Instantie: Rechtbank Arnhem, 25 januari 1999

Instantie

Rechtbank Arnhem

Samenvatting


Een 24-jarige wachtmeester van de marechaussee wordt vervolgd wegens
verkrachting en ontucht met een Ecuadoraanse reizigster op Schiphol. Hij
wordt vrijgesproken van de verkrachting die hem primair is ten laste gelegd.
Verdachte heeft erkend seksueel contact met de vrouw te hebben gehad terwijl
zij aan zijn gezag was onderworpen en aan zijn waakzaamheid was toevertrouwd.
Zij was van hem afhankelijk. De bescherming van afhankelijke personen staat
bij artikel 249 lid 2 WvSr centraal. Daarbij is niet van belang of het
seksuele contact met wederzijdse instemming plaatsvond. De verdachte had zich
bewust moeten zijn, volgens de rechtbank, van zijn bijzondere
verantwoordelijkheid en zich ook bij instemming van aangeefster moeten
onthouden van het plegen van seksuele handelingen. Door desondanks seksueel
contact te hebben heeft hij zich schuldig gemaakt aan ontucht. Hiervoor wordt
hij veroordeeld tot acht maanden militaire detentie.

Volledige tekst

Verkort strafvonnis

1. DE TENLASTELEGGING

Aan verdachte is tenlastegelegd hetgeen in de dagvaarding is omschreven. Een
kopie van de dagvaarding is hierna opgenomen als bijlage I.

Voorzover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten
voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn
verdediging geschaad.

2. HET ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

De zaak is op 28 december 1998 en 11 januari 1999 ter terechtzitting
onderzocht.

Daarbij is verdachte gehoord. Verdachte is bijgestaan door zijn raadsman mr.
M. Moszkowicz Sr., advocaat te Maastricht.

De officier van justitie heeft geëist terzake van het primair
tenlastegelegde: een gevangenisstraf voor de tijd van 30 (dertig) maanden,
met aftrek, waarvan 6 (zes) maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2
(twee) jaren.

3. DE BESLISSING INZAKE HET BEWIJS

Aangeefster is hoewel als getuige opgeroepen niet ter terechtzitting
verschenen. De officier van justitie meent dat niet van aangeefster gevergd
kan worden dat zij alsnog wordt opgeroepen voor een nadere behandeling ter
terechtzitting en verzet zich tegen aanhouding van de behandeling; zij doet
kennelijk afstand van het horen van deze getuige. De raadsman heeft formeel
geen afstand gedaan van het horen van aangeefster als getuige. Hij heeft zich
verenigd met het voorstel van de rechtbank dat de rechtbank bij de
beraadslaging in raadkamer zal beoordelen of het nodig is dat zij alsnog
wordt gehoord. De rechtbank acht het horen van aangeefster als getuige niet
noodzakelijk.

De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat er sprake is geweest
van dwang zodat verdachte zal worden vrijgesproken van de verkrachting die
hem primair ten laste is gelegd. Tegenover de lezing van aangeefster staat
wat dat betreft de lezing van verdachte en het onderzoek ter terechtzitting
heeft geen feiten opgeleverd op grond waarvan aan haar verklaring meer waarde
zou moeten worden gehecht dan aan zijn verklaring.

De rechtbank acht wel bewezen hetgeen aan verdachte subsidiair tenlaste is
gelegd, voorzover niet doorgestreept of gewijzigd in bijlage II. Verdachte
heeft, zoals hij zelf erkent, seksueel contact gehad met aangeefster terwijl
zij aan zijn gezag onderworpen en aan zijn waakzaamheid was toevertrouwd. Zij
was van hem afhankelijk. De bescherming van afhankelijke personen staat bij
dit delict centraal. Niet van belang is of het seksuele contact met
wederzijds instemming plaatsvond. Verdachte had zich bewust moeten zijn van
zijn bijzondere verantwoordelijkheid en zich ook bij instemming van
aangeefster moeten onthouden van het plegen van seksuele handelingen. Door
desondanks seksueel contact te hebben heeft hij zich schuldig gemaakt aan
ontucht als bedoeld in artikel 249 van het Wetboek van Strafrecht.

