Instantie: Rechtbank Utrecht, 3 mei 2006

Instantie

Rechtbank Utrecht

Samenvatting

  In deze zaak komt de rechtbank tot de conclusie dat Movir met het stellen van de voorwaarde dat de zwangerschapsuitkering pas twee jaar na het sluiten van de verzekering kan worden uitgekeerd, geen onderscheid maakt op grond van geslacht ingevolge de AWGB. De kern van het geschil tussen partijen is de vraag of de in artikel 3.5.1. van de voorwaarden opgenomen zinsnede “mits zij ten tijde van de vermoedelijke bevallingsdatum tenminste twee jaar aaneengesloten voor de L-verzekering is verzekerd” in strijd is met de AWGB op grond van het maken van verboden onderscheid naar geslacht en derhalve nietig is.

Eiseres stelt dat de betreffende voorwaarde in strijd is met de artikelen 1 en 7 lid 1 onder a van de AWGB en dat uit artikel 9 AWGB volgt dat deze nietig is hetgeen betekent dat recht bestaat op een zwangerschapsuitkering ingevolge de verzekeringsovereenkomst. Zij beroept zich daarbij op rechtspraak van de CGB en in het bijzonder op de zaken met nummer 1997-87 en 2004-44.Verder betwist zij dat er onderscheid gemaakt moet worden tussen een uitkering op grond van arbeidsongeschiktheid en een uitkering in verband met de bevalling en stelt zij dat haar arbeidsongeschiktheidsverzekering bij Movir de geldelijke gevolgen dekt van eventuele arbeidsongeschiktheid waarbij tevens een uitkering is verzekerd ingeval van haar zwangerschap en bevalling. [eiseres] heeft verder gesteld dat Movir jegens vrouwelijke verzekerden een verboden onderscheid heeft gemaakt op grond van geslacht door een wachttijd van twee jaar te hanteren voor een zwangerschapsuitkering in de langlopende arbeidsongeschiktheidsuitkering.

Movir heeft aangevoerd dat er geen sprake is van verboden onderscheid in de zin van de AWGB. Artikel 3.5.1. van de voorwaarden beoogt misbruik van de zwangerschapsuitkering, waarbij men zich voor een relatief korte periode rond de zwangerschap verzekert, te voorkomen. De zwangerschapsuitkering is een sommenuitkering en dient te worden onderscheiden van de arbeidsongeschiktheidsuitkering. Zwangerschap is niet een situatie waarin zowel mannen als vrouwen kunnen verkeren. Het onderscheid waarin zwangere vrouwen als hier een voordeel toevalt, is op grond van artikel 2 lid 2 AWGB juncto artikel 1, onder b en i van het Besluit Gelijke behandeling toegestaan. De uitspraken van de CGB zijn volgens Movir niet inzichtelijk althans onjuist en hebben geen rechtskracht.

De rechtbank overweegt o.a. het volgende.
De in artikel 3.5.1. van de voorwaarden opgenomen voorwaarde voor de zwangerschapsuitkering, inhoudende dat de verzekerde ten tijde van de vermoedelijke bevallingsdatum ten minste twee jaar aaneengesloten voor de L-verzekering bij Movir is verzekerd, geldt niet voor de uitkering wegens arbeidsongeschiktheid in de zin van de polis. De vraag is of deze voorwaarde voor het recht op een zwangerschapsuitkering leidt tot verboden onderscheid op grond van geslacht als bedoeld in de AWGB.
Voor de beoordeling van deze vraag is van belang of het recht op uitkering bij zwangerschap moet worden onderscheiden van het recht op uitkering wegens arbeidsongeschiktheid. Indien dit immers twee te onderscheiden producten zijn, zoals Movir heeft betoogd, zal de beoordeling of er verboden onderscheid wordt gemaakt op grond van geslacht, voor het recht op uitkering bij zwangerschap afzonderlijk dienen te worden beoordeeld.

