmedewerkster van de wederpartij heeft deze sollicitatie in
behandeling genomen. Er heeft enkele malen telefonisch contact plaatsgevonden
tussen verzoeker en de personeelsmedewerkster. Zij heeft bij diverse
onderdelen van het Ministerie gepolst of er mogelijkheden waren om verzoeker
te plaatsen, waaronder ook de bibliotheek, voor een mogelijke functie als
bibliotheekmedewerker. Verzoeker wilde daarvoor graag in aanmerking komen.

3.4. Verzoeker voerde in de eerste week van januari 1997 een oriënterend
gesprek met het hoofd van de divisie waaronder de bibliotheek valt. Daarna
heeft verzoeker telefonisch contact gehad met het hoofd van de bibliotheek
die bij eerder genoemd gesprek niet aanwezig kon zijn. Verzoeker is door de
wederpartij bij brief van 12 februari 1997 afgewezen voor de functie.

3.5. De tekst van de afwijzingsbrief luidt als volgt: “Het spijt me u te
moeten mededelen dat we geen vervolg geven aan de sollicitatiegesprekken die
u heeft gevoerd met … en … de divisie informatie van de wederpartij>. Hoewel uw sollicitatie een
positieve indruk op ons heeft achtergelaten is uw Nederlandse taal
onvoldoende om te kunnen werken in de bibliotheek van de EVD. Ik dank u voor
de getoonde belangstelling en wens u veel succes bij het vinden van een
passende baan”.

De standpunten van partijen

3.8. Verzoeker stelt het volgende.

Hoewel zijn beheersing van de Nederlandse taal niet perfect te noemen is,
meent verzoeker dat zijn taalniveau voldoende is om de functie van
bibliotheekmedewerker te kunnen vervullen. Hij beschikt over het MAVO
3-diploma Nederlands en heeft gedurende zeven jaar bij Nederlandse
instellingen gewerkt. Hij werkt thans ook als tolk. Hij begrijpt dan ook niet
hoe de wederpartij kan oordelen dat zijn taalbeheersing van het Nederlands
niet goed genoeg is om als bibliotheekmedewerker te kunnen werken. Door
verzoeker op deze grond af te wijzen voor de functie, heeft de wederpartij in
strijd gehandeld met de AWGB.

Verzoeker heeft drie telefoongesprekken gevoerd met de personeelsmedewerkster
van de wederpartij. Deze medewerkster was enthousiast en vertelde verzoeker
dat men zou proberen om verzoeker een werkervaringsplaats aan te bieden. Ook
de consulent van de bemiddelende instantie vertelde verzoeker dat de
wederpartij geïnteresseerd was in verzoeker.

De personeelsmedewerkster heeft nooit gezegd dat zijn taalbeheersing slecht
was. Bovendien is onduidelijk waarom zij drieëneenhalve maand -van 23 oktober
1996 tot 12 februari 1997- nodig had om tot de conclusie te komen dat de
beheersing van de Nederlandse taal van verzoeker slecht zou zijn.

Tijdens het sollicitatiegesprek met het hoofd van de divisie waaronder de
bibliotheek valt, ging de discussie over het werk als bibliotheekmedewerker.
Ondanks het feit dat verzoeker over een universitair diploma beschikt, was
hij bereid een lage functie te accepteren omdat het niveau van zijn
beheersing van de Nederlandse taal niet overeenkomt met het niveau van zijn
studie en diploma’s.

De bewering van de wederpartij dat verzoeker een functie zocht waarin hij
contact zou kunnen leggen tussen Nederlandse bedrijven en landen in het
Midden-Oosten, is niet waar. Het hoofd van de divisie informatie en het hoofd
van de afdeling personeelszaken wisten heel goed dat het de intentie van
verzoeker was om een bibliotheekfunctie te accepteren. Verzoeker heeft in
dezelfde periode gesolliciteerd naar een functie in de Koninklijke
Bibliotheek in Den Haag.

Er heeft nooit een discussie plaatsgevonden tussen verzoeker en één van de
betreffende medewerkers van de wederpartij over de vraag of verzoeker al dan
niet bereid was een cursus Nederlands te volgen. Verzoeker is daartoe zeker
bereid.

