Instantie: Commissie gelijke behandeling, 9 september 1997

Instantie

Commissie gelijke behandeling

Samenvatting


Een bedrijf biedt middels een advertentie abonnementen aan voor mobiele
telefoonaansluitingen. Als voorwaarde voor een abonnement is onder andere
opgenomen dat een geldig NL-paspoort, rijbewijs of gemeentelijke
identiteitskaart vereist is. Zowel het Nederlands paspoort als de
gemeentelijke identiteitskaart worden alleen verstrekt aan personen met
de
Nederlandse nationaliteit. Een meldpunt discriminatie diende daarop een
klacht tegen het bedrijf in.
De Commissie oordeelt dat het bedrijf onderscheid naar nationaliteit maakt
in
strijd met de wet. De gestelde voorwaarde benadeelt onevenredig personen
met
een niet-Nederlandse nationaliteit bij de toegang tot de aangeboden diensten.
De Commissie acht geen rechtvaardigingsgrond aanwezig. Het initiatief van
de
wederpartij tot wijziging van de advertentietekst door NL voor paspoort
weg
te laten en door aan te geven dat ook personen met een A, B, C of E
verblijfsdocument voor een abonnement in aanmerking komen heeft volgens
de
Commissie nog steeds indirect onderscheid op grond van nationaliteit tot
gevolg. Houders van een D document blijven zonder een rechtvaardigingsgrond
uitgesloten.

Volledige tekst

1. HET VERZOEK

1.1. Op 18 oktober 1997 verzocht de Stichting Meldpunt Discriminatie
Amsterdam te Amsterdam (hierna: verzoekster) de Commissie gelijke behandeling
haar oordeel uit te spreken over de vraag of Polectro Telecommunicatie
B.V.
te Amsterdam (hierna: de wederpartij) onderscheid op grond van nationaliteit
heeft gemaakt zoals bedoeld in de Algemene wet gelijke behandeling (AWGB).

1.2. De wederpartij heeft een advertentie geplaatst waarin zij een abonnement
voor een mobiele telefoonaansluiting aanbood. De wederpartij heeft als
voorwaarden opgenomen dat voor de aanvraag van het abonnement een geldig
Nederlands paspoort, rijbewijs of gemeentelijke identiteitskaart dient
te
worden overgelegd. Verzoekster is van mening dat door het stellen van deze
voorwaarden de wederpartij in strijd heeft gehandeld met de AWGB.

2. DE LOOP VAN DE PROCEDURE

2.1. De Commissie heeft het verzoek in behandeling genomen en een onderzoek
ingesteld. Partijen hebben ieder hun standpunten schriftelijk toegelicht.
De
Commissie heeft partijen opgeroepen en deze hebben hun standpunten nader
toegelicht tijdens een zitting op 11 maart 1997.

2.2. Bij de zitting waren aanwezig:

van de kant van verzoekster
– mw. R.A. Masselman (medewerkster)

van de kant van de wederpartij
– dhr. J.J. Bos (manager inkoopafdeling)

van de kant van de Commissie
– mw. mr. L.Y. Gonçalves-Ho Kang You (Kamervoorzitter)
– dhr. drs. B. van Schijndel (lid Kamer)
– dhr. mr. P.R. Rodrigues (lid Kamer)
– dhr. mr. drs. V. Everhardt (secretaris Kamer).

2.3. Na de zitting is het onderzoek van de Commissie voortgezet en is aan
de
wederpartij nadere informatie gevraagd. Het oordeel is vastgesteld door
Kamer
II van de Commissie. In deze Kamer hebben zitting de leden als genoemd
onder
2.2.

