H.W. tegen Frankrijk
Uitspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) van 23 januari 2025. Link naar de uitspraak (taal Frans).
De zaak van H.W. tegen Frankrijk (verzoekschrift nr. 13805/21) draait om een echtscheiding die door de Franse rechter in hoger beroep was toegekend, omdat de vrouw in kwestie al geruime tijd geen seksuele interactie meer had met haar echtgenoot. Ze had hierdoor, zo oordeelde de Franse rechter, niet voldaan aan haar huwelijkse plichten zoals neergelegd in het Franse Burgerlijk Wetboek en droeg daardoor de volledige verantwoordelijkheid voor de echtscheiding. Haar beroep op cassatie wordt afgewezen en daarom stapte de vrouw naar het EHRM.
In zijn uitspraak oordeelt het EHRM unaniem dat er sprake is van een schending van artikel 8 (recht op eerbiediging van het privéleven en het gezinsleven) van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Het Hof merkt op dat het concept van ‘huwelijkse plichten’, zoals dat in de Franse rechtsorde is vastgelegd en in deze zaak werd bevestigd door de Franse rechters, geen enkele rekening hield met het vereiste van instemming tot seksueel contact. Het Hof oordeelde dat een dergelijke huwelijkse verplichting in strijd is met seksuele autonomie, met het recht op lichamelijke integriteit en met de positieve verplichting van staten om preventieve maatregelen te nemen ter bestrijding van huiselijk en seksueel geweld.
Het Hof verwees expliciet naar de verplichtingen die voortvloeien uit het Verdrag van Istanbul (r.o.34 noemt art. 2, 3, 4, 12 en 36).
De uitspraak is van belang, omdat de zaak niet op zichzelf staat. Alhoewel het Franse Hof van Cassatie zich sinds 1997 niet meer heeft uitgelaten over de weigering van seksuele interactie als schending van huwelijkse plichten, testen lagere rechters nog met enige regelmaat of het weigeren van seks binnen het huwelijk leidt tot een ‘ernstige of herhaalde schending van huwelijkse plichten die echtscheiding rechtvaardigt’.
Link naar het Engelstalige persbericht van het EHRM (Registrar of the Court).