3.9. De wederpartij stelt het volgende.

Binnen het kader van de Melkertbaan -het opdoen van werkervaring- wilde de
voorlichtingsdienst een brede functie creëren, waarin de kandidaat op alle
terreinen binnen de bibliotheek inzetbaar zou zijn. Betrokkene zou diverse
administratieve en ondersteunende werkzaamheden moeten gaan uitvoeren; één
van de essentiële onderdelen betrof het bemensen van de balie van de
bibliotheek. Deze baliefunctie is niet af te splitsen van de overige taken.
De bibliotheek heeft namelijk een klein team van vier a vijf medewerkers en
men moet elkaar kunnen vervangen bij alle werkzaamheden.

In vervolg op de eerste contacten met de personeelsmedewerkster van de
wederpartij, heeft een mondeling gesprek plaatsgevonden tussen verzoeker en
het hoofd van de divisie informatie van de voorlichtingsdienst. Uit dit
gesprek en uit het telefonisch contact met het hoofd van de bibliotheek bleek
dat de beheersing van de Nederlandse taal van verzoeker onvoldoende was om
een functie in de bibliotheek te kunnen vervullen. Verder bleek uit deze
gesprekken dat verzoeker een functie zocht waarin hij contact zou kunnen
leggen tussen Nederlandse bedrijven en landen in het Midden-Oosten. Verzoeker
had voor ogen dat hij als onderdeel van een dergelijke functie ook frequent
naar het Midden-Oosten zou kunnen reizen. De voorlichtingsdienst kon
verzoeker een dergelijke functie echter niet bieden. Tenslotte werd
geconstateerd dat verzoeker een (te) zware opleiding had voor de beoogde
functie.

De consulent van de bemiddelende stichting heeft verzoeker meerdere malen op
zijn slechte beheersing van de Nederlandse taal gewezen. Overigens kan ook de
personeelsmedewerkster van de wederpartij bevestigen dat de Nederlandse taal
van verzoeker slecht was. Hij was echter niet van plan om een cursus
Nederlands te volgen.

De taaleis is voor een publieksfunctie met directe klantcontacten dermate
vanzelfsprekend dat deze niet expliciet is verwoord in de
functie-omschrijving van de vaste baliefunctionarissen; het is één van de
basale functie-eisen, die onmisbaar is voor een goede functievervulling. Er
wordt telefonisch en aan de balie informatie verstrekt aan particulieren en
bedrijven. Het ging in dit geval niet om een vacature. Er is dan ook geen
advertentie geplaatst met functie-eisen.
Uit het verzoekschrift blijkt niet in hoeverre kennis van de Nederlandse taal
een rol heeft gespeeld bij de vorige werkgevers van verzoeker.

Van discriminatie op grond van ras is geen sprake. Er is niet in strijd
gehandeld met de AWGB.

4. OVERWEGINGEN VAN DE COMMISSIE

4.1. In geding is de vraag of de wederpartij jegens verzoeker onderscheid
heeft gemaakt op grond van ras zoals bedoeld in de AWGB door hem niet aan te
stellen als bibliotheekmedewerker in het kader van een werkervaringsplaats
(“Melkertbaan”).

4.2. Artikel 5 lid 1 sub a AWGB verbiedt in samenhang met artikel 1 AWGB,
onder meer het maken van onderscheid naar ras bij de aanbieding van een
betrekking en de behandeling bij de vervulling van een openstaande
betrekking.

Volgens artikel 1 AWGB wordt onder onderscheid verstaan zowel direct als
indirect onderscheid. Artikel 1 AWGB bepaalt dat onderscheid tussen personen
op grond van ras een vorm van direct onderscheid is. Van indirect onderscheid
is sprake indien op grond van andere hoedanigheden of gedragingen dan ras
onderscheid wordt gemaakt dat direct onderscheid op deze gronden tot gevolg
heeft.
In artikel 2 lid 1 AWGB is bepaald dat het verbod van onderscheid niet geldt,
ten aanzien van indirect onderscheid dat objectief gerechtvaardigd is.

Het begrip ras in de AWGB moet overeenkomstig het Internationaal Verdrag
inzake de uitbanning van elke vorm van rassendiscriminatie en vaste
jurisprudentie van de Hoge Raad ruim worden uitgelegd en omvat tevens:
huidskleur, afkomst, of nationale of etnische afstamming (Tweede Kamer,
vergaderjaar 1990-1991, nr. 3, pag. 13.).

