Instantie: Rechtbank Utrecht, 10 januari 2007

Instantie

Rechtbank Utrecht

Samenvatting

Op 10 januari 2007 heeft de rechtbank Utrecht, enkelvoudige kamer, wederom een uitspraak gedaan over de vraag of een private verzekeraar – dit keer Fortis Verzekeringen Nederland – gerechtigd is om aan het recht op een zwangerschapsuitkering onder de arbeidsongeschiktheidsverzekering de voorwaarde te stellen dat de vermoedelijke bevallingsdatum twee jaar na de ingangsdatum van de verzekering ligt (www.rechtspraak.nl/ljn.asp?ljn=AZ6602). De rechtbank heeft geoordeeld dat dit het geval is, omdat de zwangerschapsregeling als een apart onderdeel van de arbeidsongeschiktheidsverzekering moet worden aangemerkt en binnen dit onderdeel geen onderscheid naar geslacht wordt gemaakt. Richtlijn 2004/113/EG inzake gelijke behandeling op het vlak van, onder meer, particuliere verzekeringen en pensioenen, zou niet tot een ander oordeel nopen, omdat deze richtlijn pas op 21 december 2007 geïmplementeerd moet zijn en daarop niet vooruitgelopen dient te worden, nu de richtlijn aan de wetgever nog diverse keuzemogelijkheden biedt.

De bewoordingen van de uitspraak zijn vrijwel identiek aan die van een eerdere uitspraak van de rechtbank Utrecht in deze materie, namelijk van 3 mei 2006 (www.rechtspraak.nl/ljn.asp?ljn=AW7505). Op het oordeel valt wel wat af te dingen, nu de zwangerschapsregeling geen aparte verzekering is, maar onderdeel is van de arbeidsongeschiktheidsverzekering en mede daarom een vergelijking zou moeten worden gemaakt tussen arbeidsongeschiktheid als gevolg van zwangerschapsverlof en andere vormen van arbeidsongeschiktheid. Op richtlijn 2004/113/EG kan wel degelijk een beroep worden gedaan. De nationale wetgeving dient richtlijnconform te worden toegepast. Bovendien is inmiddels bekend dat artikel 7 AWGB, waarin het recht op gelijke behandeling bij particuliere verzekeringen is neergelegd, niet aangepast zal worden bij de implementatie van de richtlijn.

Over het zwangerschapsverlof van zelfstandigen is nog een bodemprocedure aanhangig bij de rechtbank Utrecht en een cassatieprocedure in kort geding bij de Hoge Raad. Daarnaast wordt getracht de politiek ertoe te bewegen opnieuw een publieke voorziening voor zwangerschapsverlof voor zelfstandigen in het leven te roepen. Zie hierover elders op deze website.

Volledige tekst

2.  De feiten

2.1.  [Eiseres] heeft met ingang van 5 juli 2004 met de rechtsvoorganger van Fortis, de naamloze vennootschap AMEV Schadeverzekering N.V., een arbeidsongeschiktheidsverzekering gesloten, onder polisnummer 35552221.

2.2.  Op de onder 2.1. vermelde verzekeringsovereenkomst zijn de Polisvoorwaarden, model AOVOP1 van toepassing. Deze voorwaarden luiden, voor zover van belang, als volgt:
ARTIKEL 4
Het begrip arbeidsongeschiktheid in de zin van de verzekering
Van arbeidsongeschiktheid is uitsluitend sprake indien er in relatie tot ziekte of ongeval, objectief medisch vast te stellen stoornissen bestaan, waardoor de verzekerde beperkt is in zijn functioneren. (…)

OMSCHRIJVING VAN DE DEKKING VOOR HET NA-EERSTEJAARSRISICO (RUBRIEK B)  
(…)
ARTIKEL 9
Uitkeringen (rubriek B)
(…)
9.4. Voor de vrouwelijke verzekerde voorziet deze verzekering in een zwangerschaps-, bevallingsuitkering gebaseerd op 100% van de voor rubriek B verzekerde jaarrente gedurende een periode van 16 weken.
Op deze uitkering bestaat alleen recht indien:
a. de vermoedelijke bevallingsdatum minimaal 104 weken na de ingangsdatum van de verzekering ligt;
b. zowel rubriek A als rubriek B verzekerd zijn;
c. de zwangerschap minimaal 28 weken geduurd heeft;
d. de verzekerde de uitkering minimaal 3 maanden voor de vermoedelijke bevallingsdatum aanvraagt onder overlegging van en verklaring van de huisarts, behandelend specialist of verloskundige die de zwangerschap begeleidt, waarin de vermoedelijke bevallingsdatum wordt vermeld.
De uitkering gaat in 6 weken voor de vermoedelijke bevallingsdatum, of wanneer de bevalling eerder plaatsvindt, op de dag van de bevalling. […]

2.3.  Op 3 februari 2005 is [eiseres] met zwangerschapsverlof gegaan.

2.4.  [Eiseres] is op 3 maart 2005 – de vermoedelijke bevallingsdatum – bevallen.

