Instantie: Hoge Raad der Nederlanden, 31 maart 1998

Instantie

Hoge Raad der Nederlanden

Samenvatting


Vanaf 1 december 1991, heeft de wetgever de vervolgbaarheid van ontucht met
minderjarige ouder dan 12 jaar maar jonger dan 16 jaar, afhankelijk gesteld
van een klacht. Deze wijziging van art. 247 Sr geeft blijk van een gewijzigd
inzicht in de strafwaardigheid van ontucht met deze categorie minderjarigen.
Ook dient een klacht te worden ingediend bij feiten die voor 1 december 1991
gepleegd zijn, echter na deze datum worden berecht. Art. 164 Sv stelt dat een
klacht bestaat uit een aangifte en een verzoek tot vervolging. De Hoge Raad
bepaalt in HR 11 januari 1994, Nj 1994, 278, dat indien een stuk wel een
aangifte maar geen verzoek tot vervolging inhoudt, niettemin het bestaan van
een klacht worden aangenomen indien op grond van het onderzoek ter
terechtzitting kan worden vastgesteld dat de klager ten tijde van het opmaken
van bedoeld stuk de bedoeling had dat een vervolging zou worden ingesteld.
Het hof heeft uit de verklaringen van de slachtoffers afgeleid dat zij ten
tijde van het doen van aangifte de bedoeling hadden dat vervolging zou worden
ingesteld en dat zij daarmee een klacht hebben ingediend.

Volledige tekst

1. De bestreden uitspraak

Het Hof heeft in hoger beroep – met vernietiging van een vonnis van de
Arrondissementsrechtbank te Breda van 15 augustus 1995 – de verdachte ter
zake van 1. en 2. “met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren
ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd” veroordeeld tot vijftien
maanden gevangenisstraf.

2. Het cassatieberoep

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr A.A. Franken
advocaat te ‘s-Gravenhage bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld De
schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

3. De conclusie van het Openbaar Ministerie

De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd tot verwerping van het
beroep.

4. Tenlastelegging, bewezenverklaring en bewijsvoering

4.1. Aan de verdachte is voor zover in cassatie van belang, tenlastegelegd
dat:

1. hij op meerdere, althans een tijdstip(pen) in of omstreeks de periode
15-3-82 tot 31-12-84 te Tilburg en/of Dongen en/of te Alphen, althans in
Nederland, met M., geboren op 18-12-1969, die toen de leeftijd van zestien
jaren: nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen
heeft gepleegd en/of genoemde M tot het plegen en/of dulden van (een)
zodanige handeling(en) heeft verleid, bestaande die ontuchtelijke handelingen
hierin dat hij, verdachte,(telkens)
– die M heeft gesommeerd zich te ontkleden
– en/of aan de penis van die de M heeft getrokken/gevoeld
-en/of zijn, verdachte’s, penis tegen de penis van die M heeft
geschoven/bewogen, waardoor hij, verdachte, klaar kwam
– en/of zijn, verdachte’s, penis in de anus van die man heeft geduwd/gebracht
– en/of die M heeft gesommeerd over zijn, verdachtes, penis te plassen
– en/of die de M heeft gesommeerd zijn penis in de anus van verdachte te
duwen/brengen;

2) hij op meerdere, althans een, tijdstip(pen) in of omstreeks de periode
15-3-82

tot 31-12-84 te Tilburg en/of Dongen en/of te Alphen, althans met S, geboren
op 04-03-1971, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt,
buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd en/of genoemde
S tot het plegen en/of dulden van (een) zodanige handelingen) heeft verleid,
bestaande die ontuchtelijke handelingen) hierin dat hij, verdachte, (telkens)
– die S heeft gesommeerd zich te ontkleden
– en/of aan de penis van die S heeft getrokken/gevoeld
– en/of zijn, verdachte’s penis tegen de penis van die S heeft
geschoven/bewogen, waardoor hij, verdachte klaar kwam
– en/of zijn verdachte’s penis in de anus van die S heeft geduwd/gebracht
– en/of die S heeft gesommeerd over zijn, verdachte’s penis te plassen