4.3. De Commissie stelt vast dat in het onderhavige geval geen sprake is van
aanbieding van een betrekking door de wederpartij. Verzoeker heeft immers een
open sollicitatie gericht aan de wederpartij om voor een werkervaringsplaats
(Melkertbaan) in aanmerking te komen. De sollicitatie is door de wederpartij
in behandeling genomen en er zijn verschillende onderdelen van het Ministerie
gepolst of er mogelijkheden waren verzoeker te plaatsen. Het onderzoek van de
Commissie heeft dus betrekking op de vraag of de wederpartij bij de selectie
onderscheid op grond van ras heeft gemaakt.

4.4. De Commissie stelt vast dat de wederpartij als reden voor de afwijzing
van verzoeker heeft aangevoerd dat zijn beheersing van de Nederlandse taal
onvoldoende was voor de functie van bibliotheekmedewerker.
Volgens vaste jurisprudentie van de Commissie rekent zij het niet tot haar
taak om te beoordelen of iemand geschikt is voor een functie. De taak van de
Commissie is om na te gaan of door de wederpartij bij de beoordeling van de
(mate van) geschiktheid onderscheid gemaakt is in strijd met de wetgeving
gelijke behandeling (Zie onder meer Commissie gelijke behandeling van mannen
en vrouwen bij de arbeid, oordeel 420-92-50, 2 september 1992 en 414-92-53,
15 september 1992 en Commissie gelijke behandeling, oordeel 96-78.). Daarbij
wordt de beoordeling van de geschiktheid slechts in zoverre betrokken dat
aannemelijk moet zijn dat de wederpartij de geschiktheid heeft bepaald op een
wijze die niet ondeugdelijk of willekeurig is. In de onderhavige zaak is
tevens van belang dat er sprake was van een open sollicitatie. Nu dus niet
tevoren bekend was welke eisen in het algemeen worden gesteld aan de functie
van bibliotheekmedewerker, zal tevens beoordeeld moeten worden of de door de
wederpartij gehanteerde selectiecriteria deugdelijk zijn.

4.5. Voor wat de sollicitatieprocedure betreft is gebleken dat het hoofd van
de divisie informatie, waaronder de bibliotheek valt, met verzoeker een
gesprek van tenminste een uur heeft gevoerd. Vervolgens heeft een telefonisch
sollicitatiegesprek plaatsgevonden met het hoofd van de bibliotheek. De
wederpartij heeft op basis van deze sollicitatiegesprekken geconcludeerd dat
verzoeker niet geschikt is voor deze functie. Zijn mondelinge
uitdrukkingsvaardigheid in het Nederlands is onvoldoende om haar klanten
telefonisch efficiënt te woord te staan.

De Commissie stelt vast dat partijen van mening verschillen of de wederpartij
verzoeker heeft aangeraden om een cursus Nederlands te volgen. Verzoeker
betwist in ieder geval dat hij geweigerd zou hebben een cursus Nederlands te
volgen. Uit het feit dat verzoeker zich zeer gemotiveerd heeft getoond om
werk te vinden bij de wederpartij, acht de Commissie dit niet aannemelijk.
Niet gebleken is echter dat het vorenstaande bij de afwijzing van verzoeker
een rol heeft gespeeld.

Voorts is de vraag of bij de afwijzing van verzoeker voor de functie van
bibliotheekmedewerker ook heeft meegespeeld dat verzoeker aangegeven zou
hebben een functie te zoeken waarin hij contacten zou kunnen onderhouden met
het Midden-Oosten. Verzoeker ontkent dit en stelt dat het voor hem duidelijk
was dat dit soort werkzaamheden geen onderdeel uitmaakten van een functie in
de bibliotheek. Ter zitting is gebleken dat de kennis van de Arabische taal
en cultuur wel ter sprake is gekomen tijdens het sollicitatie-gesprek met het
hoofd van de divisie informatie van de voorlichtingsdienst. Gesproken is over
de functie van consultant bij de wederpartij waarin deze kennis zeer relevant
zou zijn. Die functie bestaat echter niet meer sinds een aantal jaren.
De Commissie acht het aannemelijk dat de hiervoor genoemde aspecten besproken
zijn in het kader van een bredere oriëntatie op de mogelijkheden tot
plaatsing van verzoeker en niet bij de beoordeling voor de onderhavige
functie.

Ten aanzien van het standpunt van de wederpartij dat de opleiding van
verzoeker te zwaar was voor de functie van bibliotheek-medewerker, is de
Commissie van oordeel dat dit geen reden is geweest om verzoeker niet aan te
nemen. Het curriculum vitae van verzoeker was immers al bekend bij de
wederpartij voordat er sollicitatiegesprekken zijn gevoerd met de
voorlichtingsdienst en men was in hem geïnteresseerd.