2.5.  [Eiseres] heeft Fortis verzocht tot zwangerschapsuitkering over te gaan. Fortis heeft de zwangerschapsuitkering geweigerd om de reden dat [eiseres] op de vermoedelijke bevallingsdatum geen 104 weken bij Fortis was verzekerd tegen de geldelijke gevolgen van eventuele arbeidsongeschiktheid.

2.6.  Bij brief van 28 juli 2005 heeft de raadsman van [eiseres] de uitsluitingsclausule buitengerechtelijk vernietigd. De brief vermeldt, voor zover van belang, het volgende:
(…)
De in de polis voorkomende wachttijd van 2 jaren is (…) in strijd met de Wet op de Gelijke Behandeling en op grond van artikel 3:40 BW nietig, althans vernietigbaar. Voor zover nodig wordt hierbij de wachttijd van 104 weken nadrukkelijk vernietigd.

Het vorenstaande brengt met zich dat AMEV aan cliënte de zwangerschapsuitkering en bevallingsuitkering dient uit te betalen. Uiteraard dient u wettelijke rente te vergoeden over de bedragen vanaf het moment dat u die had moeten voldoen. […]

2.7.  In artikel 1 en artikel 7 van de Algemene Wet Gelijke Behandeling (hierna: de AWGB) is onder meer het volgende bepaald:
Artikel 1
1. In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
a. (…)
b. direct onderscheid: onderscheid tussen personen op grond van (…) geslacht, […];
2. Onder direct onderscheid op grond van geslacht wordt mede verstaan onderscheid op grond van zwangerschap, bevalling en moederschap.

Artikel 7
1. Onderscheid is verboden bij het aanbieden van of verlenen van toegang tot goederen of diensten […], indien dit geschiedt:
a. in de uitoefening van een beroep of bedrijf; […].

3.  Het geschil
3.1.  [eiseres] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, Fortis te veroordelen om aan [eiseres] tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen de som van EUR 8.591,52, te vermeerderen met de wettelijke rente over:
een bedrag van EUR 920,52 vanaf 1 februari 2005;
een bedrag van EUR 2.147,01 vanaf 1 maart 2005;
een bedrag van EUR 2.378,01 vanaf 1 april 2005;
een bedrag van EUR 2.301,30 vanaf 1 mei 2005;
een bedrag van EUR 843,81 vanaf 1 juni 2005;
tot aan de dag der algehele voldoening, met veroordeling van Fortis in de kosten van dit geding.

3.2.  [eiseres] heeft tegen de achtergrond van de vaststaande feiten aan haar vordering ten grondslag gelegd dat Fortis onderscheid maakt op grond van geslacht door haar een arbeidsongeschiktheidsverzekering aan te bieden waarbij voor het recht op een zwangerschapsuitkering een wachttijd wordt gehanteerd van 104 weken. [eiseres] heeft recht op betaald verlof gedurende de periode van afwezigheid wegens zwangerschaps- en bevallingsverlof.

3.3.  Fortis voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.  De beoordeling
4.1.  Ter beoordeling staat de vraag of Fortis gehouden is op haar arbeidsongeschiktheidspolissen een zwangerschapsuitkering te verstrekken alsmede of aan deze zwangerschapsuitkering beperkende voorwaarden mogen worden verbonden. Partijen zijn verdeeld over de vraag of de in artikel 9.4. onder sub a van de voorwaarden opgenomen zinsnede “indien de vermoedelijke bevallingsdatum minimaal 104 weken na de ingangsdatum van de verzekering ligt” in strijd is met de AWGB op grond van het maken van verboden onderscheid naar geslacht en derhalve nietig is.

