Instantie: Commissie gelijke behandeling, 17 juni 1997

Instantie

Commissie gelijke behandeling

Samenvatting


Verzoekster werkt als ziekenverpleegkundige bij de wederpartij. Zij is
gedurende langere tijd door een patiënt wegens haar afkomst gediscrimineerd
en bedreigd. Hierover heeft zij verschillende keren bij de leiding geklaagd.
Uiteindelijk is zij door de werkgever voor ontslag voorgedragen. De Commissie
oordeelt dat de werkgever wettelijk verplicht is zich te onthouden van
discriminatie in arbeidssituaties. Deze verplichting brengt met zich mee
dat
de werkgever er op moet toezien dat ook degenen waarover hij het gezag
uitoefent zich van discriminatie onthouden. De werkgever heeft niet voldaan
aan de verplichting om verzoekster van discriminatie op de werkvloer te
vrijwaren. Strijd met de wet.

Volledige tekst

1. HET VERZOEK

1.1. Op 20 maart 1997 verzocht mevrouw T. C. te Tilburg (hierna: verzoekster)
de Commissie gelijke behandeling haar oordeel uit te spreken over de vraag
of
de Stichting Zorgcentrum Tilburg Zuid te Tilburg (hierna: de wederpartij)
onderscheid maakt op grond van ras in strijd met de wetgeving gelijke
behandeling.

1.2. Verzoekster werkt bij de wederpartij, een zorgcentrum. Zij is gedurende
langere tijd door een patiënt gediscrimineerd en bedreigd. Hierover heeft
zij verschillende keren bij de leiding geklaagd. Deze heeft echter nagelaten
passende maatregelen te treffen. Dit had tot gevolg dat verzoekster
arbeidsongeschikt werd. Volgens verzoekster heeft de wederpartij hiermee
in
strijd met de wetgeving gelijke behandeling gehandeld.

2. DE LOOP VAN DE PROCEDURE

2.1. Het verzoek is in behandeling genomen en de Commissie heeft een
onderzoek ingesteld. Verzoekster heeft gevraagd haar verzoek met spoed
te
behandelen. De Commissie heeft dit verzoek ingewilligd. Partijen hebben
hun
standpunten schriftelijk toegelicht.

2.2. De Commissie heeft partijen opgeroepen en deze hun standpunten nader
toegelicht tijdens een zitting op 28 mei 1997.

Bij de zitting waren aanwezig:

van de kant van de verzoekster
– mw. T. C. (verzoekster)
– mw. C. Katu-Bin-Mara (coördinator Anti-Discriminatie Bureau
Tilburg)
– dhr. M. van Erp (vertegenwoordiger van de vakorganisatie NU’91)

van de kant van de wederpartij
– dhr. C. Vrijsen (hoofd stafafdeling Personeel & Opleiding)

van de kant van de Commissie
– mw. mr. L.Y. Gonçalves-Ho Kang You (Kamervoorzitter)
– dhr. A. Kruyt (lid Kamer)
– mw. mr. L. Mulder (lid Kamer)
– mw. mr. A.K. de Jongh (secretaris Kamer).

2.3. Ter zitting is duidelijk geworden dat partijen in de daarop volgende
week een gesprek zouden hebben om tot een minnelijke oplossing van het
geschil te geraken.

De zitting werd aangehouden totdat verzoekster de uitkomst van genoemd
gesprek aan de Commissie bekend zou hebben gemaakt. Dit gesprek heeft
niet plaatsgevonden en verzoekster heeft de Commissie gevraagd haar oordeel
uit te brengen.

2.4. Het oordeel is vastgesteld door Kamer II van de Commissie.
In deze Kamer hebben zitting de leden als genoemd onder 2.2.

3. DE RESULTATEN VAN HET ONDERZOEK

De feiten

3.1. Verzoekster is sinds 28 november 1986 bij de wederpartij in dienst
in de
functie van nachtverpleegkundige. Haar werktijden liggen steeds tussen
22.00
uur en 8.00 uur. Zij is vanaf april 1996 regelmatig door een patiënt bedreigd
en uitgescholden. Hierbij heeft de patiënt ook discriminerende en racistische
opmerkingen gemaakt tegen verzoekster.

