Instantie: Commissie gelijke behandeling, 22 december 1997

Instantie

Commissie gelijke behandeling

Samenvatting


Een gemeentebestuur kent aan een onderwijzeres een tegemoetkoming toe voor
haar ziektekosten, naar rato van de omvang van haar dienstbetrekking. Zij
is van mening dat hiermee in strijd wordt gehandeld met het verbod op onderscheid
naar arbeidsduur (WOA).
Onder verwijzing naar haar oordeel 97-140, stelt de Commissie vast dat
de naar rato toekenning van de tegemoetkoming in
strijd is met de WOA. Het gemeentebestuur heeft echter geen eigen verantwoordelijkheid
voor de inhoudelijke uitvoering van de regeling. De Commissie is dan ook
van oordeel dat het gemeentebestuur derhalve niet zelf in strijd handelt
met de WOA.
Samenhang met oordeel 97-140.

Volledige tekst

1. HET VERZOEK

1.1. Op 17 februari 1997 verzocht mevrouw (….) te Waalwijk (hierna: verzoekster)
de Commissie gelijke behandeling (hierna: de Commissie) haar oordeel uit
te spreken over de vraag of Het College van Burgemeester en Wethouders
van de Gemeente Waalwijk te Waalwijk (hierna: de wederpartij) jegens haar
onderscheid maakt in strijd met de wetgeving gelijke behandeling.

1.2. Verzoekster is werkzaam in het basisonderwijs bij de Gemeente Waalwijk.
In het Besluit tegemoetkoming ziektekosten en
inkomenstoeslag onderwijs- en onderzoekspersoneel (ZKOO) is
vastgelegd dat aan ambtenaren in het (openbare) basisonderwijs een uitkering
toekomt ter tegemoetkoming in de ziektekosten.
De hoogte van de tegemoetkoming is afhankelijk van de omvang van het dienstverband.
Verzoekster is van mening dat deze regeling in strijd is met de Wet verbod
op onderscheid op grond van arbeidsduur (Staatsblad 1996, 391.) (WOA).

2. DE LOOP VAN DE PROCEDURE

2.1. De Commissie heeft het verzoek in behandeling genomen en een onderzoek
ingesteld. Partijen hebben hun standpunten schriftelijk toegelicht. Verzoekster
heeft ook de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen als wederpartij
aangewezen. In die zaak is een oordeel uitgesproken met het oordeelnummer
97-140.

2.2. Partijen zijn opgeroepen voor een zitting op 28 oktober 1997.

Bij deze zitting waren aanwezig:

van de kant van verzoekster
– dhr. (….) (gemachtigde)

van de kant van de wederpartij
– mw. (….) (P&O adviseur)
– dhr. (….) (Hoofd afdeling Welzijn en Onderwijs)

van de kant van de Commissie
– mw. prof. mr. J.E. Goldschmidt (Kamervoorzitter)
– dhr. prof. mr. P.F. van der Heijden (lid Kamer)
– mw. mr. L. Mulder (lid Kamer)
– mw. mr. G.H. Felix (secretaris Kamer).

2.3. Het oordeel is vastgesteld door Kamer I van de Commissie. In deze
Kamer hebben zitting de leden als genoemd onder 2.2.

3. DE RESULTATEN VAN HET ONDERZOEK

De feiten

3.1. Door het bevoegd gezag, in dit geval de wederpartij, wordt aan onderwijswerknemers/ambtenaren
een uitkering toegekend ter
tegemoetkoming in de ziektekosten. Deze tegemoetkoming wordt
verstrekt op basis van het door de wederpartij vastgestelde
Besluit tegemoetkoming ziektekosten onderwijs- en onderzoeks-
personeel (ZKOO, Koninklijk Besluit van 7 april 1995, Staatsblad 1995,
251 zoals gewijzigd bij Koninklijk Besluit van 25 september 1995, Staatsblad
1995, 455). Deze regeling is vastgesteld door de Minister van Onderwijs,
Cultuur en Wetenschappen en de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij
en is van toepassing op onder andere personeelsleden benoemd bij een openbare
of bij een uit openbare kas bekostigde school voor basisonderwijs.

