Instantie: Kantonrechter Utrecht, 24 november 1997

Instantie

Kantonrechter Utrecht

Samenvatting


Een vrouw wordt gedurende circa twee jaar ernstig lastiggevallen door de
verkoopleider van het filiaal waar zij werkzaam was. De vrouw vraagt
ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens wijziging van omstandigheden.
Het bedrijf heeft de verkoopleider in zijn functie gehandhaafd vanwege
het
vennootschappelijk belang en omdat de man als gezinshoofd verantwoordelijk
is
voor een gezin met kinderen.
De kantonrechter ziet aanleiding om een hogere vergoeding toe te kennen
dan
de landelijke kantonrechtersformule (c=1). De werkgever heeft namelijk
‘de
verplichting een zodanige werkomgeving te bieden (en te waarborgen) dat
haar
werknemers gevrijwaard zijn van (ondermeer) ongewenst gedrag van seksuele
aard’. Voorts is van belang dat het om een zeer jonge werkneemster van
zestien jaar gaat. Daarnaast is een andere werkneemster geconfronteerd
met
dergelijk gedrag. Conclusie: de werkgever is op dit punt tekort geschoten.

Volledige tekst

Verloop van de procedure

Verzoekster heeft op 27 augustus 1997 een verzoek tot ontbinding van de
arbeidsovereenkomst ingediend.

Verweerster heeft op 22 september 1997 een verweerschrift ingediend.

De mondelinge behandeling vond plaats ter zitting van 27 oktober 1997.
Partijen hebben ter zitting hun standpunten toegelicht.

Vervolgens is door de kantonrechter bepaald dat een beschikking zal worden
gegeven.

Het verzoek

Verzoekster (verder te noemen ‘L’) verzoekt ontbinding van de
arbeidsovereenkomst wegens wijziging van omstandigheden. Ter toelichting
op
dit verzoek heeft zij gesteld dat zij vanaf de aanvang van het dienstverband
slachtoffer is geweest van seksuele intimidatie gepleegd door de
verkoopleider van het filiaal waarin zij werkzaam was.
L is arbeidsongeschikt sedert juli 1996.

Nu verweerster (verder te noemen ‘X’) de desbetreffende verkoopleider in
zijn
functie heeft gehandhaafd is het voor L niet mogelijk het werk te hervatten.
L maakt aanspraak op een vergoeding van ƒ 10.000,= netto wegens immateriële
schadevergoeding, ƒ 10.000,= bruto vanwege te derven inkomsten alsmede
een
bijdrage voor (toekomstige) therapiekosten van ƒ 5000,= netto en tenslotte
een bijdrage in de advocaatkosten van ƒ 600,= netto.

Het verweer

X voert verweer. Dit verweer beperkt zich tot de hoogte van de verzochte
vergoeding. X stelt zich op het standpunt dat er geen reden is om een hogere
vergoeding toe te kennen dan conform de landelijke kantonrechtersformule
(c=1) dat betekent in dit geval ƒ 1.000,= bruto.

Beoordeling van het verzoek

1. De volgende feiten zijn komen vast te staan, althans zijn onvoldoende
weersproken.
L (leeftijd negentien jaar) is op 15 oktober 1994 in dienst getreden bij
X.
Zij was op zaterdag werkzaam als gastvrouw, receptioniste en secretaresse
in
het filiaal van X te Woerden. Haar salaris bedraagt ƒ 305,79 bruto per
maand.
Zij is vanaf de aanvang van het dienstverband lastig gevallen door de heer
Z,
in het desbetreffende filiaal werkzaam als verkoopleider. Nadat (de directie
van) X over het gedrag van de heer Z is geïnformeerd heeft zij hem hierop
aangesproken. Z heeft – op aandrang van werkgever – een bedrag van ƒ 10.000,-
als schadevergoeding betaald. Werkgever heeft Z een ernstige waarschuwing
gegeven en ontslag op staande voet bij (de schijn van) herhaling in het
vooruitzicht gesteld.
is thans “situatief arbeidsongeschikt”. Ze volgt een gymnasiumopleiding
en
doet dit (school)jaar eindexamen. Ze heeft professionele hulp moeten inroepen
om te herstellen van de gevolgen van de seksuele intimidatie.

2. Nu beide partijen een beëindiging van de arbeidsovereenkomst wensen
zal
het verzoek worden toegewezen. De kantonrechter ziet aanleiding L een
vergoeding toe te kennen die hoger is dan de landelijke kantonrechtersformule
(c=1). X heeft als werkgever de verplichting een zodanige werkomgeving
te
bieden (en te waarborgen) dat haar werknemers gevrijwaard zijn van
(ondermeer) ongewenst gedrag van seksuele aard. Deze verplichting geldt
in de
onderhavige situatie temeer nu het gaat om een zeer jonge werkneemster
(zestien jaar ten tijde van de indiensttreding) als
. Het enkele feit dat een tweetal werkneemsters zijn geconfronteerd met
dergelijk gedrag (in een ernstige vorm) leidt tot de conclusie dat X als
werkgeefster op dit punt tekort is geschoten. Dat de desbetreffende werknemer
op aandrang van X (door middel van een door X aan hem verstrekte lening)
de
betrokken werkneemsters inmiddels een schadevergoeding van ƒ 10.000,- heeft
betaald doet daar niets aan af. Nu X de verkoopleider heeft gehandhaafd
in
zijn functie (waarbij X het vennootschappelijk belang en verkoopleider’s
verantwoordelijkheid als gezinshoofd van een gezin met kinderen als
argumenten heeft genoemd) is het evident dat
niet kan terugkeren en derhalve haar (zaterdag)baan verliest. De leeftijd
van
betrokkene, de betrekkelijk lange duur dat L last van de heer Z heeft
ondervonden, alsmede de ernst daarvan rechtvaardigen een vergoeding van
ƒ
10.000,- bruto.

Beslissing

De kantonrechter:

stelt L tot en met 12 december 1997 in de gelegenheid om het verzoek in
te
trekken en ontbindt, indien L haar verzoek niet binnen de hiervoor genoemde
termijn heeft ingetrokken, de arbeidsovereenkomst per 15 december 1997
met
toekenning van een vergoeding aan L ten laste van werkgever van ƒ 10.000,-
bruto;

compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten
draagt.

Rechters

Mr Schokkenbroek