Verzoekster heeft haar klachten hierover intern gemeld, zowel mondeling
als
schriftelijk. De klachten zijn eveneens ter kennis gebracht van de directie.

Op 5 juli 1996 heeft verzoekster zich ziek gemeld in verband met de
eerdergenoemde gedragingen van de patiënt.
Daarna is een aantal maatregelen getroffen waardoor verzoekster -afgezien
van acute situaties- alleen nog met de patiënt zou worden geconfronteerd
indien er een tweede verpleegkundige bij was. De patiënt zelf werd ook
op
zijn gedrag aangesproken.

Verzoekster heeft daarna haar werkzaamheden hervat en op de afgesproken
wijze verricht. Rond half september 1996 vond een evaluatie plaats. Partijen
waren daarbij eensluidend van oordeel dat de maatregelen niet het gewenste
resultaat hadden. Overplaatsing van verzoekster naar een andere afdeling
werd
door de wederpartij als enige mogelijke oplossing gezien. Verzoekster stemde
hiermee in.

Op 23 december 1996 heeft verzoekster zich vanwege het discriminerende
gedrag
van de patiënt weer ziek gemeld. Naar aanleiding daarvan heeft de wederpartij
besloten om op korte termijn tot de overplaatsing van verzoekster over
te
gaan.

Verzoekster is vervolgens een aanbod gedaan om te gaan werken op een andere
afdeling bij de wederpartij. Zij zou op die afdeling ook in de dagdienst
moeten meedraaien. Zij heeft dit geweigerd omdat zij alleen ’s nachts werkt
en dit ook in een andere functie wil blijven doen. De directeur zegt toe
naar
een oplossing te zullen zoeken.

Op 6 februari 1997 ontvangt verzoekster evenwel een brief van de advocaat
van
de wederpartij dat de wederpartij een ontbindingsverzoek bij de kantonrechter
zal indienen.

Het verzoek wordt op 11 maart 1997 ingediend bij de kantonrechter te Tilburg.
De kantonrechter heeft de ontbinding op 22 april 1997 geweigerd omdat
onvoldoende aannemelijk is dat er sprake is van gewichtige redenen die
moeten
leiden tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst op korte termijn.

De standpunten van partijen

3.2. Verzoekster stelt het volgende.
Zij is regelmatig door eerdergenoemde patiënt bedreigd en uitgescholden,
waarbij racistische en discriminerende uitlatingen niet van de lucht waren.
Deze incidenten heeft verzoekster telkenmale aan zowel direct als indirect
leidinggevenden gemeld. Zij heeft tevens al haar medewerking verleend om
tot
een oplossing te komen. De wederpartij heeft echter geen constructieve
houding aangenomen, waardoor het niet mogelijk is om tot een oplossing
te
komen. Overplaatsing van de patiënt wordt door de wederpartij evenmin
overwogen.
Verzoekster heeft altijd goed gefunctioneerd. Zij heeft het gevoel dat
-terwijl de oorzaak van de problemen bij de patiënt en niet bij haar ligt-
zij toch wordt aangewezen als de veroorzaakster van de problemen. Verzoekster
is bereid de overplaatsing te accepteren als de wederpartij haar een redelijk
en passend alternatief aanbiedt.

3.3. De wederpartij brengt het volgende naar voren.
De arbeidsvoorwaarden zijn vastgelegd in de Collectieve Arbeidsovereenkomst
Ziekenhuiswezen, waarvan de meest recente uitgave die van 1996-1997 is.
In
deze arbeidsvoorwaarden wordt geen onderscheid op grond van ras en/of
nationaliteit gemaakt. Ook in de uitvoering van het arbeidsvoorwaardenbeleid
en het sociaal-personeelsbeleid wordt door de wederpartij geen onderscheid
gemaakt op grond van ras en/of nationaliteit.

