Instantie: Rechtbank ‘s-Gravenhage zp Zwolle, 9 februari 1998

Instantie

Rechtbank ‘s-Gravenhage zp Zwolle

Samenvatting


De vrouw is meermalen verkracht door Turkse militairen. Zij stelt dat zij is
getraumatiseerd vanwege haar ervaringen in Turkije. De verkrachtingen worden
door de staatssecretaris niet betwist en onder omstandigheden kan dit leiden
tot een verlening van een verblijfsvergunning op grond van het traumatabeleid
(werkinstructie 31). Eiseres kan, volgens de staatssecretaris, geen beroep
doen op dit beleid omdat zij niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij zodanig
is getraumatiseerd dat van haar niet gevergd kan worden dat zij terugkeert
naar Turkije.
De rechter is van oordeel dat lijdt aan een motiveringsgebrek en dat “gelet
op de verklaringen die de vrouw tijdens de gehele procedure heeft afgelegd
omtrent haar gemoedstoestand, aannemelijk heeft gemaakt dat zij
getraumatiseerd is. De omstandigheid dat zij zich daarvoor niet onder
psychische behandeling heeft willen stellen, doet daaraan niet af.
Daarnaast stelt de staatssecretaris dat het geen verkrachting van
overheidswege betreft, nu zij zijn begaan door militairen.
De rechter is van oordeel dat ook een verkrachting door een vertegenwoordiger
van de overheid, waartegen niet de bescherming kan worden ingeroepen van
hogere autoriteiten, onder “verkrachting van overheidswege” moet worden
verstaan.

Volledige tekst

1. Feiten en procesverloop

1.1. eisers zijn vreemdeling in de zin van de Vreemdelingenwet (Vw).

1.2. Eisers hebben op 21 december 1995 verzocht om toelating als vluchteling
verlening van een vergunning tot verblijf.

1.3. Bij afzonderlijke beschikkingen van 29 maart 1996, uitgereikt op 12
april 1995, heeft verweerder deze aanvragen om toelating niet ingewilligd.

1.4. op 6 mei 1996 hebben eisers tegen deze beschikking een bezwaarschrift
ingediend.

1.5 Eisers zijn op 27 september 1996 gehoord door een ambtelijke commissie.

1.6. Bij afzonderlijke beschikking van 22 november 1996 zijn eisers
bezwaarschriften ongegrond verklaard.

1.7 Op 19 december 1996 hebben eisers tegen deze beschikking beroep
ingesteld, waarmee onderhavige procedure is ingeleid.

1.8. De griffier heeft de van verweerder ontvangen stukken aan eisers
gezonden en hen in de gelegenheid gesteld nadere gegevens te verstrekken.

1.9. verweerder heeft een verweerschrift ingediend en geconcludeerd tot
ongegrondverklaring van het beroep.

1.10 Het beroep is behandeld ter zitting van 26 januari 1998. Eisers zijn
aldaar verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde, mr. Pondaag. Verweerder
heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, mr. Hoffmans.

