Instantie: Rechtbank Maastricht, 30 oktober 1997

Instantie

Rechtbank Maastricht

Samenvatting


De moeder stelt een vaderschapsactie in. Er wordt een bloedonderzoek bevolen
maar de man weigert bij de bloedbank te verschijnen. De rechtbank is van
oordeel dat, nu de man na betwisting door de vrouw van zijn stelling, dat
zij in het verleden met andere mannen intieme relaties heeft gehad, niet
langer heeft gepersisteerd bij zijn in verband hiermee gedane bewijsaanbod,
het vermoeden gerechtvaardigd is dat de man de vader van het kind is.

Volledige tekst

Verder verloop van de procedure

Bij voormeld vonnis werd een deskundigenonderzoek naar het bloed van de
man, de vrouw en de minderjarige X bevolen, ter beantwoording van de vraag
of de man de biologische vader is, respectievelijk kan zijn van dit kind.

Tevens werd bij dit vonnis tot deskundige benoemd het hoofd van de afdeling
Bloedgroepengenetica van het Centraal Laboratorium van de Bloedtransfusiedienst
van het Nederlandse Rode Kruis mevrouw dr. G de L of haar plaatsvervanger.

In opdracht van mevrouw dr De L is de Rechtbank bij schrijven van 2 april
1997 medegedeeld dat op 14 november 1996 bloed is afgenomen van de vrouw
en X en dat de man een aantal malen via zijn procureur is opgeroepen eveneens
bloed te laten afnemen door genoemd laboratorium, doch dat hij op de afgesproken
tijdstippen niet is verschenen.
Mevrouw dr. De L heeft bij schrijven van 14 april 1997 haar opdracht aan
deze Rechtbank teruggegeven omdat zij door de weigerachtige houding van
de man deze opdracht niet kan uitvoeren.

De vrouw heeft op 26 juni 1997 nog een akte genomen.

De vrouw heeft vervolgens andermaal de stukken doen overleggen voor het
verkrijgen van vonnis, waarvan de uitspraak is bepaald op heden.

Verdere beoordeling:

De Rechtbank verwijst naar hetgeen in voormeld interlocutoir vonnis is
overwogen en beslist.
De Rechtbank gaat er van uit -gelet op de ten processe overgelegde akte
van geboorte van de minderjarige- dat deze niet door iemand is erkend.

Partijen zijn verdeeld gebleven over de vraag of de man wel of niet de
biologische vader van X is. Zij hebben vervolgens hun medewerking toegezegd
aan een bloedonderzoek mede te werken.

Uit het voormeld schrijven d.d. 2 april 1997 van mevrouw dr. De L van het
Centraal Laboratorium van de bloedtransfusiedienst van het Nederlandse
Rode Kruis aan deze rechtbank blijkt dat de man, na herhaalde oproepen,
niet is verschenen om in verband met het bevolen deskundigenonderzoek bloed
te laten afnemen. Mevrouw dr. De L heeft vervolgens, in verband met de
weigerachtige houding van de man, bij schrijven van 14 april 1997 haar
opdracht aan de Rechtbank teruggegeven.

De Rechtbank is van oordeel dat, nu de man niet heeft meegewerkt aan het
bij interlocutoir vonnis van deze Rechtbank van 11 mei 1995 bevolen bloedonderzoek,
en hij, na betwisting door de vrouw van zijn stelling dat zij in het verleden
met andere mannen dan de man intieme relaties heeft gehad, niet langer
heeft gepersisteerd bij zijn in verband hiermee gedane bewijsaanbod, het
vermoeden gerechtvaardigd is dat de man de vader van X is.

De Rechtbank is voorts van oordeel dat, voordat zij kan bepalen of en zo
ja welk bedrag de man voor de minderjarige X kan betalen, de man in de
gelegenheid dient te worden gesteld financiële bescheiden met betrekking
tot zijn inkomen en lasten over de jaren 1992 tot en met 1997 aan de Rechtbank
te doen toekomen, een en ander op de wijze zoals hierna nader wordt bepaald.

Uitspraak:

Bepaalt dat de man binnen 4 weken na de datum van dit vonnis financiële
bescheiden, te weten de aanslagen Inkomstenbelasting en Premieheffing over
de jaren 1992 tot en met 1996, en voorts wat betreft 1997 de salarisstroken
dan wel uitkeringsafschriften over de maanden januari tot en met oktober
evenals bescheiden omtrent zijn eventuele lasten aan de Rechtbank zal doen
toekomen.

Verwijst de zaak daartoe naar de rol van 27 november 1997.

Houdt iedere verdere beslissing aan.

Rechters

Mr Ballieux