4.2. Daarvan is bewezenverklaard dat de verdachte:

1.Op tijdstippen in de periode 15-3-82 tot 31-12-84 te Tilburg en te Dongen
en te Alphen met M, geboren op 18-12-1969, die toen de leeftijd van zestien
jaren nog niet had bereikt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd en genoemde
M tot het dulden van zodanige handelingen heeft verleid, bestaande die
ontuchtige handelingen hierin dat hij, verdachte,
– aan de penis van die M heeft getrokken;
– en zijn, verdachtes, penis tegen de penis van die M heeft bewogen, waardoor
hij, verdachte, klaar kwam;
– en zijn, verdachte’s, penis in de anus van die M heeft geduwd;

2. Op tijdstippen in de periode 15-3-82 tot 31-12-84 te Tilburg en te Dongen
en te Alphen met S, geboren op 04-03-1971, die toen de leeftijd van zestien
jaren nog niet had bereikt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd en genoemde
S tot het dulden van zodanige handelingen heeft verleid, bestaande die
ontuchtige handelingen hierin dat hij, verdachte,
– aan de penis van die S heeft getrokken;
– en zijn, verdachte’s, penis tegen de penis van die S heeft bewogen,
waardoor hij, verdachte, klaar kwam;
– en zijn, verdachte’s, penis in de anus van die S heeft geduwd.

4.3. Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:

1. Een proces-verbaal met het mutatienummer PL2066/94-005460 d.d. 24 januari
1994, deel uitmakend (dossierparagraaf 1.1) van het ambtsedig proces-verbaal
met dossiernummer PL2066/94-000803A d.d. 20 mei 1994 van de politie Midden en
West-Brabant, District Tilburg, Team Binnenstad, op ambtseed opgemaakt door
verbalisant Verhoeven, hoofdagent van politie Midden en West Brabant,
zakelijk weergegeven, inhoudende:

als de op 24 januari 1994 aan verbalisant voornoemd afgelegde verklaring
van M, geboren op 18 december 19969 te Tilburg:

Van ongeveer mijn achtste levensjaar totdat ik veertien of vijftien jaar oud
was, ben ik het slachtoffer geweest van ontucht. De ontucht is met mij
gepleegd door Z, terwijl ik niet met hem was gehuwd.
Toen ik ongeveer acht jaar oud was, was ik met Giel in zijn schuurtje achter
zijn woning te Tilburg. Giel trok toen al zijn kleren uit en vroeg mij
hetzelfde te doen. Hij pakte toen mijn penis vast en trok deze tegen zijn
eigen stijve penis aan. Ik weet nog dat hij de voorhuid van zijn penis
daarbij over mijn penis heenschoof. Op die manier masturbeerde Giel zich,
totdat hij klaarkwam, tegen mijn penis aan. Dit feit heeft zich hierna een
groot aantal malen herhaald. Dit gebeurde in dat schuurtje, maar ook in de
garage van Giel te Tilburg. Het gebeurde minstens een maal per week en dit
gedurende een aantal jaren.
Toen ik ongeveer negen of tien jaar oud was, zijn de ontuchtige handelingen
verder gegaan. in de woning van zijn moeder te Tilburg had Giel zich geheel
naakt uitgekleed. Ik moest van Giel uitgekleed voorover krom gaan staan.
Terwijl ik zo voorover gebogen stond, voelde ik dat hij zijn penis in mijn
anus stak. Na deze keer dat Giel anaal geslachtsverkeer met mij had is dit
nog enkele malen gebeurd. Giel heeft mij ook een groot aantal keren in zijn
tuinhuisje bij zijn volkstuin te Dongen misbruikt. Hij heeft mij daar enkele
malen in mijn anus geneukt. Ook probeerde Giel mij te masturberen.