2 Samenvatting vluchtverhaal

2.1 Eisers zijn op 6 januari 1996 gehoord door een contact-ambtenaar van het
Ministerie van Justitie. Zoals blijkt uit het daarvan opgemaakt rapport van
gehoor, heeft eiser onder meer – zakelijk weergegeven – het navolgende
verklaard: Eisers zijn Koerden. Zij hebben deswege problemen ondervonden. De
Koerden worden onderdrukt. Militairen kwamen bij hen thuis en vielen hen
lastig. Uit voorzorg hebben zij Turkije verlaten. Eiser is nimmer politiek
actief geweest. Hij is wel drie keer gearresteerd. De eerste keer, eind 1993,
is hij samen met een vriend in Ankara aangehouden omdat zij Koerdische
cassettes en sigaretten verkochten. Zij werden 24 uur vastgehouden en
vervolgens zonder voorwaarden vrijgelaten. Hoewel dit niet was gezegd, weet,
eiser dat hij was aangehouden omdat hij Koerd was. In november 1994 is hij,
toen hij in een koffiehuis was, voor de tweede keer gearresteerd. De
aanleiding voor deze arrestatie was dat één van de aanwezigen in het
koffiehuis aan een militair vroeg waarom hij hen uitschold voor “vieze
Koerden”. Eiser werd met vijf anderen meegenomen, verhoord en vervolgens
zonder voorwaarden vrijgelaten. Tijdens het verhoor is hij bespuugd en
uitgescholden. Eisers derde arrestatie vond plaats in maart 1995. Hij was
toen bij zijn buurman om hem te condoleren met de dood van zijn dochter. Zij
was in 1994 verdwenen en in maart 1995 gedood door onbekende militairen. Het
huis werd omsingeld door militairen. Eiser en de andere vijf aanwezige mannen
werden meegenomen. Nadat hij de volgende ochtend was verhoord over de reden
van zijn aanwezigheid in het huis van zijn buurman, is hij zonder voorwaarden
vrijgelaten. Eiser heeft Turkije op 2 juni 1996 verlaten. Hij is via
Nederland naar Duitsland gegaan, alwaar hij asielverzoek heeft ingediend. Hij
is door de Duitse autoriteiten overgedragen aan Nederland.
Eiseres heeft het volgende verklaard: Eiseres weet dat haar man een aantal
keren is aangehouden maar zij is alleen op de hoogte van zijn arrestatie in
Ankara en die bij de buren. De PKK heeft bij eisers om voedsel gevraagd.
Eisers hebben aan dit verzoek voldaan. De militairen zijn nadien twee of drie
keer bij eiseres aan de deur geweest om te vragen waarom zij dat hadden
gedaan. Zij sloegen de kinderen, namen haar mee en verkrachtten haar. Dit was
in 1995. Eiser was bij die gelegenheden niet thuis. Eiseres heeft geen
aangifte gedaan van de verkrachtingen omdat dat zinloos zou zijn.

2.2 Eisers hebben het verslag van hun nader gehoor bij brief van 15 januari
1995 aangevuld en gecorrigeerd. Zij hebben daarin – onder meer – aangegeven
dat zij niet politiek actief waren maar dat zij wel steun verleenden aan de
PKK, onder meer door voedsel te geven. Dit was ook bekend. Het leger oefende
een steeds grotere druk uit op de Koerdische bevolking. De Koerden en ook
eisers werden nauwlettend in de gaten gehouden en wel zodanig dat zij wisten
wanneer eiser niet thuis was en eiseres dus een makkelijk slachtoffer was.
Eiseres heeft haar man niet precies verteld wat er met haar is gebeurd maar
denkt dat hij waarschijnlijk wel een vermoeden heeft. Nadat het Koerdische
buurmeisje vermoord was teruggevonden, eiser diverse keren was gearresteerd
en eiseres was verkracht en vernederd, hebben zij besloten Turkije te
verlaten.

3 standpunt van eisers

3.1. Eisers hebben aan de inleidende aanvragen en de hoofdzaak ten grondslag
gelegd, dat zij in aanmerking komen voor de vluchtelingenstatus danwel voor
een vergunning tot verblijf.