3. DE RESULTATEN VAN HET ONDERZOEK

De feiten

3.1. De wederpartij is een elektronicabedrijf. Zij fungeert als tussenpersoon
voor de aanbieders van mobiele telefoon-aansluitingen en haar klanten.
De
aanbieders van mobiele telefoonaansluitingen (de service providers) stellen
elk hun eigen voorwaarden waaraan voldaan moet worden om in aanmerking
te
kunnen komen voor een mobiele telefoonaansluiting.
Verzoekster heeft kennis genomen van een advertentie die de wederpartij
in
het Amsterdams Stadsblad van 2 oktober 1996 had geplaatst. Door middel
van
deze advertentie heeft de wederpartij diverse abonnementen voor mobiele
telefoonaansluitingen aangeboden. In de tekst van de advertentie was de
volgende passage opgenomen: “Voor de aanvraag van abonnement is nodig:
een
geldig NL-paspoort, rijbewijs of gemeentelijke identiteitskaart +
bankafschrift/salarisstrook niet ouder dan 1 maand (..) “.

3.2. Verzoekster is door een natuurlijk persoon (hierna: de derde) op de
betreffende advertentie attent gemaakt. De derde heeft over de bovenstaande
eis met betrekking tot het Nederlandse paspoort een klacht bij verzoekster
ingediend. De derde heeft naar aanleiding van de advertentie telefonisch
contact gezocht met de wederpartij.

3.3. De derde wilde zelf niet overgaan tot aanschaf van een mobiele
telefoonaansluiting en heeft alleen een klacht hierover bij verzoekster
ingediend. Verzoekster heeft geen contact opgenomen met de wederpartij,
maar
direct een verzoek om een oordeel bij de Commissie ingediend.

De standpunten van partijen

3.6. Verzoekster stelt het volgende.

Verzoekster is van mening dat de eis, te weten het overleggen van een geldig
Nederlands paspoort, voor het verkrijgen van een abonnement voor een mobiele
telefoonaansluiting, in strijd is met de Algemene wet gelijke behandeling
(hierna: AWGB).
Deze wet verbiedt immers het maken van onderscheid op grond van nationaliteit
bij het aanbieden van goederen en diensten.

Verzoekster is van mening dat een buitenlands paspoort ook een geldig
legitimatie bewijs is en dat daarnaast een bedrijf door middel van andere
papieren zoals een geldige vergunning tot verblijf, adres-legitimatie en
salarisstrook financiële risico’s kan verkleinen.

Tijdens het telefonisch onderhoud met de derde liet een medewerker van
de
wederpartij weten dat de betreffende paspoort-eis in de advertentie was
opgenomen omdat het zestal aanbieders van mobiele telefoonaansluitingen,
waarvoor de wederpartij als tussenpersoon fungeerde, dit vereisten. Een
Nederlands paspoort wordt als een betrouwbaar legitimatiebewijs beschouwd.

3.7. Verzoekster houdt ondanks de toezegging van de wederpartij om in het
vervolg ook verblijfsvergunningen als mogelijke legitimatiedocumenten in
de
advertentie op te nemen, vast aan haar verzoek om een oordeel. De reden
hiervoor is dat ook andere bedrijven hierop aangesproken kunnen worden.

3.8. De wederpartij stelt het volgende.

Er was in de advertentie zonder kwade bijbedoelingen de letters “NL” voor
het
woord “paspoort” gezet. Dit is gebeurd vanwege de beperkte ruimte die de
advertentie biedt voor het vermelden van voorwaarden. Geprobeerd is de
acceptatievoorwaarden van de aanbieders zo goed mogelijk “te vertalen”
in de
beperkte ruimte van de advertentie. Voor de aanbieders van mobiele
telefoonaansluitingen is van belang dat klanten traceerbaar zijn. Een
Nederlands paspoort biedt een hoge mate van zekerheid.
Het is nooit de bedoeling geweest te discrimineren. Een groot gedeelte
van de
bewoners in de omgeving waar het bedrijf is gevestigd, is allochtoon.

De wederpartij heeft toegezegd met ingang van week 49 van het jaar 1996
de
toevoeging “NL” uit de advertentietekst te verwijderen en zodanig de tekst
aan te passen dat de verblijfsvergunningen, de zogenoemde documenten A, B, C
of
E, kunnen worden toegevoegd.