Hetgeen verdachte subsidiair meer of anders is tenlastegelegd is niet
bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan is gegrond op
de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

4. DE STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZENVERKLAARDE

Het bewezenverklaarde levert op: ‘ontucht plegen als ambtenaar met een
persoon aan zijn gezag onderworpen of aan zijn waakzaamheid toevertrouwd”,

voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 249 lid 2 van het Wetboek van
Strafrecht.

Het feit is strafbaar.

5. DE STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Omtrent verdachte is een rapport op multidisciplinaire basis opgemaakt door
H.M.J. Vandenboorn, psycholoog NIP en kolonel-arts H.E.M. van Beek,
psychiater en Hoofd van de Afdeling Forensische en Sociale Psychiatrie/GZDKL,
gedateerd 8 december 1998, in welk rapport wordt geconcludeerd:
Onderzochte was/is ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde (indien
bewezen) en ten tijde van dit onderzoek niet lijdende aan een ziekelijke
stoornis en/of gebrekkige ontwikkeling zijner geestesvermogens. Onderzochte
heeft de ongeoorloofdheid van het tenlastegelegde kunnen inzien en moet ten
aanzien van het plegen van het tenlastegelegde (indien bewezen) in
vergelijking met de gemiddeld normale volwassene normaal toerekeningsvatbaar
worden geacht.

De rechtbank is van oordeel dat de inhoud van het rapport – dat door de
rechtbank bij haar beslissing in aanmerking wordt genomen – voormelde
conclusie van onderzoekers kan dragen en maakt die tot de hare.

Overeenkomstig genoemde conclusie kan niet gezegd worden dat verdachte niet
strafbaar is. Omstandigheden welk zijn strafbaarheid zouden opheffen of
uitsluiten zijn ook anderszins niet aannemelijk geworden.

6. DE MOTIVERING VAN DE SANCTIE(S)

Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
a. de aard en de ernst van het gepleegde feit alsmede met de omstandigheden
waaronder dit is gepleegd;
b. de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
Hierbij is onder meer gelet op:
– een omtrent verdachte door de reclassering Nederland, unit
‘s-Hertogenbosch, uitgebracht voorlichtingsrapport, gedateerd 15 december
1998
– voormeld rapport omtrent verdachte opgemaakt door H.M.J. Vandenboorn,
psycholoog NIP en kolonel-arts H.E.M. van Beek, psychiater en Hoofd van de
Afdeling Forensische en Sociale Psychiatrie/GZDKL, gedateerd 8 december 1998.
De rechtbank acht oplegging van een onvoorwaardelijke militaire detentie van
na te melden duur passend., gelet op hetgeen onder meer hiervoor is overwogen
en op grond van het navolgende:

Het door verdachte gepleegde feit is een ernstig feit omdat hij in zijn
functie van overheidsdienaar en gekleed in uniform inbreuk heeft gemaakt op
de bescherming die artikel 249 van het Wetboek van Strafrecht afhankelijke
personen biedt. Hij heeft daarmee bovendien in Nederland en daarbuiten de
goede naam van de medewerkers van de Nederlandse grensbewaking en het
vertrouwen dat anderen in die medewerkers moeten kunnen hebben ernstig
aangetast. Een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf is daarom op zijn plaats.
Gelet op het feit dat verdachte niet eerder met de strafrechter in aanraking
is geweest en hem bovendien ontslag wacht zal de rechtbank die straf
enigszins matigen.

7. TOEGEPASTE WETTELIJKE ARTIKELEN

De beslissing is gegrond, behalve op het reeds aangehaalde voorschrift, op de
artikelen 27 en 91 van het Wetboek van Strafrecht en op artikel 11 van het
Wetboek van Militair Strafrecht.

8. DE BESLISSING

De rechtbank, recht doende:

Verklaart niet bewezen, dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft
begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.

Verklaart bewezen dat het subsidiair tenlastegelegde in voege als boven
omschreven door verdachte is begaan. Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte
subsidiair meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen
verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.

Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit als hiervoor
vermeld.

Verklaart verdachte deswege strafbaar.

Veroordeelt verdachte wegens dit feit tot militaire detentie voor de tijd van
8 (ACHT) MAANDEN.

Beveelt dat de tijd door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze
uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, overeenkomstig
het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, bij de uitvoering
van deze militaire detentie geheel in aftrek moet worden gebracht.

DAGVAARDING VAN DE VERDACHTE

Sector: 99
Parketnr: 05/078504-98
Volgr.: 0006
Naam: B (…)
Voornamen: F. (…) J. (…)
Geboren op: 07 november 1974 te Boxtel
Verblijvende: Militaire Penitentiair Centrum Nieuwersluis
Adres: (…)
Rang/rnr.: wachtmeester, (…)
Ingedeeld bij: (…) te Schiphol

Hierbij dagvaard ik u om als verdachte te verschijnen op maandag 28 december
1998, te 09.15 uur, ter terechtzitting van de meervoudige militaire kamer in
de arrondissementsrechtbank te Arnhem, Walburgstraat 2-4, teneinde terecht te
staan terzake van hetgeen hieronder is omschreven.

Ik verwijs naar de mededelingen onder 1,3,6,7, 8, 9 en 10 op de achterzijde
van dit blad.

Arnhem, 07 december 1998
De Officier van Justitie

Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat

hij op of omstreeks 17 september 1998 te of nabij Schiphol, in de gemeente
Haarlemmermeer door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met
geweld of een andere feitelijkheid S heeft gedwongen tot het ondergaan van
handelingen die (mede) bestonden uit het seksueel binnendringen van het
lichaam van die S, te weten het inbrengen van zijn penis in de mond en/of
anus en/of vagina van genoemde S welk geweld of andere feitelijkheid en/of
bedreiging met geweld of andere feitelijkheid hierin heeft/hebben bestaan dat
verdachte opzettelijk de deur van de (toilet)ruimte waarin hij zich met
genoemde S bevond heeft afgesloten en/of haar heeft gedreigd met zijn
dienstwapen door zijn hand naar dat wapen te brengen en/of het hoofd van
genoemde S heeft vastgepakt en/of naar beneden heeft geduwd en/of haar
gezicht naar zijn penis heeft gedwongen en/of zijn penis in haar mond en/of
(vervolgens) in haar anus en/of vagina heeft geduwd en/of haar in haar
borsten heeft geknepen;
art. 242 Wetboek van Strafrecht

hij op of omstreeks 17 september 1998 te of nabij Schiphol, in de gemeente
Haarlemmermeer, terwijl hij als ambtenaar in de rang van wachtmeester der
Koninklijke Marechaussee belast was met grensbewaking/vreemdelingen althans
indien het vorenstaande onder 1 niet tot vervolging leidt:

hij op of omstreeks 17 september 1998 te of nabij Schiphol, in de gemeente
Haarlemmermeer, terwijl hij als ambtenaar in de rang van wachtmeester der
Koninklijke Marechaussee belast was met grensbewaking/vreemdelingentoezicht
op de luchthaven Schiphol, ontucht heeft gepleegd met S, die komende vanuit
Equador, via Schiphol het Schengengebied wilde inreizen en die (aldus) aan
zijn, verdachtes, gezag onderworpen en/of aan zijn waakzaamheid toevertrouwd
en/of haar aanbevolen was, immers heeft toen en daar zijn penis in haar mond
en/of haar anus gebracht en/of gestoten en/of heeft hij haar borsten betast;
art. 249 lid 2 sub f/sub 3 Wetboek van Strafrecht.

hij op 17 september 1998 te Schiphol, in de gemeente Haarlemmermeer,
terwijl hij als ambtenaar in de rang van wachtmeester der Koninklijke
Marechaussee belast was met grensbewaking/vreemdelingentoezicht op de
luchthaven Schiphol, ontucht heeft gepleegd met S, die komende vanuit
Equador, via Schiphol het Schengengebied wilde inreizen en die (aldus) aan
zijn, verdachtes, gezag onderworpen en/of aan zijn waakzaamheid toevertrouwd
was, immers heeft toen en daar zijn penis in haar mond en/of haar anus
gebracht gestoten.