4.6. Het geheel overziende acht de Commissie het voldoende onderbouwd dat
voor de onderhavige functie van bibliotheekmedewerker relevant is dat
duidelijk verstaanbaar Nederlands moet worden gesproken. Het dienstverlenende
karakter van de functie brengt met zich dat er veelvuldig mondeling en
telefonisch moet worden gecommuniceerd. Ook de Commissie heeft op grond van
haar eigen waarneming ter zitting kunnen vaststellen dat de
uitdrukkingsvaardigheid in de Nederlandse taal (nog) niet voldoende is voor
deze functie. Op bovenstaande gronden is de Commissie van oordeel dat de
wederpartij bij de behandeling van deze open sollicitatie niet willekeurig
een taaleis aan verzoeker heeft gesteld voor de onderhavige functie. Voorts
is de Commissie van oordeel dat de wederpartij de geschiktheid van verzoeker
voor deze functie heeft bepaald op een wijze die niet als ondeugdelijk of
onzorgvuldig kan worden aangemerkt. Uit het onderzoek naar aanleiding van de
door verzoeker naar voren gebrachte redenen voor zijn afwijzing, zijn geen
aanwijzingen naar voren gekomen die duiden op onderscheid naar ras. Derhalve
is de Commissie van oordeel dat bij de selectie van verzoeker voor deze
functie door de wederpartij geen direct onderscheid naar ras is gemaakt.

4.7. Vervolgens is de vraag of bij de selectie indirect onderscheid naar ras
is gemaakt. Van indirect onderscheid naar ras is sprake als het nadelig
effect van de taaleis in overwegende mate personen treft van niet-Nederlandse
etnische of nationale afstamming. (Zie bijvoorbeeld Commissie gelijke
behandeling, 27 augustus 1996, oordeel 96-75.)

Het is een algemeen bekend gegeven dat onder personen wier etnische of
nationale herkomst buiten Nederland ligt, een functie-eis omtrent de
Nederlandse taalbeheersing eerder tot uitsluiting voor functies als de
onderhavige (i.c. bibliotheekmedewerker) in het kader van een
werkervaringsplaats zal leiden dan voor personen, die buiten deze groep
vallen (Zie voor oordelen over taaleisen Nationale Ombudsman 22 mei 1987,
Rechtspraak Rassendiscriminatie nr. 152 en Voorzitter scheidsgerecht Algemene
Bond Uitzendbureaus 19 februari 1988, Rechtspraak Rassendiscriminatie nr.
171.). Derhalve levert de gestelde taaleis indirect onderscheid op grond van
ras op.

4.8. Het verbod van indirect onderscheid geldt volgens artikel 2 lid 1 AWGB
niet ten aanzien van indirect onderscheid dat objectief gerechtvaardigd is.
De Commissie toetst bij de vraag of sprake is van een objectieve
rechtvaardigingsgrond aan de volgende criteria (Tweede Kamer, vergaderjaar
1990-1991, 22 014, nr. 3, pag. 14 en Hof van Justitie van de Europese
Gemeenschappen, Bilka-Kaufhaus versus Weber von Hartz 13 mei 1986, zaak
170/84; Rinner-Kühn versus FWW Spezial Gebaüdereinigung GmbH & Co. KG 13 juli
1989, zaak 171/88.):
– aan het nagestreefde doel moet iedere discriminatie vreemd zijn;
– de om het doel te bereiken gekozen middelen dienen te beantwoorden aan een
werkelijke behoefte van de organisatie;
– en moeten geschikt en noodzakelijk zijn om het gestelde doel te bereiken.

4.9. Het doel dat nagestreefd wordt is het plaatsen van personeel, dat alle
taken van een bibliotheekmedewerker kan uitoefenen. De Commissie stelt vast
dat aan dit doel iedere discriminatie vreemd is, terwijl het doel beantwoordt
aan een werkelijke behoefte van de organisatie.

4.10. Vervolgens moet worden beoordeeld of het middel, in dit geval de
onderhavige taaleis, geschikt en noodzakelijk is om het gestelde doel te
bereiken. Zoals eerder gesteld is voor deze functie voldoende kennis van de
Nederlandse taal vereist. De vraag is of de wederpartij aan deze functie
hogere eisen heeft gesteld dan noodzakelijk is. Voorts is de vraag is of het
nagestreefde doel niet op andere wijze bereikt kan worden.