3.2. Net als in de primaire beschikking, is de betreden beschikking geen
aandacht besteed aan de reactie van eisers op het kernoverwegingsformulier.
Evenmin wordt in de beschikking ingegaan op hetgeen hieromtrent in bezwaar is
aangevoerd. Tijdens de hoorzitting bij de ambtelijke commissie waren er
ernstige problemen met de tolk. Hij beheerste het Nederlands zo slecht dat
hij nauwelijks te begrijpen was. Er kan getwijfeld worden of hij de vragen
van de leden van de hoorcommissie goed heeft overgebracht aan eisers. In
ieder geval blijkt uit het verslag dat eisers vaak niet echt antwoord hebben
gegeven op de gestelde vragen. Ten aanzien van de beschikking van eiser
hebben eisers aangevoerd dat de constatering, dat eiser geen problemen heeft
ondervonden na zijn laatste arrestatie, juist is, maar dat deze constatering
niet de conclusie rechtvaardigt dat eiser niet voor vervolging te vrezen had.
Niet de feitelijke vervolging maar de vrees voor vervolging is het criterium
voor vluchtelingschap. Deze vrees was er en was bovendien gerechtvaardigd
gelet op zijn drie arrestaties. Verweerder heeft gesteld dat eiser zich niet
zodanig voor de Koerdische zaak heeft ingezet dat hij zich naar het oordeel
van de Turkse autoriteiten heeft schuldig gemaakt aan separatistische
activiteiten. Nergens blijkt waar deze bewering op is gestoeld. Bovendien is
niet de mate waarin iemand zich heeft ingezet van belang, maar juist de
betekenis die aan die activiteiten in het land van herkomst wordt toegekend.
Verweerder heeft (weer) ten onrechte gesteld dat de correcties en
aanvullingen niet van hetzelfde belang zijn als hetgeen hij hierover eerder
in de procedure heeft aangevoerd. Tot slot heeft verweerder, met verwijzing
naar het ambtsbericht van het Ministerie van Buitenlandse Zaken d.d. 2 juli
1996, ten onrechte gesteld dat ervoor eiser een binnenlandse
vluchtalternatief bestaat. Echter, reeds uit dit ambtsbericht blijkt dat dit
vestigingsalternatief er niet is voor mensen die, zoals eiser, worden
verdacht van banden met de PKK. Onafhankelijke
organisaties zoals Amnesty International en de UNHCR, delen de mening van
voornoemd Ministerie niet, dat er alleen geen binnenlands vluchtalternatief
bestaat als er sprake is van een strafrechtelijk vervolging wegens
separatistische activiteiten.
Ten aanzien van de beschikking van eiseres is aangevoerd dat uit de
telefonische notitie d.d. 22 maart 1996 blijkt dat de verklaringen van
eiseres ten aanzien van haar verkrachtingen en mishandelingen consistent (en
dus geloofwaardig} worden bevonden. Daarmee staat vast dat deze sexuele
mishandelingen hebben plaatsgevonden. Aan dit feit is in de gehele procedure
ook veel aandacht besteed. In de bestreden beschikking wordt hier evenwel met
geen woord aan gerefereerd. De bestreden beschikking kan derhalve niet in
stand blijven wegens een motiveringsgebrek en wegens het feit dat niet met
alle feiten en omstandigheden rekening is gehouden.

4 standpunt van verweerder
4.1. Verweerder heeft terzake gemotiveerd verweer gevoerd en geconcludeerd
als bovenvermeld.

5.Overwegingen
5.1. In deze procedure dient te worden beoordeeld of de bestreden beschikking
van 22 November 1996 toetsing aan geschreven en ongeschreven rechtsregels
kunnen doorstaan.

5.2. Op grond van artikel 15 Vw in samenhang met artikel 1(a) van het Verdrag
van Genève betreffende de status van vluchtelingen kunnen vreemdelingen die
afkomstig zijn uit een land waarin zij gegronde reden hebben te vrezen voor
vervolging wegens hun godsdienstige of politieke overtuiging of hun
nationaliteit, dan wel wegens het behoren tot een bepaald ras of een bepaalde
sociale groep, als vluchteling worden toegelaten.

5.3. Voorop gesteld moet worden dat de algemene en mensenrechtensituatie in
Turkije, hoewel niet rooskleurig, niet is dat vreemdelingen afkomstig uit dat
land in het algemeen, en personen afkomstig uit de Koerdische bevolkingsgroep
in het bijzonder, zonder meer als vluchteling kunnen worden aangemerkt.
Eisers zullen derhalve, om voor toelating als vluchteling in aanmerking te
kunnen komen, aannemelijk moeten maken, dat met betrekking tot hen
persoonlijk feiten en omstandigheden bestaan op grond waarvan vrees voor
vervolging in vluchtelingenrechtelijke zin gerechtvaardigd is.

