Instantie: Kantonrechter Almelo, 29 januari 1998

Instantie

Kantonrechter Almelo

Samenvatting


De werkgever heeft het dienstverband verbroken nog voor indiensttreding van
de werkneemster. De vrouw wijt dit aan haar zwangerschap. De werkgever stelt
dat de reden is dat werkneemster haar verhuisplannen niet heeft gemeld en
daardoor is het vertrouwen geschonden. De kantonrechter zegt op zich niets
over de zwangerschap maar acht de handeling van de werkgever onrechtmatig
omdat het argument van een niet gemelde verhuizing niet relevant is voor het
vervullen van deze functie. De werkneemster had bovendien haar werk elders
opgezegd. De vrouw krijgt een schadevergoeding van ƒ 5000 toegewezen.

Volledige tekst

Overwegende ten aanzien van het recht

1. Eiseres vordert na haar eis gewijzigd te hebben gedaagde te veroordelen
tot betaling van ƒ 15 000 te vermeerderen met de wettelijke rente hierover
vanaf 1 maart 1997 als (schade)vergoeding voor het nietige c.q. kennelijk
onredelijke dan wel onrechtmatige ontslag. Eiseres legt aan de vordering het
volgende ten grondslag. Na bij gedaagde gesolliciteerd te hebben, is een
arbeidsovereenkomst tot stand gekomen ingaande 1 maart 1997. De
arbeidsovereenkomst hield een proeftijd in. Voor de aanvang van de proeftijd
werd de overeenkomst beëindigd door gedaagde. Dit ontslag is nietig c.q.
kennelijk onredelijk, dan wel onrechtmatig. Ontslag kan pas plaatsvinden
nadat partijen ‘geproefd’ hebben, hetgeen in casu niet het geval is geweest.
Eiseres is tijdens zwangerschap ontslagen en naar haar mening ook in verband
met die zwangerschap.

2. Door gedaagde wordt de vordering betwist. Gedaagde erkent dat een
arbeidsovereenkomst tussen partijen tot stand is gekomen ingaande 1 maart
1997, van welke arbeidsovereenkomst een proeftijd onderdeel vormde, alsmede
dat zij de arbeidsovereenkomst voor het begin van de proeftijd heeft
beëindigd. Gedaagde ontkent dat beëindiging geschiedde wegens de zwangerschap
van eiseres. Beëindiging heeft plaatsgevonden wegens een gebrek aan
vertrouwen in een vruchtbare samenwerking, in het bijzonder toegespitst op
het tijdens de sollicitatieprocedure achterwege laten van informatie over
haar verhuizing naar Hengelo (O) terwijl zij redelijkerwijs kon weten dat in
verband met het vereiste op korte termijn oproepbaar te zijn voor de door
haar te verrichten diensten zulks een vermeldenswaardig gegeven was. Voorts
zou volgens gedaagde eiseres ingestemd hebben met beëindiging omdat zij op en
na 1 maart 1997 niet op het werk verschenen is.

3. Het verweer van gedaagde dat eiseres ingestemd zou hebben met beëindiging
dient verworpen te worden. Op 1 maart 1997 was reeds bekend aan eiseres dat
gedaagde geen gebruik wenste te maken van eiseres als werkneemster. Het zich
onder die omstandigheden niet melden op 1 maart 1997 is een logisch gevolg
van dat standpunt van gedaagde en duidt in het geheel niet op een beëindiging
met wederzijds goedvinden waarvoor vereist is een duidelijke en/of
ondubbelzinnige gedraging van eiseres dat zij instemt met beëindiging. Het
niet op 1 maart en daarna niet verschijnen is niet een dergelijke duidelijke
en ondubbelzinnige gedraging.

4. Voorop dient gesteld te worden dat de arbeidsovereenkomst met een zwangere
werkneemster ook tijdens de proeftijd beëindigd kan worden, alsmede dat
beëindiging voor de proeftijd eveneens mogelijk is. Art. 7:676 BW verklaart
bij een zodanige beëindiging art. 7:681 BW niet van toepassing. Voorzover de
vordering gestoeld is op nietigheid en kennelijke onredelijkheid van het
ontslag dient de vordering derhalve afgewezen te worden.

5. Resteert de gestelde onrechtmatigheid van het ontslag. De omschrijving van
de functie waarvoor eiseres is aangenomen luidt het zelfstandig uitvoeren van
zorg aan de hand van zorgplannen en het ingezet worden in alle diensten
behalve de nachtdienst. Noch uit hetgeen zijdens gedaagde is aangevoerd noch
anderszins blijkt dat eiseres tijdens het sollicitatiegesprek gevraagd is
inlichtingen te verstrekken omtrent een eventueel op handen zijnde verhuizing
van haar woonplaats Goor naar elders. Het feit dat eiseres wist ten tijde van
de sollicitatie dat zij van Goor naar Hengelo (O) zou verhuizen is geen
omstandigheid waarvan eiseres redelijkerwijs had moeten weten dat zulks voor
gedaagde relevant was. Ingevolge de functieomschrijving zouden de
werkzaamheden immers niet gedurende de nachtdienst uitgevoerd worden. Tijdens
de overige diensten is Rijssen vanuit Hengelo (O) goed per openbaar vervoer
en eigen vervoer te bereiken. Over het op korte termijn bereikbaar zijn wordt
in de vacature met geen woord gerept. Onder die omstandigheden had gedaagde
de arbeidsovereenkomst niet voor de proeftijd mogen beëindigen, doch had
eiseres in staat moeten stellen haar werkzaamheden te beginnen en had
vervolgens al dan niet gebruik kunnen maken van de mogelijkheid die een
proeftijd biedt een arbeidsovereenkomst te beëindigen. Voorts staat vast dat
eiseres haar arbeidsovereenkomst met een derde heeft beëindigd om bij
gedaagde in dienst te treden en dat zulks aan gedaagde bekend was. Onder die
omstandigheden is de beëindiging door gedaagde als onrechtmatig jegens
eiseres te kwalificeren en is gedaagde aansprakelijk voor de tengevolge van
haar handelen door eiseres geleden schade.

6. Blijkens de vacature zou het salaris bedragen ƒ 2766 bruto. Gelet op dit
salaris zal de kantonrechter de schade naar redelijkheid en billijkheid
vaststellen op ƒ 5000 nu gedaagde de hoogte van de schade betwist en eiseres
de door haar gestelde en gevorderde schade tot een bedrag van ƒ 15 000 niet
voldoende heeft onderbouwd en anderzijds wel vaststaat dat eiseres wel schade
heeft geleden.

7. Als grotendeels in het ongelijk gestelde partij zal gedaagde in de kosten
veroordeeld worden.

Rechters

mr. G. van Eerden