Instantie: Rechtbank Amsterdam, 5 november 1997

Instantie

Rechtbank Amsterdam

Samenvatting


Stiefouderadoptie. Victor is in 1983 geboren als wettig kind in het huwelijk
van X en A. Na de echtscheiding is er -in onderling overleg- tot april 1991
een omgangsregeling geweest. Deze is in april 1991 gestopt. Bij beschikking
van 17 december 1991 heeft de rechtbank een verzoek van X tot het vaststellen
van een omgangsregeling afgewezen. A krijgt een nieuwe relatie, met B. Sinds
1987 wordt Victor opgevoed in het gezin van A en B. In 1995 vindt
achternaamswijziging plaats. Uit een vaderschapsonderzoek blijkt vervolgens
dat B de biologische vader van Victor is. X, die de wettige vader is,
protesteert tegen het verzoek tot adoptie door B. Hij beroept zich op zijn
vetorecht. De rechtbank oordeelt dat er sprake is van misbruik van het
vetorecht. Daarbij is naast het opvoedings- en verzorgingsaspect, van belang
dat X niet de biologische vader van Victor is en dat hij sinds 1991 geen
omgang met Victor meer heeft gehad.

Volledige tekst

De rechtbank overweegt als volgt:
Verzoekers hebben in hun verzoekschrift en ter zitting kort gezegd aangevoerd
dat de verzochte adoptie in het belang is van Victor, alsmede in het belang
van verzoeker en Victor die recht en belang hebben bij juridische erkenning
van hun biologische en feitelijke vader/zoon-relatie (mede in het licht van
artikel 8 Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de
fundamentele vrijheden (EVRM).
Het belang van (wettige vader, proc. mr. M.R. Oranje, adv. mr. A.J.M.
Bark-van Gink te Utrecht) daarentegen bij het tegenhouden van de adoptie is
naar hun inzicht zo gering dat het gebruik door X van zijn vetorecht in deze
gezien moet worden als misbruik van bevoegdheid. Zij zoeken daarbij
aansluiting bij jurisprudentie van de Hoge Raad.
X heeft ter zitting van 23 januari 1996 het verzoek tot adoptie
tegengesproken.
Als motivering voor het inroepen van het vetorecht heeft hij het volgende
gesteld

1. hij wenst de thans nog bestaande band met Victor te behouden en deze ten
spoedigste uit te breiden door middel van een omgangsregeling;

2. voor hem is het behouden van deze band met Victor uit emotioneel oogpunt
erg belangrijk;

3. hij is er niet van overtuigd dat de stiefouderadoptie de vrije wil van
Victor is;

4. hij wenst de thans nog bestaande juridische band met Victor te behouden om
aldus te vermijden dat Victor mogelijk in de toekomst aan hem zal tegenwerpen
dat hij, door zich niet te verzetten tegen de gevraagde adoptie, zelf aan het
verloren gaan van die band heeft meegewerkt;

5. voor hem is niet aanvaardbaar dat verzoeker – en niet hij, X – het gezag
over Victor zal verkrijgen indien verzoekster tijdens de minderjarigheid van
Victor mocht overlijden.

(…)
De minderjarige Victor is op 2 mei 1996 en op 9 september 1997 afzonderlijk
gehoord.
Hij heeft in beide verhoren zowel als bij de Raad voor de Kinderbescherming
de stellige wens geuit door verzoeker te worden geadopteerd. Hij geeft
hiervoor aan dat hij niet alleen feitelijk maar ook juridisch wil horen tot
het gezin van zijn moeder en biologische vader, dat hij X ruim 6 jaar niet
meer heeft gezien, nooit echt een band met X heeft gehad en dat hij niet bij
X zou willen moeten wonen als verzoekster zou overlijden. Hij wil geen
contact meer met X.
Hij geeft voorts aan bereid te zijn om persoonlijk dan wel per brief X te
vertellen dat hij de adoptie zelf wil als X daardoor van zijn wens overtuigd
zou kunnen worden.

