Instantie: Gerechtshof Amsterdam, 12 juni 1997

Instantie

Gerechtshof Amsterdam

Samenvatting


Vader heeft kind niet erkend en wil dit alsnog doen. Tot de geboorte van het
kind, op 29 december 1987, hebben partijen een affectieve relatie gehad en
hebben zij enige jaren samengewoond. Bij de geboorte hadden zij een
LAT-relatie die medio 1989 door de moeder is beëindigd. Toen is er een
omgangsregeling tot stand gekomen van één weekend per twee weken. In april
1993 is die beëindigd. De rechtbank bepaalde in 1995 dat de vader en het kind
elkaar regelmatig een brief zullen schrijven en over en weer voorstellen
kunnen doen om iets met elkaar te gaan doen. Moeder stelt dat de erkenning
niet in het belang van het kind is, o.a. omdat dit zal leiden tot een
achternaamswijziging. Hof oordeelt dat er weliswaar sprake is van family life
tussen vader en kind, als bedoeld in artikel 8 EVRM, maar dat de moeder een
te respecteren belang heeft bij de weigering tot erkenning.

Volledige tekst

1. Het geding in hoger beroep

1.1. De vader is in hoger beroep gekomen van een beschikking van 23 oktober
1996 van de rechtbank te Utrecht, rekestnummer 50704 FA RK 95-5226 LW.

1.2. De moeder heeft een verweerschrift ingediend.

1.3. De zaak is behandeld op 28 april 1997.

2. Het geschil in hoger beroep en de feiten en omstandigheden

2.1. Uit de relatie tussen partijen is geboren S. E. M. (S.) op 25 december
1987. De vader heeft op 29 december 1987 aangifte van de geboorte gedaan. De
moeder heeft van rechtswege het ouderlijk gezag over S.. De vader heeft S.
niet erkend.

2.2. In geschil is de afwijzing bij de beschikking waarvan beroep van het
verzoek van de vader strekkende tot aanvulling van het register van de
Burgerlijke Stand van de gemeente Utrecht met een akte houdende erkenning
door hem van S. en vermelding van deze erkenning op de geboorteakte.
De vader verzoekt zijn inleidend verzoek alsnog toe te wijzen.
De moeder verzoekt de beschikking waarvan beroep te bekrachtigen.
De procureur-generaal heeft geadviseerd tot afwijzing van het verzoek van de
vader en bekrachtiging van de beschikking waarvan beroep.

2.3. Het volgende is gebleken.

Partijen hebben een affectieve relatie gehad en enige jaren samengewoond. Ten
tijde van de geboorte van S. woonden partijen niet meer samen maar hadden zij
nog een LAT-relatie, welke medio 1989 door de moeder is beëindigd. Tot die
tijd heeft de vader S. enkele dagen per week in het huis van de moeder
verzorgd.

Partijen zijn vervolgens een omgangsregeling overeengekomen inhoudende dat
tussen de vader en S. één weekend in de twee weken omgang zou plaatsvinden.
In april 1993 is aan deze omgangsregeling een einde gekomen.

Bij beschikking van 15 november 1995 is door de rechtbank te Utrecht een
omgangsregeling vastgesteld waarin is bepaald dat de vader en S. elkaar
regelmatig een brief zullen schrijven en over en weer voorstellen kunnen doen
om iets met elkaar te gaan doen.

De vader en S. hebben sinds 1993 sporadisch contact met elkaar gehad.

Bij brief van 26 september 1995 heeft de vader aan de ambtenaar van de
Burgerlijke Stand te Utrecht verzocht zijn vaderschap officieel te
registreren en daarvan een uittreksel aan hem te doen toekomen.

Bij brief van 5 oktober 1995 heeft de ambtenaar van de Burgerlijke Stand te
Utrecht geweigerd aan het verzoek van de vader te voldoen.

2.4. Ten aanzien van de moeder is het volgende gebleken.

Zij is op 8 februari 1955 geboren en vormt met S. een gezin.