4. DE OVERWEGINGEN VAN DE COMMISSIE

4.1. In geding is de vraag of de wederpartij onderscheid heeft gemaakt
op
grond van nationaliteit als bedoeld in de AWGB door in de advertentie als
acceptatievoorwaarden te stellen dat klanten een geldig Nederlands paspoort,
rijbewijs of gemeentelijke identiteitskaart moeten kunnen overleggen voor
het
afsluiten van een abonnement voor een mobiele telefoonaansluiting.

4.2. Artikel 7 lid 1 sub a AWGB verbiedt in samenhang met artikel 1 AWGB
het
maken van onderscheid op grond van nationaliteit bij het aanbieden van
goederen en diensten en bij het sluiten, uitvoeren of beëindigen van
overeenkomsten terzake, indien dit geschiedt in de uitoefening van een
beroep
of bedrijf.

Artikel 1 AWGB bepaalt dat onder onderscheid tussen personen onder andere
wordt verstaan onderscheid op grond van nationaliteit. Onder onderscheid
wordt verstaan zowel direct als indirect onderscheid. Onder indirect
onderscheid wordt verstaan onderscheid op grond van andere hoedanigheden
dan
nationaliteit, dat direct onderscheid op grond van nationaliteit tot gevolg
heeft. Het verbod van indirect onderscheid geldt volgens artikel 2 lid
1 AWGB
niet ten aanzien van indirect onderscheid dat objectief gerechtvaardigd
is.

Het begrip nationaliteit in de AWGB dient te worden begrepen als
nationaliteit in staatkundige zin, onafhankelijk van de feitelijke woon-
of
verblijfplaats (Eerste Kamer der Staten Generaal, kamerstukken 22.014,
Handelingen, p. 1086, 22 februari 1994.).

4.3. Ten aanzien van de ontvankelijkheid van het verzoek overweegt de
Commissie als volgt.

Verzoekster is een stichting die zich blijkens haar statuten ten doel stelt
het voorkomen, signaleren en bestrijden van discriminerende uitingen,
gedragingen en regelgeving. De stichting stelt zich in het
bijzonder ten doel het kosteloos met raad en daad terzijde staan van
slachtoffers van discriminatie. Uit de feitelijke werkzaamheden van
verzoekster blijkt dat zij in overeenstemming met haar statuten de belangen
behartigt van degenen die de AWGB, de Wet Gelijke Behandeling van mannen
en
vrouwen (WGB) en artikel 7A:646-648 Burgerlijk Wetboek (BW) beogen te
beschermen. Hiermee voldoet verzoekster aan de ontvankelijkheidsvereisten
zoals gesteld in artikel 12 lid 2 sub e AWGB.

Verzoekster heeft geen namen genoemd van personen ten nadele van wie zou
zijn
gehandeld. Een onderzoek door de Commissie naar mogelijke bezwaren van
deze
personen tegen het onderhavige verzoek, op grond van artikel 12 lid 3 AWGB,
blijft derhalve achterwege.

4.4 De wederpartij is een elektronicabedrijf. Zij fungeert als tussenpersoon
voor de aanbieders van mobiele telefoon-aansluitingen en haar klanten.
In het
kader van haar bedrijfsvoering heeft zij door middel van het plaatsen van
een
advertentie een aanbod gedaan voor het afsluiten van een abonnement voor
een
mobiele telefoonaansluiting.
De Commissie stelt vast dat de wederpartij hiermee goederen en diensten
heeft
aangeboden in de uitoefening van haar bedrijf.
Het handelen van de wederpartij valt dan ook onder het bereik van artikel
7
lid 1 sub a AWGB.

4.5. Ter beantwoording van de in het geding zijnde vraag of de wederpartij
door het hanteren van de acceptatievoorwaarden direct of indirect onderscheid
naar nationaliteit heeft gemaakt overweegt de Commissie het volgende.

