Instantie: Rechtbank Groningen, 31 mei 2002

Instantie

Rechtbank Groningen

Samenvatting


Zie voor het feitencomplex deuitspraak van de voorzieningenrechter rechtbank Groningen d.d. 25 april 2002. In de onderhavige bodemprocedure vordert X dat Y wordt veroordeeld om de tatoeage van P. binnen zes maanden volledig te verwijderen, subsidiair deze onherkenbaar te maken door het aanbrengen van een andere tatoeage. Een en ander op verbeurte van een dwangsom van 200 per dag, wanneer Y niet na ommekomst van zes maanden een verklaring van een medicus kan overleggen waaruit het verwijderen c.q. onherkenbaar maken van de tatoeage blijkt. Het gevorderde komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor, zodat het primair gevorderde wordt toegewezen, met beperking van de dwangsom tot een maximum van € 40.000.

Volledige tekst

PROCESVERLOOP

Tegen gedaagde is verstek verleend.

Eiser heeft op de bij dagvaarding geformuleerde gronden en onder overlegging van produkties, gevorderd bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, gedaagde te veroordelen om:
Primair: de tatoeage, zoals genoemd in alinea 4 van de inleidende dagvaarding, volledig te laten te verwijderen, hetgeen zou moeten blijken uit een verklaring afkomstig van een medicus, waaruit kan worden afgeleid dat de tatoeage is verwijderd en daarbij voorts te bepalen dat gedaagde een dwangsom zal verbeuren van 200 euro per dag, wanneer hij niet na ommekomst van zes maanden na het in dezen te wijzen vonnis deze verklaring kan overleggen;
subsidiair: de tatoeage, zoals genoemd in alinea 4 van de inleidende dagvaarding, onherkenbaar te laten maken door middel van het plaatsen van een tatoeage die geen afbeelding van eiser bevat over de tatoeage van het gezicht van [P] op een wijze waardoor [P] op geen enkele wijze te herkennen is, het geen zou moeten blijken uit een verklaring afkomstig van een medicus daarbij voorts te bepalen dat gedaagde een dwangsom zal verbeuren van 200 euro per dag, wanneer hij niet na ommekomst van zes maanden na het in deze zaak te wijzen vonnis deze verklaring kan overleggen;
met veroordeling in de kosten van deze procedure.

Vervolgens is door eiser vonnis gevraagd.

RECHTSOVERWEGINGEN

Het gevorderde komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor, zodat toewijzing kan volgen, met dien verstande dat de gevorderde dwangsommen aan een maximum zal worden gebonden.

Nu de rechtbank het primair gevorderde zal toewijzen, zal hetgeen onder subsidiair gevorderde worden afgewezen.

BESLISSING

De rechtbank:

1. veroordeelt gedaagde om de tatoeage, zoals genoemd in alinea 4 van de inleidende dagvaarding, volledig te laten te verwijderen;

2. bepaalt dat gedaagde binnen zes maanden na betekening van dit vonnis een verklaring afkomstig van een medicus dient te overleggen waaruit kan worden afgeleid dat de tatoeage is verwijderd;

3. bepaalt dat gedaagde een dwangsom van € 200 euro (tweehonderd euro) zal verbeuren voor iedere dag dat hij na het verstrijken van een termijn van zes maanden na betekening van dit vonnis in gebreke blijft aan de onder 2. opgenomen veroordeling te voldoen, met dien verstande dat maximaal € 40.000 euro (veertigduizend euro) aan dwangsommen verbeurd zal kunnen worden;

4. veroordeelt gedaagde in de proceskosten, tot deze uitspraak aan de zijde van eiser begroot op 258,18 euro aan verschotten, vermeerderd met de eventueel niet voor verrekening vatbare omzetbelasting en 390,25 euro aan salaris van de procureur;

5. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;

6. wijst af het meer of anders gevorderde.

Rechters

Mr. Molema