Zij betwist niet dat de vader de biologische vader van S. is, doch ziet niet
in welk belang de vader heeft bij erkenning van S..

Zij is van mening dat erkenning van S. door de vader niet in het belang is
van S., nu dit zal leiden tot een achternaamswijziging. S. is thans negen
jaar oud en draagt vanaf zijn geboorte de achternaam van de moeder. Hij is
bij alle officiële instanties en in zijn persoonlijke contacten onder die
naam bekend. De moeder is van oordeel dat het plotseling dragen van een
andere achternaam de ontwikkeling van S. zal verstoren omdat hij dan telkens
tekst en uitleg zal moeten geven van zijn nieuwe achternaam.

2.5. Ten aanzien van de vader is het volgende gebleken.

Hij is in 1944 geboren en sinoloog.

Hij is van mening dat de moeder geen te respecteren belang heeft bij haar
weigering tot het verlenen van toestemming tot erkenning door hem van S..
Voorzover het te respecteren belang van de moeder gelegen is in haar bezwaren
tegen de naamswijziging van S. na erkenning van S. door hem merkt de vader op
dat S. zijn huidige achternaam kan blijven gebruiken.
Hij stelt dat op grond van de wetswijzigingen in het naamrecht aangenomen
door de Eerste Kamer op 8 april 1997 partijen vanaf 1 januari 1998, door het
afleggen van een gezamenlijke verklaring bij de Burgerlijke Stand, kunnen
kiezen voor de achternaam van de moeder of de vader. De vader is van mening
dat het belang van de moeder bij haar weigering hiermee zal komen te
vervallen. Daarnaast is de vader van oordeel dat erkenning van S. tot gevolg
zal hebben dat deze als erfgenaam van hem zal gelden, hetgeen in het belang
van S. is, gelet op de sinds kort verschenen uitgave en, naar de vader hoopt,
het daaraan verbonden financiële gewin van een door hem geschreven boek
(‘China why”).

De vader is tot slot van mening dat de weigering van de moeder toestemming te
verlenen aan de erkenning van S. door hem slechts kan worden opgevat als
misbruik van bevoegdheid.

3. Beoordeling van het hoger beroep

3.1. Vaststaat dat tussen de vader en S. sprake is van ‘family life’ in de
zin van artikel 8 EVRM.

3.2. Het hof stelt voorop dat in het geval dat tussen een vader en een kind
“family life’ in de zin van artikel 8 EVRM bestaat, weigering door de moeder
tot het verlenen van toestemming tot erkenning door de vader van het kind
misbruik van bevoegdheid kan opleveren indien de moeder bij die weigering
geen enkele te respecteren belang heeft.

3.3. Nu de moeder het kind vanaf de geboorte merendeels alleen heeft opgevoed
en verzorgd, het kind thans negen jaar oud is en vanaf zijn geboorte de
achternaam van de moeder draagt en gelet op het feit dat blijkens het
bepaalde in artikel 1:221, lid 1, tweede zijn juncto artikel 1:5, lid 2 BW S.
na erkenning van hem door de vader de achternaam van de vader zou krijgen
tegen welke naamswijziging de moeder grote bezwaren heeft omdat deze
naamswijziging ingrijpende gevolgen zou hebben voor het gezins- en privéleven
van de moeder en van S., kan niet gezegd worden dat de moeder bij haar
weigering tot het verlenen van toestemming aan de vader tot erkenning van S.
geen enkel te respecteren belang heeft. Hetgeen door de vader is aangevoerd
is onvoldoende om tot een ander oordeel te komen.

3.4. Het verzoek van de vader tot erkenning van S. dient – vooralsnog – op
grond van de huidig wetgeving te worden afgewezen.

3.5. Dit leidt tot de volgende beslissing.

4. Beslissing

Het hof:

bekrachtigt de beschikking waarvan beroep.

Rechters

Mrs. Den Ottolander, Rodenburg en Koopmann