De Ziekenfondswet is niet van toepassing op de aangewezen
categorieën onderwijspersoneel in het Aanwijzingsbesluit
verplicht verzekerden Ziekenfondswet. Dit heeft tot gevolg dat de werknemer
in deze sectoren zelf de gehele premie voor de eigen ziektekostenregeling
dragen. Ter wille van de rechtsgelijkheid is door de overheid het ZKOO
in het leven geroepen (Nota van Toelichting, Staatsblad 1995, 251.).

3.2. De hoogte/het bedrag van de tegemoetkoming wordt op grond van artikel
4 ZKOO bepaald. Blijkens dit artikel is deze hoogte
gerelateerd aan de premiekosten voor een particuliere
ziektekostenverzekering. Artikel 10 ZKOO bepaalt onder andere dat voor
de werknemer die één of meer betrekkingen met een omvang minder dan de
normbetrekking bekleedt, de tegemoetkomingen een evenredig deel van de
tegemoetkomingen bij een volledige werktijd bedragen.

3.3. Naast het ZKOO maakt de Regeling ziektekostenvoorziening
overheidspersoneel (ZVO-regeling), deel uit van het systeem van lastenverdeling
van ziektekosten tussen de overheid en haar
personeel.
Uit de Nota van Toelichting bij de wijziging van ZVO-regeling in 1994 volgt
dat het uitgangspunt van de regeling is dat
ziektekosten in het algemeen geen hoger beslag behoren te leggen op het
inkomen van het overheidspersoneel dan op het inkomen van werknemers in
de marktsector, alsook dat daarin geen hogere tegemoetkoming wordt toegekend
dan elders de regel is (Staatsblad 1994, 651.).
Op grond van de ZVO-regeling komt een werknemer in aanmerking voor een
tegemoetkoming in de premiekosten en de kosten van
geneeskundige verzorging indien een drempelbedrag wordt
overschreden (artikel 7 en 9 ZVO-regeling). Dit drempelbedrag wordt jaarlijks
vastgesteld en is de som van een bepaald percentage van het inkomen van
de ambtenaar, het effect van de fiscale bijtelling van het werkgeversdeel
van de ziekenfonds-premie en de nominale premie Ziekenfondswet per volwassene
per jaar. De tegemoetkoming die een ambtenaar reeds heeft ontvangen op
grond van het ZKOO en de vergoedingen die de particuliere ziektekostenverzekeraar
reeds heeft gegeven, worden in mindering gebracht op de te declareren ziektekosten
op grond van de ZVO-regeling.

3.4. Verzoekster heeft een dienstverband voor 22 uur en 38 minuten per
week. De aan verzoekster uitgekeerde tegemoetkoming in de
ziektekosten is naar rato van de omvang van haar dienstverband vastgesteld.

De standpunten van partijen

3.5. Verzoekster stelt het volgende.

Door de naar rato toekenning van de tegemoetkoming in de ziektekosten,
wordt zij als deeltijdwerker benadeeld. Indien een man en een vrouw op
basis van een volledig dienstverband in het onderwijs werkzaam zijn, krijgen
zij ieder de volledige tegemoetkoming. Indien een man op basis van een
volledig dienstverband in het onderwijs werkzaam is, en de vrouw werkt
niet, krijgt de man een dubbele tegemoetkoming. Indien een man op basis
van een volledig dienstverband werkzaam is in het onderwijs en een vrouw
op basis van een deeltijddienstverband, dan krijgt de man een volledige
tegemoetkoming, terwijl de vrouw een gedeelte ontvangt. Deze laatste situatie
is de situatie van verzoekster. In alle drie de situaties is de premie
voor de ziektekostenverzekering echter niet gebonden aan de omvang van
de dienstbetrekking en daarom voor elke situatie gelijk.

Het ZKOO is mede in het leven geroepen terwille van de rechtsgelijkheid.
Dit zou niet alleen rechtsgelijkheid moeten zijn ten opzichte van personen
die wel of niet onder de Ziekenfondswet vallen, maar ook rechtsgelijkheid
binnen de groep waarop het ZKOO van toepassing is. Ter zitting wordt namens
verzoekster tevens gesteld dat er sprake is van een ongelijke behandeling
indien een voltijdwerkende ambtenaar en een deeltijdwerkende ambtenaar
hetzelfde verdienen, maar de deeltijdwerker toch minder tegemoetkoming
krijgt dan de voltijdwerker.