In een woning van een vriend van Giel, genaamd K, te Ti1burg is het ook op
verschillende keren gebeurd, dat Giel mij misbruikte op de wijze, zoals ik al
heb omschreven. Deze K had ook een garage in Tilburg. Ik ben een keer met
Giel in die garage geweest en toen pleegde hij weer ontucht met mij. Ik denk
dat ik toen elf of twaalf jaar oud was.
Ik had een vriendje, genaamd Peter te Tilburg. Peter is anderhalf jaar jonger
dan ik. Ik weet nog dat Giel ons meenam naar de recreatieplas ‘Het Zand’ te
Alphen. Daar hebben wij toen een tent opgezet en in die tent heeft Giel toen
ontucht gepleegd met zowel Peter als met mij.

Die ontucht bestond er uit, dat Giel in die tent op de grond ging liggen en
dat Peter en ik ieder aan een kant naast Giel zaten. Giel trok zich toen af
en duwde daarbij beurtelings zijn penis tegen de penis van Peter en die van
mij, net zolang totdat hij klaar.

Toen ik het er later met Peter over had wat er gebeurd was daar in die tent,
hoorde ik van Peter dat Giel al vaker ontucht met hem had gepleegd.
Hierna is het vaker gebeurd dat Giel ontucht pleegde met Peter en mij
tegelijk. Dat gebeurde weer in het tuinhuisje op die volkstuin. Vooral
daarvan herinner ik mij, dat wij alledrie naakt in dat tuinhuisje waren en
dat Giel dan bij mij met zijn penis tegen de mijne zich stond te masturberen.
Ik herinner mij nog goed, waneer het de laatste keer is geweest, dat Giel
ontucht heeft gepleegd met mij. Dat is geweest toen ik veertien of vijftien
jaar oud was. Het gebeurde in flat van een stiefdochter van Giel, Elvira, te
Tilburg. Giel trok zichzelf en mij daar af. Ik weet dat Giel daarna nog een
tijdje is omgegaan met Peter.

2. Een proces-verbaal van politie, district Tilburg/TILBURG, Mutatienummer
PL2066/94-005460, dossierparagraaf 1.10, d.d. 10 januari 1997 op ambtseed
opgemaakt door Francis Antonius B. van der Veelen, inspekteur van politie
Midden en West Brabant, onder meer -zakelijk weergegeven- inhoudende:

als de op 10 januari 1997 gedane klacht en aan verbalisant voornoemd
afgelegde verklaring van M geboren te Tilburg op 18 december 1969,wonende te
Tilburg:

Op 24 januari 1994 heb ik bij de politie te Tilburg, team Binnenstad,
aangifte gedaan van ten opzichte van mij gepleegde ontucht, gepleegd in de
periode, gelegen tussen januari 1982 en mei 1984.
Voor de omschrijving van de gepleegde feiten verwijs ik naar mijn afgelegde
verklaring in die aangifte.
Ik doe bij deze klachte van de genoemde feiten en spreek daarbij de
uitdrukkelijke wens uit dat tegen de dader van deze feiten een vervolging
wordt ingesteld.

3. Een proces-verbaal met het mutatienummer PL066/94-007620 d.d. 1 februari
1994, deel uitmakend (dossierparagraaf 2.1) van het ambtsedig proces-verbaal
met dossiernummer PL2066/94-000803A d.d. 20 mei 1994 van de politie Midden-
en West-Brabant, District Tilburg, Team Binnenstad, op ambtseed opgemaakt
door verbalisant Verhoeven, hoofdagent van politie Midden- en West-Brabant,
zakelijk weergegeven, inhoudende:

als de op 1 februari 1994 aan verbalisant voornoemd afgelegde verklaring
van aangever S, geboren op 4 maart 1971:

In januari 1979 is mijn vader overleden. Ik denk dat het enkele maanden na de
dood van mijn vader is geweest, dat Giel begonnen is met het plegen van
ontuchtige handelingen met mij, terwijl ik niet met hem was gehuwd. Toen het
eenmaal begonnen was, pleegde Giel meerdere keren per week ontucht met mij.
De eerste seksuele handelingen vonden volgens mij plaats in de garage van
Giel te Tilburg. Giel deed zijn broek uit en ging op een deken op de grond
liggen. Ik moest tussen zijn benen gaan zitten. Giel had een stijve piemel en
ik moest mijn piemel tegen de zijne duwen. Giel ging toen met zijn hand, met
zijn piemel en de mijne heen en weer. Ik weet nog dat Gie1 toen is
klaargekomen. Ik weet ook nog dat Giel ontucht met mij heeft gepleegd in de
flat van zijn moeder te Tilburg. Dat is meerdere keren gebeurd. Giel kleedde
zich dan geheel uit. Giel ging dan op de toiletpot zitten en ik moest dan
uitgekleed voor hem komen staan, tussen zijn benen in. Giel duwde dan zijn
piemel tegen mijn piemel en trok zich af. Giel trok zich af, totdat hij
klaarkwam. Hetzelfde heeft zich afgespeeld in de woning en de garage van een
vriend van Giel, genaamd K, te Tilburg. Ik zag dat Giel in die tijd ook veel
optrok met mijn vriend William. William heeft mij in die tijd wel eens
gevraagd of Giel met mij ook wat deed en heb dat toen bevestigd.
ater, toen Giel William en mij samen meenam naar zijn volkstuin te Dongen,
pleegde hij in zijn tuinhuisje beurtelings ontucht met mij en met William.
Het is heel vaak gebeurd, dat Giel daar in dat tuinhuisje ontucht pleegde met
William en mij tegelijk. Giel pleegde met mij praktisch altijd op dezelfde
manier ontucht en wel op de manier zoals ik eerder heb omschreven. Naast de
eerdergenoemde plaatsen, pleegde Giel die ontucht met mij ook nog in zijn
schuurtje achter zijn woning te Tilburg. Het is een keer gebeurd dat Giel mij
en William meenam naar de recreatieplas ‘Het zand,’ te Alphen. Daar hebben
wij toen een tent opgezet en toen die tent daar stond, heeft Giel in die tent
op de eerder beschreven manier ontucht gepleegd met William en mij.

In de woning van zijn dochter Elvira te Tilburg heeft Giel ook ontucht met
mij gepleegd. Ik denk dat ik toen ongeveer tien of elf jaar oud was. Nadat
Giel zich helemaal uitgekleed had, zei hij ook dat ik uitgekleed op mijn buik
moest gaan liggen. Dat deed ik ook. Ik moest mijn benen uit elkaar doen. Giel
stak toen zijn piemel in mijn anus. Ik voelde toen pijn en had wondjes in
mijn anus. Dit zelfde is hierna nog twee keer gebeurd. Het is verschillende
keren gebeurd, dat Giel zichzelf en mij aftrok.

4. Een proces-verbaal van politie, district Tilburg/TILBURG, Mutatienummer
Pl2066/94-007620, dossierparagraaf 2.5, d.d. 10 januari 1997 op ambtseed
opgemaakt door Franciscus Antonius Johan B. van der Veeken, inspekteur van
politie Midden en West Brabant, onder meer -zakelijk weergegeven:
-inhoudende:

als de en 10 -jarimri 1997 gedane klacht en aan vertabalisant voornoemd
afgelegde verklaring van S geboren te Tilburg op (…) 1971, wonende te
Dongen:

Op 1 februari 1994 heb ik bij de politie te Tilburg, team Binnenstad,
aangifte gedaan van ten opzichte van mij gepleegde ontucht, gepleegd in de
periode, gelegen tussen januari 1979 en september 1984. Voor de omschrijving
van de gepleegde feiten verwijs ik naar mijn afgelegde verklaring in die
aangifte. Ik doe bij deze klachte van de genoemde feiten en spreek daarbij de
uitdrukkelijke wens uit dat tegen de dader van deze feiten een
strafvervolging wordt ingesteld.