Hij geeft verder nog aan dat hij het X niet zou hebben tegengeworpen, zoals
deze vreest, als hij aan de adoptie zou hebben meegewerkt, hij vindt het nu
juist onbegrijpelijk dat X niet aan de adoptie meewerkt.

Uit de stukken komt verder het navolgende naar voren.
Uit een vaderschapsonderzoek is gebleken dat niet X maar verzoeker de
biologische vader van Victor is. X heeft tegen de uitslag van dit onderzoek
bezwaren geuit, doch nu hij onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de
uitslag van het bloedonderzoek een andere zou zijn indien aan zijn bezwaren
zou zijn tegemoetgekomen, zal de rechtbank de uitslag van het bloedonderzoek
als onvoldoende betwist overnemen.

Na de echtscheiding van X en verzoekster is er een omgangsregeling geweest
tussen X en Victor. Deze is in april 1991 feitelijk gestopt.
Bij beschikking van 17 december 1991 heeft de rechtbank te Utrecht een
verzoek van X tot het vaststellen van een omgangsregeling afgewezen, welke
beschikking door het gerechtshof te Amsterdam is bekrachtigd. X heeft geen
nieuw verzoek tot vaststelling van een omgangsregeling hierna ingediend.

Bij Koninklijk Besluit van (…) 1995 is de geslachtsnaam van Victor
gewijzigd van X in (die van verzoeker) X is naar aanleiding van dit verzoek
ook gehoord.
Uit de onder meer door verzoekers aangehaalde jurisprudentie van de Hoge Raad
op dit punt blijkt dat het vetorecht waarop X zich beroept -een absoluut
recht is, maar onderhevig is aan rechterlijke toetsing. Bij die toetsing
dient een belangenafweging plaats te vinden tussen die van de andere ouder
(X) en die van de minderjarige (Victor). Naarmate de minderjarige langer door
de verzoekende adoptief ouder wordt verzorgd en opgevoed, gaan de belangen
van de minderjarige bij adoptie zwaarder wegen.

In het onderhavige geval is Victor sinds 1987 en aldus gedurende het grootste
deel van zijn leven in het gezin van verzoekers verzorgden opgevoed. Naast
dit opvoedings/verzorgingsaspect speelt in deze naar het oordeel van de
rechtbank ook een rol dat X niet de biologische vader van Victor is, sinds
1991 geen omgang met Victor meer heeft gehad en dat het gelet op de wens van
Victor in deze niet aannemelijk is dat daarin in de toekomst nog verandering
komt.

De familierechtelijke band tussen X en Victor is hierdoor verminderd tot een
uitsluitend juridische band.
Dat X de juridische band met Victor wil behouden uit emotioneel oogpunt is
begrijpelijk.
Het vetorecht heeft ook tot doel hem het behouden van die band mogelijk te
maken.
Bij de uitoefening daarvan dient hij echter ook het belang van Victor bij het
scheppen van juist die juridische band met zijn biologische vader zwaar te
laten wegen. Dat hij dat heeft gedaan is tijdens de behandelingen ter
terechtzitting en uit de stukken niet, althans onvoldoende gebleken.

Gezien al het hiervoor overwogene komt de rechtbank tot de conclusie dat alle
gronden die X voor het gebruik van zijn vetorecht heeft aangevoerd
gemotiveerd zijn bestreden en X tegenover het belang van Victor bij adoptie
-een rechtens te respecteren belang heeft bij gebruik van zijn vetorecht.

X maakt dan ook naar het oordeel van de rechtbank misbruik van zijn
vetorecht. Dit heeft tot gevolg dat de rechtbank op grond van de inhoud van
de overgelegde stukken en van hetgeen voorts bij de behandelingen ter
terechtzitting is gebleken, van oordeel is dat de verzochte adoptie zowel uit
het oogpunt van verbreking van de juridische band met X als uit dat van
bevestiging van de banden met verzoeker in het belang van Victor is.

Rechters

Mr. Hofman-Bijl