De ZVO-regeling is van belang voor iedereen die hoge ziektekosten heeft.
Onafhankelijk van de vraag of iemand wel of geen ziektekosten heeft, zou
er echter gelijke behandeling plaats moeten vinden. Op grond van het ZKOO
is dat niet het geval.

Ter zitting wordt namens verzoekster aangevoerd dat zij niet toekomt aan
gebruik van de ZVO-regeling. Zij richt daarom haar klacht uitsluitend op
de ZKOO-regeling.

Verzoekster stelt tevens dat uit artikel 10 ZKOO niet volgt dat hetgeen
in dat artikel is bepaald ook van toepassing is op deeltijdwerkers.

3.6. De wederpartij stelt het volgende.

Zij dient zich te beperken tot het uitvoeren van de aan hen opgelegde regelgeving
van het Ministerie van Onderwijs. Zij is niet bevoegd te oordelen over
de inhoud van het ZKOO. Indien de inhoud van het besluit niet overeenstemt
met andere wet- of regelgeving, dan zal het Ministerie zich daarover nader
dienen te beraden.

4. OVERWEGINGEN VAN DE COMMISSIE

4.1. In geding is de vraag of de wederpartij zelf jegens verzoekster een
verboden onderscheid naar arbeidsduur maakt door -vanwege het voorschrift
van artikel 10 van het ZKOO- de tegemoetkoming
ziektekosten naar evenredigheid van de omvang van de
dienstbetrekking te verstrekken.

4.2. In de procedure tegen de Minister van Onderwijs, Cultuur en
Wetenschappen (oordeel 97-140) is de Commissie tot het oordeel gekomen
dat artikel 10 van het ZKOO, wat de naar rato toekenning van de toegemoetkoming
in de ziektekosten aan deeltijdwerkers betreft, in strijd is met artikel
125g, eerste lid, Ambtenarenwet (AW). In de laatste bepaling is een verbod
opgenomen voor ongerechtvaardigd onderscheid naar arbeidsduur.

4.3. Voor de beantwoording van de onder 4.1. gestelde rechtsvraag is de
mate van eigen verantwoordelijkheid die de werkgever heeft bij de toepassing
van het ZKOO van doorslaggevend belang.

4.4. De Commissie overweegt hieromtrent als volgt.

Er is een dienstbetrekking tussen verzoekster en de wederpartij. Uit dien
hoofde vindt salarisbetaling en betaling van de vergoeding terzake van
ziektekosten plaats. Zoals ook aangegeven in de procedure tegen de Minister
van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen heeft de wederpartij bij de verstrekking
van de ZKOO-vergoeding geen enkele beleidsvrijheid. Artikel 10 ZKOO heeft
het karakter van een algemeen verbindend voorschrift waarin het naar rato-principe
uitdrukkelijk is vastgelegd. De regelgever heeft met dit voorschrift beoogd
de uitvoerende instanties -zonder eigen inbreng- tot uniforme toepassing
van het bepaalde te brengen. De wederpartij draagt zodoende geen eigen
verantwoordelijkheid voor de inhoudelijke uitvoering van artikel 10 ZKOO.

4.5. De Commissie is derhalve van oordeel dat de wederpartij door het uitvoeren
van het bepaalde in artikel 10 ZKOO niet zelf in strijd handelt met het
verbod van onderscheid naar arbeidsduur zoals bedoeld in artikel 125g,
eerste lid, AW.

5. HET OORDEEL VAN DE COMMISSIE

De Commissie is van oordeel dat het College van Burgemeester en Wethouders
Gemeente Waalwijk te Waalwijk door de toepassing van artikel 10 ZKOO wat
betreft de naar rato-toekenning van de tegemoetkoming in de ziektekosten
jegens mevrouw (….) te Waalwijk niet in strijd handelt met het verbod
van onderscheid naar arbeidsduur zoals bedoeld in artikel 125g, eerste
lid, Ambtenarenwet.

Rechters

Mw. prof. mr. J.E. Goldschmidt (Kamervoorzitter), dhr. prof. mr. P.F. vander Heijden (lid Kamer), mw. mr. L. Mulder (lid Kamer), mw. mr. G.H. Felix(secretaris Kamer)