Instantie: Bestuur DETAM, 20 december 1990

Instantie

Bestuur DETAM

Samenvatting


Mw. X. was sedert december 1975 geheel arbeidsongeschikt. Bij beslissing
van 12 december 1980 is aan haar een AAW-uitkering toegekend. Deze uitkering
is echter niet tot uitbetaling gekomen, omdat haar echtgenoot eveneens een
uitkering ter zake van arbeidsongeschiktheid ontving. Deze belissing was
gebaseerd op artikel 12a AAW, welk artikel inmiddels verdwenen is uit de AAW.

Bij brief van 5 maart 1990 heeft mw. X. gemotiveerd gevraagd om op deze
eerdere beslissing uit januari 1980 terug te komen, gelet op de ontwikkelingen
in de jurisprudentie met betrekking tot artikel 26 van het Bupo-Verdrag. De
Detam is inderdaad op de eerdere beslissing teruggekomen en mw. X. heeft
alsnog een nabetaling van ruim ƒ 50.000,– gekregen.

Volledige tekst

Geachte mevrouw

Bij beslissing d.d. 12 december 1980 werd aan u een uitkering krachtens
de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet (AAW) toegekend, onder toepassing van
artikel 12a van de AAW.

Inmiddels heeft het bestuur van onze bedrijfsvereniging besloten de
korting op grond van artikel 12a van de AAW met ingang van 1 januari 1980 te
laten vervallen.

De voor u geldende grondslag bedraagt per 1 januari 1980 ƒ 95,65.

Bij uw mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100% behoort een
uitkeringspercentage van 80.

Uw uitkering krachtens de AAW bedraagt derhalve met ingang van 1 januari
1980 80% van ƒ 95,65 = ƒ 76,52 bruto per uitkeringsdag.

Op grond van de wettelijke bepalingen dient de AAW-uitkering van de
gehuwde verzekerde waarvan de AAW-uitkering wordt berekend naar de hoge
grondslag en die voor de loonbelasting is ingedeeld in tariefgroep I of II per
1 augustus 1984 gebaseerd te worden op de middengrondslag.

Aangezien u aan bovenstaande voorwaarden voldoet, gaat uw AAW-uitkering
met ingang van 1 augustus 1984 80% van de middengrondslag ad ƒ 93,26 = ƒ 74,61
bruto per uitkeringsdag bedragen.

Uw uitkering bedraagt derhalve met ingang van 1 augustus 1984 in totaal
ƒ 74,61 bruto per uitkeringsdag.

Per 1 januari 1985 wordt de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet (AAW)
gewijzigd. Voor degenen voor wie het recht op AAW-uitkering is vastgesteld op
grond van de voor 1 januari 1980 geldende bepalingen, dient de grondslag
waarop de AAW-uitkering is gebaseerd opnieuw te worden vastgesteld.

Per 1 januari 1985 wordt de grondslag waarop de AAW-uitkering is
gebaseerd voor deze verzekerden op dezelfde wijze vastgesteld als voor de
verzekerden die op grond van de sedert 1 januari 1980 geldende bepalingen een
AAW-uitkering is toegekend. Dit betekent dat de hoogte van de grondslag mede
afhankelijk wordt van de inkomsten die zij naast de AAW- en /of WAO-uitkering
genieten en voorzover zij gehuwd zijn, tevens van de inkomsten van de
echtgenoot.

Op grond hiervan dient de grondslag waarop uw AAW-uitkering is gebaseerd
per 1 januari 1985 een wijziging te ondergaan.

De AAW kent voor de berekening van de uitkering vier grondslagen: de
algemene grondslag, de middengrondslag, de maximale grondslag en de
individuele grondslag.

U bent gehuwd. Het inkomen uit of in verband met arbeid in het bedrijfs-
en beroepsleven van u en uw echtgenoot tezamen bedraagt op 1 januari 1980 meer
dan 30% van ƒ 114,02 (de maximale grondslag).

Uw uitkering dient daarom berekend te worden naar de algemene grondslag
ad ƒ 81,50.

Uw uitkering krachtens de AAW bedraagt daarom met ingang van 1 januari
1985 80% van ƒ 81,85 = ƒ 65,48 bruto per uitkeringsdag.

Hierbij komen wij terug op onze beslissing d.d. 12 december 1980.

Deze beslissing is genomen met inachtneming van het bepaalde in de
artikelen 5, 6, 10, 10a, 12, 13, 25, 64, 79, en 80 van de AAW; artikel 4 van
de richtlijn 79/7/EEG d.d. 19 december 1978 en artikel 26 van het
Internationale Verdrag inzake burgerlijke rechten en politieke rechten d.d. 19
december 1966;

artikel IV en X van de wet tot nadere wijziging van de AAW en WAO
(invoering gelijke uitkeringsrechten voor mannen en vrouwen), artikel II, III,
IV van de Wet van 5 juli 1984, Stb. 309, houdende wijziging van de Ziektewet
en de Wet van 20 december 1979, Stb. 708; het Besluit van de Minister van
Sozawe a.i. d.d. 30 juli 1984, nr. SB/84/2761, Stc. 31 juli 1984 nr. 147.

Indien u het met deze beslissing niet eens bent, dan kunt u daartegen
binnen een maand na dagtekening beroep instellen bij de Raad van Beroep,
Postbus 30160, 6803 AD Arnhem.

(Voor aanwijzigingen zie bijlage).

Rechters

Drs. B. Vos, direkteur.