5.4. Ten aanzien van eisers asielrelaas overweegt de rechtbank het volgende.
Eiser is drie keer gearresteerd. Twee keer is hij dezelfde dag vrijgelaten en
de derde keer meteen de volgende dag. Er zijn door de Turkse autoriteiten
geen voorwaarden verbonden aan zijn vrijlating. Bovendien is eiser de tweede
en derde keer niet gearresteerd vanwege zijn eigen activiteiten maar omdat
hij toen toevallig ergens aanwezig was. Op geen enkele wijze is gebleken dat
de Turkse autoriteiten op de hoogte waren van zijn steun aan of sympathie
voor de PKK of dat zij hem daarvan verdachten. Tijdens zijn verhoren is
nimmer gevraagd naar zijn banden met de PKK. Voorts heft eiser in de periode
tussen zijn laatste arrest in maart 1995 en zijn vertrek uit Turkije in juni
1995, geen problemen ondervonden van de zijde van de Turkse autoriteiten.
Naat het oordeel van de rechtbank duiden al deze feiten en omstandigheden er
niet op dat eiser persoonlijk, vanwege (vermeende) banden met PKK of om enige
andere reden, in de bijzondere negatieve belangstelling stond van de Turkse
autoriteiten. Eiser kan derhalve niet worden aangemerkt als vluchteling. De
omstandigheid dat eiser drie keer is gearresteerd is hiertoe onvoldoende,
mede gelet op het feit dat- zoals hierboven is overwogen- deze arrestaties
geen verband hielden met zijn politieke activiteiten of zijn afkomst. Tot
slot wordt overwogen dat, nu op geen enkele wijze is gebleken dat eiser wordt
verdacht van banden met de PKK, op basis van het ambachtsbericht van het
Ministerie van Buitenlandse Zaken d.d. 2 juli 1995 en op basis van informatie
van onafhankelijk mensenrechtenorganisaties- moet worden aangenomen dat er
voor hem een binnenlands vluchtalternatief bestond.
Ten aanzien van het asielrelaas van eiseres overweegt de rechtbank het
volgende.
Eiseres heeft aangevoerd dat zij problemen heeft ondervonden van de zijde van
Turkse autoriteiten omdat bekend was geworden dat zij hulp had geboden aan de
PKK. Zij heeft gesteld dat militairen naar aanleiding hiervan haar inboedel
hebben vernield, haar kinderen hebben geslagen en haar hebben verkracht. De
rechtbank is van oordeel dat niet gezegd kan worden dat de verklaringen van
eiseres omtrent deze gebeurtenissen zodanige discrepanties vertonen dat daar
geen geloof aan kan worden gehecht. Ook is niet gebleken van andere redenen
om aan het waarheidsgehalte van haar asielrelaas te twijfelen. Desgevraagd
heeft verweerder ter zitting aangegeven dat niet wordt betwijfeld dat de
verkrachtingen van eiseres hebben plaatsgevonden. Gelet op hetgeen bekend is
over de houding die Turkse autoriteiten in het algemeen aannemen ten opzichte
van Koerden, valt bepaald niet uit te sluiten dat eiseres tegen de
misdragingen van de Turkse militairen niet de bescherming had kunnen inroepen
van andere, hogere, Turkse autoriteiten. Dit geldt met name nu, zoals eiseres
heeft verklaard, vele andere Koerdische vrouwen in haar dorp door militairen
sexueel werden misbruikt. De rechtbank is evenwel van oordeel dat de
verkrachtingen van eiseres niet aangemerkt kunnen worden als een op haar
persoon gerichte daad van vervolging. Gelet op het feit dat zij niet de enige
vrouw in het dorp was die werd verkracht, is het niet aannemelijk dat de
verkrachting niet verband hield met haar steun aan de PKK. Eiseres kan
derhalve geen geslaagd beroep doen op vluchtelingschap.

5.5. Op grond van het voorgaande moet worden geconcludeerd dat niet
aannemelijk is geworden dat eisers gegronde reden hebben te vrezen voor
vervolging in vluchtelingenrechtelijke zin.

5.6 Op grond van het voorgaande is het eveneens niet aannemelijk geworden dat
eisers een reëel risico lopen om bij gedwongen verwijdering naar Turkije te
worden blootgesteld aan een behandeling waartegen artikel 3 EVRM bescherming
beoogt te bieden.