5. Een proces-verbaal met het mutatienummer PL2066/94-005460 d.d. 15 maart
1994, deel uitmakend (dossierparagraaf 1.3) van het ambtsedig proces-verbaal
met dossiernummer PL2066/94-000803A d.d. 20 mei 1994 van de politie Midden-
en West-Brabant, District Tilburg, Team Binnenstad, op ambteed opgemaakt dcor
de verbalisanten Verhoeven en Van den Brom, beiden hoofdagent van politie
Midden- en west-Brabant en -zakelijk weergegeven- inhoudende:

als de op 15 maart 1994 aan verbalisanten voornoemd afgelegde verklaring
van K:

Ik ben al ongeveer twintig jaar bevriend met Chiel. We trekken nagenoeg
dagelijks met elkaar op. Wat mij al die jaren is cpgevallen, is dat Chiel een
duidelijke hang naar kinderen en met name naar jongens tot de leeftijd van
ongeveer twaalf jaar heeft. Ik heb wel ervaren, dat, als er jonge jongens in
de buurt van Chiel waren, hij geen tijd voor mij had. Van februari 1980 tot
midden 1985 heb ik een flat gehad te Tilburg. Chiel had een sleutel van mijn
woning. ik had in die tijd ook een garage in Tilburg. Ook van die garage had
Chiel een sleutel. Ik weet dat Chiel met kinderen naar de modelspoortrein die
in mijn garage opgesteld stond, kwam kijken.

6. Een proces-verbaal met het mutatienummer PL2066/94-005460 d.d. 24 maart
1994, deel uitmakend (dossierparagraaf 1.4) van het ambtsedig proces-verbaal
met dossiernummer PL2066/94-000803A d.d. 20 mei 1994 van de politie Midden-
en West-Brabant, District Tilburg, Team Binnenstad, welk proces-verbaal op
ambtseed is opgemaakt door verbalisant Verhoeven, hoofdagent van politie
Midden- en west-Brabant en -zakelijk weergegeven- inhoudt:

als de op 24 maart 1994 aan verbalisant voornoemd afgelegde verklaring
van Elvira:

Ik ben de stiefdochter van Chiel. Mijn moeder is thans ongeveer twintig jaar
gehuwd met hem. Het is mij al die tijd dat ik Chiel ken opgevallen dat Chiel
altijd met jongens optrok. Ik herinner mij nog goed dat Chiel veel optrok met
S. en M. Chiel had destijds een sleutel van mijn flat te Tilburg.

7. Een geschrift met het mutatienummer PL2066/94-007620 d.d. 21 februari
1994, deel uitmakend (dossierparagraaf 2.4) van het ambtsedig proces-verbaal
met dossiernummer PL2066/94-000803A d.d. 20 mei 1994 van de politie Midden-
en West-Brabant, District Tilburg, Team Binnenstad, welk geschrift is
opgemaakt door J.W. Achterbergh, huisarts en -zakelijk weergegeven- inhoudt:

“Medische informatie betreffende S. S is van zijn elfde tot zijn dertiende
jaar (met zijn moeder) naar de huidarts geweest ter behandeling van anale
wratten, die sterk in de richting wijzen van anaal geslachtsverkeer.”

8. De verklaring van de verdachte – ter terechtzitting in hoger beroep
afgelegd -zakelijk weergegeven- luidende:

De in de dagvaarding genoemde M en S kwamen in de in de dagvaarding genoemde
perioden veel bij mij thuis. Ik ging ook regelmatig met hun op pad.

De bijzondere overwegingen omtrent het bewijs

De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust
op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven vermelde
bewijsmiddelen, in onderling en samenhang beschouwd.

Elk bewijsmiddel wordt slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde
feit waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft.