De rechtbank stelt vast dat in artikel 2.1 van de voorwaarden is bepaald dat uitsluitend sprake is van arbeidsongeschiktheid in de zin van de polis indien er in directe relatie tot ziekte of ongeval, objectief medisch vast te stellen stoornissen bestaan, waardoor de verzekerde voor tenminste 25% beperkt is om de werkzaamheden te verrichten. In dat geval is er ingevolge het bepaalde in artikel 3.1. tot en met 3.4. van de voorwaarden recht op een uitkering.
Daarnaast volgt uit artikel 3.5.1. en 3.5.2. van de voorwaarden dat aan vrouwelijke verzekerden bij zwangerschap en bevalling gedurende ten hoogste zestien weken een uitkering wordt verstrekt indien de bevalling plaatsvindt na ten minste 32 weken zwangerschap. Deze zwangerschapsuitkering is opgenomen onder de titel: “extra dekking”.
Dit recht op uitkering ontstaat ongeacht of de verzekerde arbeidsongeschikt is in de zin van de polis. Artikel 3.5.6. bepaalt verder dat bij samenloop van de zwangerschapsuitkering en die wegens arbeidsongeschiktheid de zwangerschapsuitkering slechts en ten hoogste wordt uitgekeerd voor zover deze die wegens arbeidsongeschiktheid overtreft. Hieruit moet worden afgeleid dat de verzekerde – indien en voor zover er sprake is van arbeidsongeschiktheid in de zin van de polis in verband met zwangerschap – aanspraak heeft op uitkering op grond van artikel 3.1. tot en met 4 van de voorwaarden.

Een en ander leidt tot de slotsom dat de uitkeringen van elkaar te onderscheiden uitkeringen zijn die getoetst worden aan eigen voorwaarden en die dekking bieden tegen risico’s van geheel verschillende aard. De beoordeling van de vraag of in strijd met de AWGB een verboden onderscheid op grond van geslacht wordt gemaakt, zal dan ook voor ieder van deze risico’s afzonderlijk moeten plaats vinden.

Gelet op het voorgaande spitst het debat zich toe tot de vraag of de in 3.5 van de voorwaarden van verzekering opgenomen extra dekking, die ziet op een uitkering in verband met zwangerschap zonder dat sprake is van arbeidsongeschiktheid in de zin van de polis, strijdig is met de artikelen 1 en 7 onder a van de AWBG. Bij de beoordeling hiervan is van belang dat het risico van zwangerschap zich louter bij vrouwen voordoet en de in de  voorwaarden als extra dekking geboden zwangerschapsuitkering derhalve uitsluitend aan vrouwen wordt aangeboden. De voorwaarde in artikel 3.5.1 dat de verzekerde voor het recht op deze uitkering ten tijde van de vermoedelijke bevallingsdatum ten minste twee jaar aaneengesloten voor de L-verzekering bij Movir verzekerd moet zijn kan alleen vrouwen treffen en voor zover er in genoemd artikel onderscheid tussen personen wordt gemaakt, is dit een onderscheid tussen vrouwen onderling. Binnen de op zichzelf staande dekking van dit risico wordt geen verboden onderscheid op grond van geslacht gemaakt. Nu Movir de zwangerschapsuitkering in de voorwaarden van verzekering aanbiedt als extra dekking, los van die bij arbeidsongeschiktheid in de zin van de polis, is het stellen van specifieke voorwaarden hieraan gelet op het feit dat dit risico zich uitsluitend bij vrouwen voordoet geen verboden onderscheid op grond van geslacht.

Ten aanzien van het beroep van eiseres op jurisprudentie van de CGB stelt de rechtbank voorop dat zij zich onafhankelijk hiervan een oordeel dient te vormen. Daarbij is in de genoemde uitspraken van de CGB geen sprake van dezelfde feiten en omstandigheden zodat het kan zijn dat de CGB in de door haar beoordeelde zaken mede daardoor tot een ander oordeel komt. Dit laatste geldt tevens ten aanzien van jurisprudentie van het HvJ EG, welke steeds tegen de achtergrond van een arbeidsrelatie tot stand is gekomen welke in dit geval ontbreekt.

Het voorgaande leidt tot de conclusie dat Movir met het stellen van de voorwaarde aan de zwangerschapsuitkering, dat eerst nadat de verzekering twee jaar loopt zal worden uitgekeerd, geen onderscheid maakt op grond van geslacht ingevolge de AWGB. Deze voorwaarde is derhalve niet nietig. Hetgeen partijen voor het overige hebben gesteld behoeft gelet op dit oordeel geen nadere bespreking

Volledige tekst

Rechters