Instantie: Commissie gelijke behandeling, 7 oktober 1997

Instantie

Commissie gelijke behandeling

Samenvatting


Verzoekster heeft gesolliciteerd naar de functie van verpleegkundige. Zij
is
van mening dat zij is afgewezen omdat zij geen godsdienstige overtuiging
heeft. De instelling stelt dat verzoekster is afgewezen omdat zij niet
voldeed aan de door de wederpartij gehanteerde richtlijn over werkervaring.
De Commissie constateert dat standaard op het
‘sollicitatie-inlichtingen-formulier’ van de instelling de vraag naar de
geloofs- en levensovertuiging van de sollicitant is opgenomen. Tevens stelt
de Commissie vast dat het onderwerp godsdienst tijdens het
sollicitatiegesprek aan de orde is geweest. Volgens de instelling wilde
zij
de mate van respect te toetsen van toekomstige werknemers voor de
godsdienstige overtuiging van patiënten. De Commissie oordeelt dat de
instelling direct onderscheid op grond van godsdienst/levensovertuiging
maakt. Dit is verboden tenzij sprake is van een wettelijke uitzondering.
Bijvoorbeeld als het gaat om een instelling op godsdienstige grondslag.
De
Commissie stelt vast dat het hier gaat om een instelling op algemene
grondslag en de uitzondering dus niet van toepassing is.

Volledige tekst

Dit leidt tot de conclusie dat de uitzondering van artikel 5, derde lid,
AWGB
in casu niet van toepassing is.

Aangezien er geen andere wettelijke uitzonderingen op het verbod van
onderscheid op grond van godsdienst van toepassing zijn, oordeelt de
Commissie dat de wederpartij jegens verzoekster onderscheid grond van
godsdienst heeft gemaakt in strijd met de AWGB.

4.7. Tenslotte doet de Commissie de volgende aanbeveling.

De Commissie stelt vast dat de wederpartij respect voor de godsdienstige
overtuiging of levensovertuiging van patiënten voldoende acht voor een
volwaardige taakuitvoering.
Onder 4.6. heeft de Commissie reeds overwogen dat het toetsen van de
professionele houding van een sollicitant ten opzichte van de godsdienstige
overtuiging of levensovertuiging van degenen met wie hij of zij beroepsmatig
in aanraking komt, in zijn algemeenheid niet in strijd is met de Algemene
wet
gelijke behandeling.
Daarbij dient evenwel voor sollicitanten duidelijk te zijn dat èn waarom
het
vereiste van het respect voor de godsdienstige overtuiging of
levensovertuiging van anderen wordt gesteld, alsmede dat helder dient te
zijn
wat deze eis inhoudt en hoe deze wordt getoetst.

De Commissie beveelt de wederpartij aan ter zake maatregelen te nemen.
In dit
kader doet de Commissie de wederpartij de suggestie over te gaan tot het
opnemen van een functie-eis met betrekking tot het beschikken over een
respectvolle houding ten aanzien van de godsdienst of levensovertuiging
van
patiënten in de functie-eisen bij de werving en selectie, ten einde op
voorhand beter te kunnen voldoen aan het vereiste van een objectieve
selectieprocedure.

5. HET OORDEEL VAN DE COMMISSIECGB

De Commissie spreekt als haar oordeel uit dat de Stichting Aanvullende
Thuiszorg Noordwest-Veluwe te Harderwijk jegens mevrouw J.M. S. te Ermelo
direct onderscheid op grond van godsdienst heeft gemaakt als bedoeld in
artikel 5, eerste lid, onderdeel a, van de Algemene wet gelijke behandeling
en derhalve in strijd met deze wet heeft gehandeld.

Rechters

Mw. mr. Y.E.M.A. Timmerman-Buck (Kamervoorzitter), mw. mr. J.R. Dierx (lidKamer), dhr. drs. B. van Schijndel (lid Kamer), mw. A.C. van Doornen(secretaris Kamer)