Het hiervoor onder 7. genoemde geschrift wordt slechts tot het bewijs
gebezigd in verband met de inhoud van de overige bewijsmiddelen.

5. Beoordeling van het eerste middel

5.1. Bij de Wet van 9 oktober 1991 (Stb. 519), in werking getreden op 1
december 1991, is art. 247 Sr gewijzigd, onder meer in dier voege dat
ontuchtige handelingen gepleegd met een persoon die de leeftijd van twaalf
doch nog niet die van zestien jaren heeft bereikt slechts op klacht
vervolgbaar zijn. De klacht bestaat ingevolge art. 164 Sv uit een aangifte en
een verzoek tot vervolging.

5.2. Zoals uit het hiervoor onder 4.1 overwogene blijkt, is aan de verdachte
tenlastegelegd dat ontuchtige handelingen zouden zijn gepleegd in het tijdvak
van 15 maart 1982 tot 31 december 1984 met een tweetal jongens – M en S – die
op 18 december 1981 respectievelijk 4 maart 1983 de leeftijd van twaalf jaren
hebben bereikt.

De strafvervolging is aangevangen op 18 maart 1994 door een schriftelijke
vordering van die datum van de Officier van Justitie strekkende tot het
instellen van een gerechtelijk vooronderzoek, welke vordering behoort tot de
aan de Hoge Raad op de voet van art 433, eerste lid, Sv toegezonden stukken

5.3 Tot de aan de Hoge Raad toegezonden stukken behoren voorts onder meer:
(i) het proces-verbaal nummer PL2066/94-005460 van 24 januari 1994 opgemaakt
door J.A. Verhoeven, hoofdagent van de politie Midden en West Brabant, dat
onder dossierparagraaf 1.1 een verklaring bevat van M, die een beschrijving
behelst van door de verdachte jegens hem gepleegde handelingen en die voorts
onder meer inhoudt:

“Ik doe van de genoemde feiten, waarvan ik weet dat een gedeelte al verjaard
is, alsnog aangifte en wens dat tegen de dader een strafvervolging wordt
ingesteld.”;

(ii) het proces-verbaal PL2066/94-007620, van 1 februari 1994, opgemaakt door
voornoemde Verhoeven, dat onder dossierparagraaf 2.1 een verklaring bevat S
die een beschrijving behelst van door de verdachte jegens hem gepleegde
handelingen en die voorts onder meer inhoudt:

“Ik doe van de genoemde ontucht aangifte en wens dat tegen Giel een
strafvervolging wordt ingesteld.”;

(iii) het proces-verbaal nummer PL2066/94-005460, 10 januari 1997, opgemaakt
door van F.A.J.B. van der Veeken, inspecteur van politie Midden en West
Brabant, in zijn hoedanigheid van hulpofficier van justitie aan het bureau
van politie te Tilburg, team Binnenstad, dat onder dossierparaaf 1.10 als ten
overstaan van de verbalisant door M afgelegde verklaring onder meer inhoudt:

“Op 24 januari 1994 heb ik bij de politie te “Tilburg, team Binnenstad,
aangifte gedaan van ten opzichte van mij gepleegde ontucht, gepleegd in de
periode, gelegen tussen januari 1982 en mei 1984. (…)
“Ik doe bij deze klachte van de genoemde feiten en spreek daarbij de
uitdrukkelijke wens uit dat tegen de dader van deze feiten een
strafvervolging wordt ingesteld.”;

(iv) het proces-verbaal nummer PL2066/94-007620, van 10 januari 1997,
opgemaakt door voornoemde Van der Veeken, dat onder dossierparagraaf 2.5 als
ten overstaan van de verbalisant S afgelegde verklaring onder meer inhoudt:

“op 1 februari 1994 heb ik bij de politie te Tilburg, team Binnenstad,
aangifte gedaan van ten opzichte van mij gepleegde ontucht, gepleegd in de
periode, gelegen tussen januari 1979 en september 1984. (…)
“Ik doe bij deze klachte van de genoemde feiten en spreek daarbij de
uitdrukkelijke wens uit dat tegen de dader van deze feiten een
strafvervolging wordt ingesteld”.