Bij het aanbieden via de advertentie van een mobiele telefoonaansluiting
zijn
als legitimatie-documenten een geldig Nederlands paspoort, een rijbewijs
of
een gemeentelijke identiteitskaart als vereisten genoemd. Zowel het
Nederlands paspoort als de gemeentelijke identiteitskaart (De gemeentelijke
identiteitskaart wordt sinds 1995 niet meer verstrekt. Deze kaart is
vervangen door de Europese identiteitskaart en wordt alleen verstrekt aan
personen met de Nederlandse nationaliteit.) worden alleen verstrekt aan
personen met de Nederlandse nationaliteit. Een rijbewijs is niet gekoppeld
aan de Nederlandse nationaliteit. Ook vreemdelingen in de zin van de
Vreemdelingenwet kunnen beschikken over een Nederlands rijbewijs. De
Commissie stelt vast dat van de drie toegestane legitimatie-documenten
slechts één, namelijk het rijbewijs, door personen met een niet-Nederlandse
nationaliteit gebruikt kunnen worden. Op grond van één van de documenten
kan
een persoon met een niet-Nederlandse nationaliteit een aansluiting
verkrijgen, er is derhalve geen sprake van direct onderscheid naar
nationaliteit. Door het stellen van de in de advertentie genoemde
acceptatievoorwaarden worden personen met een niet-Nederlandse nationaliteit
wel onevenredig benadeeld bij de toegang tot de aangeboden diensten. De
Commissie concludeert derhalve dat door het hanteren van de in de advertentie
genoemde acceptatievoorwaarden door de wederpartij indirect onderscheid
naar
nationaliteit wordt gemaakt.

4.6. Het verbod van indirect onderscheid geldt volgens artikel 2 lid 1
AWGB
niet ten aanzien van indirect onderscheid dat objectief gerechtvaardigd
is.
Onder een objectieve rechtvaardigingsgrond verstaat de Commissie dat:
– aan het nagestreefde doel iedere discriminatie vreemd is;
– de middelen, die gekozen worden om het nagestreefde doel te bereiken,
dienen te beantwoorden aan een werkelijke behoefte van de onderneming;
– deze middelen geschikt zijn om dat doel te bereiken en daarvoor ook
noodzakelijk zijn (Tweede Kamer, 1990-1991, 22014, nr. 3, p. 14. en Hof
van
Justitie van de Europese Gemeenschappen, Bilka-Kaufhaus versus Weber von
Hartz, 13 mei 1986, zaak 170/84 en Rinner-Kühn versus FWW Spezial
Gebaüdereinigung GmbH & Co.KG, 13 juli 1989, zaak 171/88.).
Het ligt op de weg van de wederpartij om een objectieve rechtvaardigingsgrond
aan te voeren.

4.7. Het doel van de aanbieders van mobiele telefoonaansluitingen is het
beperken van financiële risico’s om zodoende hun bedrijfsbelangen te
beschermen. Gelet op het feit dat de wederpartij als tussenpersoon voor
de
aanbieders fungeert en als zodanig het beleid van de aanbieders uitvoert,
kan
dit doel ook aan hem worden toegerekend. De Commissie is van oordeel dat
aan
dit beoogde doel iedere discriminatie vreemd is en dat het tevens beantwoordt
aan een werkelijke behoefte van de onderneming.

4.8. De wederpartij wil dit doel bereiken door het stellen van
acceptatievoorwaarden die inhouden dat een geldig Nederlands paspoort,
een
rijbewijs of een gemeentelijke identiteitskaart moet worden overgelegd
om in
aanmerking te komen voor een mobiele telefoonaansluiting. De vraag die
voorligt is of dit middel geschikt en noodzakelijk is om het beoogde doel
te
bereiken.
De wederpartij heeft aangegeven de kredietwaardigheid van de potentiële
klant
vast te stellen op basis van de voorwaarden die de aanbieders stellen.
Voor
de aanbieders is het van belang dat klanten te achterhalen zijn, om
verhaalsmogelijkheden veilig te stellen. De voorwaarden van de aanbieders
zijn door de wederpartij “vertaald” in de advertentietekst door bovengenoemde
legitimatiedocumenten op te noemen.
De Commissie merkt op dat de wederpartij bij de beoordeling van het
financiële risico de benodigde zorgvuldigheid dient te betrachten om te
voorkomen dat verboden onderscheid naar
nationaliteit wordt gemaakt. De Commissie is van oordeel dat het hanteren
van
deze acceptatievoorwaarden te grofmazig is om potentiële klanten te
selecteren met het oog op kredietwaardigheid. De wederpartij sluit door
de
gehanteerde acceptatievoorwaarden potentiële klanten uit die geen verhoogd
risico vormen. Er zijn in Nederland immers ook andere verblijfstitels op
grond waarvan personen (langdurig) in Nederland verblijven. Hierdoor heeft
het gehanteerde middel verder strekkende gevolgen dan noodzakelijk en is
niet
geschikt om het beoogde doel te bereiken.
De Commissie stelt op grond hiervan vast dat er geen objectieve
rechtvaardigingsgrond aanwezig is. Derhalve is het indirect onderscheid
niet
gerechtvaardigd.