4.2.  [eiseres] stelt zich op het standpunt dat de voorwaarde die is opgenomen in artikel 9.4. onder sub a in strijd is met de artikelen 1 en 7 lid 1 onder a van de AWGB en dat deze voorwaarde dan ook nietig is, hetgeen betekent dat zij recht heeft op een zwangerschapsuitkering ingevolge de verzekeringsovereenkomst. Verder stelt [eiseres] dat het verbod tot het maken van onderscheid tussen mannen en vrouwen met zich brengt dat afwezigheid ten gevolge van zwangerschap niet uitgesloten mag worden van dekking en evenmin aan een zwangerschapsuitkering andere voorwaarden mogen worden verbonden. Fortis heeft jegens vrouwelijke verzekerden en met name jegens [eiseres] een verboden onderscheid gemaakt op grond van geslacht door een wachttijd van 104 weken te hanteren voor een zwangerschapsuitkering. Ter onderbouwing van haar stellingen heeft [eiseres] een beroep gedaan op enkele uitspraken van de CGB en de Richtlijn 2004/113 EG van 13 december 2004 houdende toepassing van het beginsel van gelijke behandeling van mannen en vrouwen bij de toegang tot en het aanbod van goederen en diensten (hierna: Richtlijn 2004/113 EG).

4.3.  Fortis voert ten verwere aan dat zwangerschap zowel naar haar aard als gelet op de definitie van het begrip arbeidsongeschiktheid in artikel 4 van de polisvoorwaarden niet aangemerkt kan worden als arbeidsongeschiktheid in relatie tot ziekte of ongeval. Volgens Fortis is bij zwangerschap geen sprake van een onzeker voorval maar van een keuze. Dit verschil rechtvaardigt volgens Fortis de differentiatie van twee onderscheiden diensten, te weten de zwangerschapsuitkering (aan te merken als verlofuitkering wegens bevalling) en de arbeidsongeschiktheidsuitkering. Bij het aanbieden van deze diensten wordt volgens Fortis geen verboden onderscheid gemaakt. Voor zover sprake is van arbeidsongeschiktheid als gevolg van zwangerschap wordt wel uitgekeerd op grond van de arbeidsongeschiktheidspolis. Voor de toepassing van het begrip arbeidsongeschiktheid maakt Fortis geen onderscheid in de arbeidsongeschiktheid die zijn oorzaak vindt in zwangerschap of andere oorzaken.
Artikel 9.4. onder sub a van de voorwaarden beoogt misbruik van zwangerschapsuitkering, waarbij men zich voor relatief korte periode rond de zwangerschap verzekert, te voorkomen. Zwangerschap is niet een situatie waarin zowel mannen als vrouwen kunnen verkeren. De aanspraak op een zwangerschapsuitkering in de arbeidsongeschiktheidsverzekering is volgens Fortis aan te merken als een extra voorziening ten behoeve van de vrouwelijke verzekerden naast de verzekerde uitkering bij arbeidsongeschiktheid. Het onderscheid waarin zwangere vrouwen als hier een voordeel toevalt, is op grond van artikel 2 lid 3 AWGB toegestaan.
Voorts beroept Fortis zich op verzwijging als bedoeld in artikel 251 K (thans artikel 7:928 BW), nu [eiseres] voor de ingangsdatum van de verzekering op de hoogte is geweest van haar zwangerschap.

4.4.  Bij de beoordeling van de vordering is uitgangspunt dat Fortis als verzekeraar, binnen de door de wetgever gestelde grenzen, in beginsel vrij is om in het kader van een door haar gehanteerd acceptatiebeleid een haar ter verzekering aangeboden risico al dan niet te accepteren en in geval van acceptatie eventueel daaraan beperkende voorwaarden te verbinden. Een belangrijke wettelijke beperking op deze vrijheid van acceptatie vormt het verbod van discriminatie zoals onder meer uitgewerkt in de AWGB. Uit artikel 1 en artikel 7 van de AWGB volgt dat het maken van onderscheid op grond van geslacht bij het aanbieden van een dienst in de uitoefening van een beroep of bedrijf verboden is. De rechtbank stelt derhalve vast dat het aanbieden van een arbeidsongeschiktheidsverzekering door Fortis als verzekeraar in dit geval geschiedt in de uitoefening van een beroep of bedrijf en derhalve valt onder de reikwijdte van artikel 7 AWGB.