5.4. Het middel stoelt op de opvatting dat de wetgever, door bij de onder 5.1
genoemde wetswijziging de vervolgbaarheid van ontucht met minderjarigen
beneden de leeftijd van zestien jaren maar ouder dan twaalf jaren afhankelijk
te stellen van een klacht, blijk heeft gegeven van een gewijzigd inzicht in
de strafwaardigheid van ontucht met deze categorie minderjarigen.

5.5. Deze opvatting is juist. Ingevolge het tweede lid van art. 1 Sr – dat
inhoudt dat bij verandering in de wetgeving na het tijdstip waarop het feit
is begaan de voor de verdachte gunstigste bepalingen moeten worden toegepast
– geldt het klachtvereiste derhalve ook voor de aan de verdachte in de
onderhavige zaak tenlastegelegde ontuchtige handelingen die voor 1 december
1991 zouden zijn begaan (HR 23 maart 1993, NJ 1993, 722).

5.6. Het middel verbindt hieraan voor de onderhavige zaak het rechtsgevolg
dat op grond van het bepaalde in het tweede lid van art. 1 Sr wegens het
ontbreken van een rechtsgeldige klacht in de zin van art. 164 e.v. Sv de
Officier van Justitie niet-ontvankelijk dient te worden verklaart.

5.7. Ingevolge het bepaalde bij het eerste lid van art. 164 Sv bestaat een
klacht uit een aangifte en een verzoek tot vervolging; ingevolge het bepaalde
bij het eerste lid van art. 165 Sv zijn tot kennisneming van die klacht
uitsluitend de officier van justitie en de hulpofficier van justitie bevoegd.

5.8. Het bepaalde in art. 164 Sv strekt ertoe te doen vaststaan dat de tot
klacht gerechtigde persoon uitdrukkelijk heeft verzocht een strafvervolging
in te stellen. Indien een stuk wel een aangifte maar geen verzoek tot
vervolging inhoudt, kan niettemin het bestaan van een klacht als omschreven
in het eerste lid van art. 164 Sv worden aangenomen indien op grond van het
onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de klager ten tijde
van het opmaken van bedoeld stuk de bedoeling had dat een vervolging zou
worden ingesteld (HR 11 januari 1994, NJ 278).

5.9. Het Hof heeft kennelijk en niet onbegrijpelijk uit de onder 5.3 sub (i)
en (ii) weergegeven verklaringen afgeleid dat de tot klacht gerechtigden ten
tijde van het doen van de aangifte de bedoeling hadden dat een vervolging zou
worden ingesteld. Hierin ligt besloten dat het Hof heeft geoordeeld dat de
tot klacht gerechtigden een klacht in de zin van art. 164, eerste lid, Sv
hebben gedaan.

5.10. Op grond van de onder 5.3 (iii) en (iv) genoemde processen-verbaal
heeft het Hof kennelijk geoordeeld dat het verzuim om de onder 5.9 genoemde
klachten in te dienen bij een officier van justitie of een hulp-officier van
justitie is hersteld. Dit oordeel geeft geen blijk van een onjuiste
rechtsopvatting en is niet onbegrijpelijk.

5.11. De in het middel vervatte klachten treffen derhalve geen doel.

6. Beoordeling van het tweede en het derde middel

De middelen kunnen niet tot cassatie leiden Zulks behoeft, gezien art. 101a
RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van
rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of van de rechtsontwikkeling.

7. Slotsom

Nu geen van de middelen tot cassatie kan leiden, terwijl de Hoge Raad ook
geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou
behoren te worden vernietigd, moet het beroep worden verworpen.

8. Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.

Rechters

Mrs. Haak, Davids en koster