Instantie: Rechtbank Haarlem, 16 december 1997

Instantie

Rechtbank Haarlem

Samenvatting


Er wordt geen omgangsregeling vastgesteld tussen vader en dochter. De Stichting
Ambulante Zorg (SAZ) geeft in haar rapport een aantal contra-indicaties
daarvoor aan. Het afdwingen van de omgangsregeling wordt niet in het belang
van het kind geacht.

Volledige tekst

1. Verloop van de procedure

Voor het verloop van de procedure verwijst de rechtbank naar de volgende
stukken, waarvan de inhoud als hier ingevoegd is te beschouwen:
– de beschikking van deze rechtbank d.d. 28 januari 1997 en de daarin vermelde
stukken;
– de beschikkingen dagbepaling d.d. 3 juni 1997, 29 juli 1997, 19 augustus
1997 en 2 september 1997;
– het op 6 augustus 1997 ter griffie van de rechtbank ontvangen rapport
van de Raad voor de Kinderbescherming met bijlagen;
– het proces-verbaal van de behandeling ter terechtzitting d.d. 10 november
1997.

2 De verdere beoordeling

2.1 In het rapport van het SAZ wordt geconcludeerd dat het niet aan te
bevelen is om een omgangsregeling tussen de vader en J te realiseren. Het
SAZ geeft de volgende contra-indicaties aan:
– De beperkte betekenis van de biologische vader in de beleving van J.
– De moeizame wijze waarop vader omgaat met affectieve relaties en daarin
de grenzen van afstand en nabijheid niet voldoende kan bewaken.
– Omdat een omgangsregeling nu alleen gerealiseerd kan worden als deze
wordt afgedwongen, aangezien zowel moeder als J nadrukkelijk aangeven geen
enkele wens in deze richting te hebben, zal de dwang die nodig is aversie
bij het kind kunnen oproepen; dit kan een toekomstige contactwens juist
belemmeren.
– Het risico dat de relatieve rust van de huidige opvoedingssituatie verregaand
wordt verstoord, wat momenteel niet opweegt tegen de voordelen van het
opleggen van een omgangsregeling.

2.2 De vader is het niet eens met het advies van het SAZ en heeft bezwaren
gemaakt tegen de totstandkoming van dit rapport. Hij heeft ter zitting
om een contra-expertise verzocht.

2.3 De rechtbank is van oordeel dat de conclusies van het SAZ gebaseerd
zijn op eigen onderzoek en niet, zoals de vader meent, zijn gebaseerd op
het door de moeder ingebrachte rapport van mevr. Hulscher. Het verzoek
van de vader tot contra-expertise zal worden afgewezen, omdat er geen onduidelijkheid
bestaat omtrent de voor onderhavige beslissing relevante feiten.

2.4 Het rapport van het SAZ, is ter terechtzitting besproken. De Raad voor
de Kinderbescherming heeft daarbij de conclusie van het SAZ dat de belangen
van J zich verzetten tegen een omgangsregeling, onderschreven.

2.5 Op grond van voormelde rapportages en hetgeen ter terechtzitting is
gebleken, maakt de rechtbank de conclusies van het SAZ tot de hare en zal
mitsdien het verzoek tot vaststelling van een omgangsregeling afwijzen
op grond van artikel 1:377f BW.

3. Beslissing

De rechtbank:

3.1. Wijst het verzoek van de vader tot het vaststellen van een omgangsregeling
met de minderjarige J af.

3.2. Verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.

3.3. Wijst af het meer of anders verzochte.

Rechters

Mr Evers-Ederveen