Instantie: Commissie gelijke behandeling, 15 juli 1997

Instantie

Commissie gelijke behandeling

Samenvatting


Verzoekster vraagt een oordeel over eigen handelen. Zij werft en bemiddelt
vrijwilligers voor uitzending naar ontwikkelingslanden. Zij bemiddelt niet
ten behoeve van personen met een financieel afhankelijke partner of ten
behoeve van personen die worden vergezeld door een of meerdere afhankelijke
kinderen. Verzoekster wil weten of dit beleid strookt met de wetgeving
gelijke behandeling.
De Commissie oordeelt dat geen sprake is van onderscheid op grond van
geslacht. De Commissie is wel van oordeel dat er sprake is van onderscheid
op
grond van burgerlijke staat. De beide beleidsaspecten leiden namelijk tot
een
onevenredige benadeling van gehuwden.

Volledige tekst

– geen direct onderscheid op grond van burgerlijke staat heeft gemaakt
zoals
bedoeld in artikel 1 jo. 5, eerste lid AWGB door niet te bemiddelen voor
kandidaten met een financieel afhankelijke partner of met één of meerdere
afhankelijke kinderen, en derhalve ten aanzien hiervan niet in strijd heeft
gehandeld met deze wet,
– indirect onderscheid op grond van burgerlijke staat heeft gemaakt zoals
bedoeld in artikel 1 jo. 5, eerste lid AWGB dat niet objectief is
gerechtvaardigd, door niet te bemiddelen voor kandidaten met een financieel
afhankelijke partner en met één of meerdere afhankelijke kinderen en derhalve
ten aanzien hiervan in strijd heeft gehandeld met deze wet.

Rechters

Mw. mr. Y.E.M.A. Timmerman-Buck (Kamervoorzitter), mw. mr. J.R. Dierx (lidKamer), dhr. mr. P.R. Rodrigues (lid Kamer), mw. mr. A.N. Veekamp (secretarisKamer)