Verzoeker betwist dat zijn niveau van beheersing van de Nederlandse taal
onvoldoende is voor de onderhavige functie. Hij verwijst daarbij naar de
verscheidene functies in Nederland waarin hij werkzaam is geweest en aan het
feit dat hij het MAVO-3 diploma Nederlands heeft behaald. Hij is bovendien
regelmatig als tolk Arabisch werkzaam. Daaruit blijkt volgens hem dat hij de
Nederlandse taal voldoende beheerst.
Op grond van de verstrekte informatie stelt de Commissie vast dat verzoeker
werkzaam is geweest in financieel-administratieve functies. Gesteld noch
gebleken is dat verzoeker in die functies veelvuldig contact had met externe
cliënten of bezoekers, zoals in de onderhavige functie van
bibliotheekmedewerker het geval zou zijn. De Commissie is van oordeel dat bij
de functie van tolk Arabisch andere taalvaardigheden vereist zijn dan het
telefonisch en mondeling te woord staan van (overwegend) Nederlandse klanten
van de bibliotheek. Geconcludeerd wordt derhalve dat het standpunt van
verzoeker in deze niet steekhoudend is.

De wederpartij heeft ter zitting aangegeven dat alle bibliotheek-medewerkers
roulerend alle voorkomende werkzaamheden verrichten. De baliewerkzaamheden
hebben veelal een voorlichtend en informatief karakter. Er wordt zowel
mondeling als telefonisch informatie verschaft aan particulieren en
bedrijven. Daarnaast moeten ook meer administratieve werkzaamheden worden
verricht. Desgevraagd heeft de wederpartij toegelicht dat de werkzaamheden
niet kunnen worden gesplitst omdat het team van de bibliotheek daarvoor te
klein is. Bovendien zou een beperking van de taken de functie minder breed en
interessant maken. Dit leidt tot de conclusie dat geen redelijke
alternatieven voor handen zijn om verzoeker (deels) in die functie aan te
stellen.

4.11 Op grond van het bovenstaande is de Commissie van oordeel dat de
wederpartij geen hogere eisen aan de mondelinge taalvaardigheid heeft gesteld
dan voor de uitoefening van de functie noodzakelijk is. Voorts is niet
aannemelijk geworden dat de wederpartij dit doel op andere wijze kan bereiken
waarbij geen indirect onderscheid naar ras wordt gemaakt. De Commissie stelt
dan ook vast dat het gekozen middel geschikt en noodzakelijk is en
beantwoordt aan de legitieme behoefte van de organisatie. Derhalve is voldaan
aan de hiervoor genoemde criteria van een objectieve rechtvaardigingsgrond.
Hieruit volgt dat de wederpartij jegens verzoeker geen verboden indirect
onderscheid op grond van ras heeft gemaakt.

4.12. Aanbeveling van de Commissie.

Uit het onderzoek van de Commissie is gebleken dat het aantal personeelsleden
van allochtone afkomst bij het Ministerie ver beneden het landelijke
evenredigheidsstreven ligt. Het voeren van een voorkeursbeleid ten behoeve
van personen behorende tot etnische minderheidsgroepen is dus nog steeds
noodzakelijk. De Commissie beveelt de wederpartij aan een meer actief en
doelmatig voorkeursbeleid te voeren. In dit verband constateert de Commissie
dat de werkervaringsplaats die verzoeker is aangeboden door de wederpartij in
het geheel niet aansluit bij zijn opleiding, capaciteiten en qualificaties.
Het is betreurenswaardig dat het initiatief van verzoeker, die zeer
gemotiveerd was aan het werk te gaan, op deze wijze is verlopen. De Commissie
beveelt de wederpartij aan het plaatsen van allochtone sollicitanten in het
kader van werkervaringsplaatsen, beter af te stemmen op de individuele
mogelijkheden en capaciteiten van betrokkenen.

5. HET OORDEEL VAN DE COMMISSIE

De Commissie spreekt als haar oordeel uit dat de minister van Economische
Zaken te ’s Gravenhage jegens de heer (….) te ’s Gravenhage geen
onderscheid op grond van ras heeft gemaakt zoals bedoeld in artikel 5 lid 1
sub a van de Algemene wet gelijke behandeling en derhalve niet in strijd met
deze Wet heeft gehandeld.

Rechters

Mw. mr. L.Y. Gonçalves-Ho Kang You (Kamervoorzitter), mw. mr. drs. M.G.Nicolai (lid Kamer), dhr. A. Kruyt (lid Kamer), mw. mr. I.M. Hidding(secretaris Kamer)