5.7 Eisers hebben aangevoerd dat eiseres is getraumatiseerd vanwege haar
ervaringen in Turkije. Ter zitting is komen vast te staan dat niet wordt
betwist dat de verkrachting hebben plaatsgevonden. Verweerder heeft ter
zitting desgevraagd dat verkrachtingen onder omstandigheden kan leiden tot
verlening een tot verblijf op grond van het traumata-beleid, zoals neergelegd
in de werkinstructie nr. 31, doch dat eiseres geen geslaagd beroep ken doen
op dit beleid aannemelijk heeft gemaakt dat zij zodanig is getraumatiseerd,
dat niet van haar gevergd dat zij naar Turkije terugkeert.
De rechtbank is van oordeel dat eiseres reeds vanaf haar binnenkomst in
Nederland heeft aangegeven dat zij is verkracht, dat zij zich daarvoor
schaamt, dat dit een schande is en dat zij zich sindsdien weinig meer kan
herinneren. In de bestreden beschikking is geen enkele overweging gewijd aan
eiseresses verkrachtingen en niet is gebleken dat verweerder ten tijde van
het slaan van de beschikking heeft getoetst aan het traumatabeleid. De
bestreden beschikking lijdt derhalve aan een motiveringsgebrek en dient
vernietigd te worden. In dit verband wordt nog overwogen dat eiseres, gelet
de verklaringen die zij tijdens de gehele procedure heeft afgelegd omtrent
haar gemoedstoestand, aannemelijk heeft gemaakt dat zij ernstig is
getraumatiseerd. De omstandigheid dat zij zich daarvoor niet onder psychische
behandeling heeft willen stellen doet daar niet aan af.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat eiseres op grond van het
traumatabeleid voor toelating in aanmerking zou kunnen komen. Hiertoe wordt
het volgende overwogen. In werkinstructie nr. 31 wordt opgemerkt dat de
traumatische ervaring in beginsel aanleiding moet zijn voor het vertrek.
Eisers hebben aangevoerd dat de mishandelingen en verkrachtingen mede
aanleiding waren om het land te verlaten. Eiser heeft gesteld dat zijn vrouw
grote druk op hem heeft uitgeoefend om Turkije te verlaten. Voorts staat in
de werkinstructie “verkrachting van overheidswege” vermeld als één van de
traumatische ervaringen die aanleiding kunnen zijn om iemand in het bezit te
stellen van een vergunning tot verblijf. Nu eiseres is verkracht door
militairen heeft verweerder, naar het oordeel van de rechtbank, ter zitting
ten onrechte gesteld dat het in casu niet ging om verkrachting van
overheidswege. Het is niet aannemelijk dat onder ‘verkrachting van
overheidswege’ alleen moet worden verstaan dat deze plaatsvinden op
instigatie van de Turkse autoriteiten. doch dat daar ook verkrachting door
een vertegenwoordiger van de overheid. waartegen niet de bescherming kan
worden ingeroepen van hogere autoriteiten. onder moet worden verstaan. Dit is
in casu aannemelijk. Tot slot is er geen sprake van één of meerdere van de in
de werkinstructie genoemde contradicties.
Niet is gebleken van overige klemmende redenen van humanitaire aard of andere
gronden die voor eiser een redelijke kans op verlening van een vergunning tot
verblijf bieden. Indien eiseres in het bezit wordt gesteld van een
verblijfsvergunning, kan hij een aanvraag indienen voor een vergunning tot
verblijf bij echtgenote.

5.8. Gelet op het voorgaande, is het beroep van eiser ongegrond. Het beroep
van eiseres is evenwel gegrond, zodat de door haar bestreden beschikking
vernietigd dient te worden.

5.9. Nu het beroep van eiseres gegrond wordt verklaard ziet de rechtbank
aanleiding verweerder te veroordelen in de proceskosten van eiseres.

6. Beslissing
De rechtbank:
– verklaart het beroep van eiseres ongegrond;
– verklaart het beroep van eiseres gegrond; – vernietigt de beschikking d.d.
22 November 1996 die betrekking heft op eiseres;
– verstaat dat verweerder, met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is
overwogen, opnieuw op eiseresses bezwaarschrift beslist;
– veroordeelt de Staat der Nederlanden om aan eiseres het door haar betaalde
griffierecht van ƒ 50 te vergoeden;
– veroordeelt de Staat der Nederlanden om de proceskosten van eiseres ad ƒ
11.420 te vergoeden, welk bedrag op grond van artikel 8:75, tweede lid, Awb
jo artikel 57b Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering moet worden voldaan
aan de griffier van deze rechtbank.

Rechters

Mr Blomsma