4.5.  De rechtbank overweegt voorts als volgt. Het recht op uitkering op grond van arbeidsongeschiktheid in de zin van de polis en het recht op uitkering wegens zwangerschap en bevalling zijn van elkaar te onderscheiden uitkeringen die getoetst worden aan eigen voorwaarden en die dekking bieden tegen risico’s van geheel verschillende aard. In artikel 4 van de voorwaarden is bepaald dat uitsluitend sprake is van arbeidsongeschiktheid in de zin van de polis indien er in relatie tot ziekte of ongeval, objectief medisch vast te stellen stoornissen bestaan, waardoor de verzekerde voor tenminste 25% beperkt is om de werkzaamheden te verrichten. In dat geval is er ingevolge de polisvoorwaarden recht op een uitkering.
Daarnaast volgt uit artikel 9.4. onder sub a van de voorwaarden dat aan vrouwelijke verzekerden bij zwangerschap en bevalling gedurende ten hoogste zestien weken een uitkering wordt verstrekt indien de bevalling plaatsvindt na ten minste achtentwintig weken zwangerschap. Dit recht op uitkering ontstaat ongeacht of de verzekerde arbeidsongeschikt is in de zin van de polis, met dien verstande dat de uitkering van artikel 9.4. niet wordt verstrekt indien er onder de verzekering recht bestaat op een uitkering wegens arbeidsongeschiktheid in de zin van de polisvoorwaarden.

4.6.  Gelet op het voorgaande ligt de vraag voor of de in 9.4. van de voorwaarden van verzekering opgenomen extra voorziening, die ziet op een uitkering in verband met zwangerschap zonder dat sprake is van arbeidsongeschiktheid in de zin van de polis, strijdig is met de artikelen 1 en 7 onder a van de AWBG. De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt.
Het risico van zwangerschap doet zich louter bij vrouwen voor en de in de voorwaarden als extra voorziening geboden zwangerschapsuitkering wordt derhalve uitsluitend aan vrouwen aangeboden. De voorwaarde in artikel 9.4. onder sub a die bepaalt dat de verzekerde voor het recht op deze uitkering ten tijde van de vermoedelijke bevallingsdatum ten minste 104 weken bij Fortis verzekerd moet zijn, kan alleen vrouwen treffen en voor zover er in genoemd artikel onderscheid tussen personen wordt gemaakt, is dit een onderscheid tussen vrouwen onderling. Binnen de op zichzelf staande dekking van dit risico wordt geen verboden onderscheid op grond van geslacht gemaakt. Nu Fortis de zwangerschapsuitkering in de voorwaarden van verzekering aanbiedt als extra aanspraak op uitkering voor vrouwelijk verzekerden, los van de uitkering bij arbeidsongeschiktheid in de zin van de polis, is het stellen van specifieke voorwaarden hieraan gelet op het feit dat dit risico zich uitsluitend bij vrouwen voordoet geen verboden onderscheid op grond van geslacht.

4.7.  Ten aanzien van het beroep van [eiseres] op jurisprudentie van de CGB stelt de rechtbank voorop dat zij zich onafhankelijk hiervan een oordeel dient te vormen. Daarbij is in de genoemde uitspraken van de CBG geen sprake van dezelfde feiten en omstandigheden zodat het kan zijn dat de CGB in de door haar beoordeelde zaken mede daardoor tot een ander oordeel komt. [eiseres] heeft voor haar standpunt eveneens steun gezocht in Richtlijn 2004/113 EG. Deze richtlijn dient uiterlijk op 21 december 2007 in de Nederlandse wetgeving te zijn geïmplementeerd. Nu deze richtlijn op diverse punten keuzemogelijkheden kent die de lidstaten zelf kunnen invullen en de implementatie nog niet heeft plaatsgevonden, bestaat er in het belang van de rechtszekerheid aanleiding tot terughoudendheid met betrekking tot het hanteren van de richtlijn als hulpmiddel om artikel 7 AWGB te interpreteren (Hof Amsterdam 19-10-2006, 103/ 06 KG).

4.8.  De rechtbank komt tot de slotsom dat Fortis bij de uitvoering van voornoemde verzekering geoorloofd onderscheid maakt naar geslacht. Daarmee is het handelen van Fortis niet in strijd met het verbod van artikel 7 lid 1 AWGB. Artikel 9.4. onder sub a van de voorwaarden is dan ook niet nietig.

4.9.  Uit het vorenoverwogene volgt dat de vordering van [eiseres] zal worden afgewezen en de andere verweren van Fortis geen bespreking meer behoeven. [eiseres] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, in de kosten van Fortis worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Fortis worden begroot op …

5.  De beslissing
De rechtbank

5.1.  wijst de vordering af;

Rechters

Mr. P.W.M. de Wolf