Aanvulling op verkort vonnis

ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE ARNHEM MILITAIRE KAMER AANVULLING OP VERKORT
VONNIS

Parketnumrner: 05/078504-98

Aanvulling op het door de militaire kamer op 25 januari 1999 uitgesproken
verkort vonnis met betrekking tot verdachte:

B geboren op 7 november 1974 te Boxtel, wonende te (…)
wachtmeester,
nr. 74.11.07.182,
ingedeeld bij (…) te Schiphol,
thans verblijvende in het Militair Penitentiair Centrum Nieuwersluis te
Nieuwersluis, Zandpad 3. (raadsman mr. M. Moszkowicz te Maastricht)

De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan is gegrond op
de feiten en omstandigheden die in de volgende bewijsmiddelen zijn vervat.

De bewijsmiddelen zijn:
c. de door verdachte ter terechtzitting van 11 januari 1999 afgelegde
verklaring, voor zover inhoudende:
Op 17 september 1998 deed ik als ambtenaar in de rang van wachtmeester der
Koninklijke Marechaussee dienst op de luchthaven Schiphol in de gemeente
Haarlemmermeer. Ik was belast met grensbewaking/vreemdelingentoezicht. Ik was
gekleed in uniform. Op een gegeven moment werd de in de tenlastelegging
genoemde vrouw S geweigerd het Schengengebied in te reizen. Zij kwam uit
Equador. Op een gegeven moment moest ik mevrouw van de doorlaatpost brengen
naar het passantenverblijf. Ik ben met haar daarheen gaan lopen en onderweg
week ik van de route af. Ik ging met haar de trap naar het casino op en ging
met haar in een invalidentoilet. In dat toilet heb ik seks met mevrouw gehad.
Ik had daar gemeenschap met haar. Tijdens deze seks is mijn penis in haar
mond geweest.

d. het in de wettelijke vorm door M.A. Oostinga, wachtmeester eerste klasse
der Koninklijke Marechaussee, district Luchtvaart te Schiphol, opgemaakte
proces-verbaal van aangifte, documentnummer 2.1.3 bij het stamproces-verbaal,
opgemaakt op 18 september 1998, voor zover inhoudende:
de op 18 september 1998 ten overstaan van verbalisant doorS afgelegde
verklaring:
Op 17 september 1998 arriveerde ik bij de paspoortcontrole op de luchthaven
Schiphol. De man van de immigratiedienst ging bellen en na enige tijd moest
ik van een andere geuniformeerde persoon wachten.
Een uur later hoorde ik dat ik geweigerd was en dat ik ergens heen gebracht
zou worden. Vervolgens verscheen een andere geuniformeerde persoon, die ik al
wel in de kantoorruimte had zien zitten en ik zag dat hij papieren in de hand
had. Ik moest de man volgen. Na een aantal minuten gingen we een roltrap op.
Op dat gegeven moment zag ik een bordje met gehandicaptentoilet. De man deed
een deur open en ik moest naar binnen. De man deed mijn zwarte jasje en mijn
blouse uit. De man deed zijn gulp open en had zijn penis in zijn hand. De man
duwde mijn mond naar zijn stijve penis en ik heb de penis in mijn mond
genomen. Enkele ogenblikken later draaide de man mij om en ik stond met de
rug naar hem toe. Vervolgens voelde ik dat de man met zijn penis mijn anus
was binnengedrongen. Direct daarna trok hij zijn penis terug en bracht hij
zijn penis vaginaal naar binnen. Daarna kwam de man in mij klaar.

De bewijsmiddelen zijn uitgewerkt en op januari 1999 door de voorzitter
vastgesteld en ondertekend.

Rechters

Mr. H.P.M. Kester, vice-president, mr. H. Eigenberg, luitenant-kolonel mr.J.R.G. Jofriet, en J.L. de Vos.