4.9. De wederpartij heeft de acceptatievoorwaarden in de advertentie herzien.
In de gewijzigde advertentietekst is aangegeven dat ook de
verblijfsdocumenten, aangeduid met de letters A. B, C of E, voldoen ter
legitimatie en de letters “NL” zijn verwijderd voor het woord “paspoort”.
De Commissie merkt allereerst op dat zij waardering heeft voor het feit
dat
de wederpartij reeds het initiatief heeft genomen de advertentietekst zodanig
aan te passen dat ook personen met een niet-Nederlandse nationaliteit die
in
het bezit zijn van een geldig paspoort of houder zijn van de bovengenoemde
verblijfsdocumenten in aanmerking kunnen komen voor een mobiele
telefoonaansluiting.

De Commissie stelt vast dat houders van een D-document uitgesloten zijn
in de
advertentie. De Commissie heeft reeds eerder geoordeeld dat het uitsluiten
van houders van een D-document zonder nader onderzoek naar de daaraan ten
grondslag liggende verblijfstitel of andere relevante omstandigheden een
verboden indirect onderscheid op grond van nationaliteit kan opleveren
(Commisse Gelijke behandeling, 2 juli 1996, oordeelnummer 96-60 en 96-61.
Zie
ook Commissie Gelijke behandeling, 2 december 1995, oordeelnummer 95-69.).
Aan een D-document kunnen immers verscheidene verblijfstitels ten grondslag
liggen. Zo kunnen vluchtelingen, die tot Nederland worden toegelaten om
klemmende redenen van humanitaire aard, over een D-document beschikken.
Deze
verblijfstitel kan weliswaar worden ingetrokken, doch deze situatie doet
zich
in de praktijk zelden of nooit voor. Ook aan personen met een afhankelijke
verblijfstitel, zoals verblijf bij een Nederlandse echtgeno(o)t(e), wordt
een
D-document verstrekt. Behoudens bij ontbinding van het huwelijk wordt een
dergelijke verblijfsvergunnung jaarlijks verlengd. Bij deze categorieën
houders van het D-document staat dan ook niet bij voorbaat vast dat zij
een
verhoogd risico vormen vanwege onzekerheid over het verblijf in Nederland.

De Commissie stelt vast dat ook de herziene acceptatie-voorwaarden in strijd
zijn met de wetgeving gelijke behandeling. De Commissie heeft niet beoordeeld
of deze voorwaarden in overeenstemming zijn met de voorwaarden die de
aanbieders hanteren. Voorzover dat het geval is, handelen de betreffende
aanbieders eveneens in strijd met de AWGB.

5. HET OORDEEL VAN DE COMMISSIE

De Commissie spreekt als haar oordeel uit dat Polectro Telecommunicatie
B.V.
te Amsterdam door goederen en diensten aan te bieden onder de in de
advertentie respectievelijk de in de herziene advertentie vermelde
acceptatievoorwaarden indirect onderscheid op grond van nationaliteit heeft
gemaakt als bedoeld in artikel 7 lid 1 sub a van de Algemene wet gelijke
behandeling.

Rechters

Mw. mr. L.Y. Gonçalves-Ho Kang You (Kamervoorzitter), dhr. drs. B. vanSchijndel (lid Kamer), dhr. mr. P.R. Rodrigues (lid Kamer), dhr. mr. drs.V.Everhardt (secretaris Kamer)