Instantie: Raad van State, 17 mei 2006

Instantie

Raad van State

Samenvatting

Op 17 mei 2006 heeft de Raad van State uitspraak gedaan in een procedure tussen de landelijke Orde van Advocaten en de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam over verlenging van de stageperiode van een advocaat-stagiaire met de periode van haar zwangerschapsverlof. In eerste aanleg had de rechtbank al geoordeeld dat een dergelijke verlenging in strijd is met het gelijke behandelingsrecht. In hoger beroep stelde de Amsterdamse Orde nogmaals dat benutting door de advocaat-stagiaire van de volledige drie jaar noodzakelijk is om de brede kennis en ervaring op te doen die vereist is voor de uitoefening van het beroep van advocaat. De Raad van State verwerpt dit standpunt en oordeelt dat de Orde van Advocaten een stage alleen mag verlengen in geval in deeltijd is gewerkt (in evenredigheid met de verkorting van de arbeidsduur) of na een inhoudelijke toetsing of voldoende praktijkervaring is opgedaan.

Dit oordeel is toe te juichen. Een automatische verlenging van een stageperiode met een periode van zwangerschapsverlof vormt evident een verboden vorm van discriminatie naar geslacht. Heeft een stagiaire na drie jaar – inclusief of exclusief zwangerschapsverlof – onvoldoende ervaring opgedaan, dan kan de Orde op die grond de stage verlengen. Dit zal dan niet alleen bij zwangerschapsverlof moeten gelden, maar ook bij andere perioden van langdurige afwezigheid.

Marlies Vegter

Volledige tekst

Rechters