De patiënt is herhaaldelijk aangesproken op zijn gedrag, zowel door de
teamleiding als door de directie. Hij uit zich op een wijze die niet te
tolereren is. Hem overplaatsen is moeilijk, want hij verblijft in een kamer
die aan zijn handicap is aangepast. Er is niet tegen hem gezegd dat hij
zou
worden overgeplaatst als hij niet zou stoppen met het betreffende gedrag.
De wederpartij vindt dat er te veel nadruk wordt gelegd op discriminatie.
De
patiënt in kwestie heeft niets tegen verzoekster persoonlijk. Het is voor
iedereen vervelend hem te verzorgen.

Tenslotte stelt de wederpartij dat verzoekster een starre houding heeft
aangenomen door alléén in nachtdienst te willen blijven werken. Er moet
van
beide kanten water in de wijn worden gedaan. Een oplossing ligt gemakkelijker
als verzoekster ook overdag zou kunnen werken. Degene met wie zij voor
de
nacht van werkplek zou kunnen ruilen is immers van Antilliaanse afkomst
en
zou dus met dezelfde problemen te kampen krijgen als verzoekster.

4. DE OVERWEGINGEN VAN DE COMMISSIE

4.1. In geding is de vraag of de wederpartij jegens verzoekster onderscheid
naar ras heeft gemaakt bij de arbeidsvoorwaarden zoals verboden in artikel
5
lid 1 onder d van de Algemene wet gelijke behandeling (AWGB).

4.2. Artikel 1 AWGB bepaalt dat onder onderscheid onder andere wordt verstaan
direct onderscheid tussen personen op grond van ras.
Het begrip ras in de AWGB moet ruim worden uitgelegd overeenkomstig de
definitie in het Internationaal Verdrag inzake de uitbanning van elke vorm
van rassendiscriminatie en overeenkomstig vaste jurisprudentie van de Hoge
Raad. Ras omvat tevens huidskleur, afkomst, of nationale of etnische
afstamming.(Tweede Kamer, vergaderjaar 1990-1991, 22 014, nr. 3, p. 13.)

4.3. Onder het verbod van onderscheid op grond van ras bij de
arbeidsvoorwaarden als genoemd in artikel 5 lid 1 onder d AWGB worden door
de
Commissie mede begrepen omstandigheden als een discriminerende bejegening
op
de werkvloer van de wederpartij. (Commissie gelijke behandeling, 9 juli
1996,
oordeel 96-62 en 20 februari 1997, oordeel 97-18.)

4.4. De verplichting van de werkgever zich te onthouden van discriminatie
op
het terrein van de arbeid brengt mee, dat de werkgever er op moet toezien
dat
ook degenen waarover hij het gezag uitoefent zich van discriminatie
onthouden.

4.5. In dit geval gaat het niet om discriminatie van een werknemer door
(een)
andere werknemer(s), maar om de wijze waarop een verpleegkundige door een
patiënt wordt bejegend. Ook in dergelijke gevallen heeft de wederpartij
de
mogelijkheid de situatie op te lossen, bijvoorbeeld door het stellen van
bindende gedragsregels of door het treffen van andere maatregelen ten
opzichte van de patiënt. Dat betekent dat -gelet op de wettelijke
gelijkheids-voorschriften- het in casu evenzeer tot de verplichtingen van
de
wederpartij behoort, er op toe te zien dat patiënten zich onthouden van
discriminerende gedragingen.

Van de werkgever kan onder omstandigheden tevens worden gevergd dat deze
aan
het betreffende personeelslid vervangende, gelijkwaardige werkzaamheden
aanbiedt, zodat het personeelslid niet langer wordt blootgesteld aan het
onheuse optreden van de
patiënt. Tekortschieten in genoemde verplichtingen betekent dat wordt
gehandeld in strijd met artikel 5 lid 1 onder d AWGB.

4.6. Onbetwist is dat er op de werkvloer van verzoekster sprake is van
aanhoudende beledigingen en bedreigingen door een patiënt die tot een
onwerkbare situatie hebben geleid voor verzoekster. Deze beledigingen zijn
mede van racistische en discriminerende aard. Hierbij is de intentie van
de
patiënt niet van belang. Het gaat immers niet om de vraag welke bedoelingen
achter zijn opmerkingen steken, maar om de bewoordingen die hij daarbij
gebruikt. De scheldwoorden verwijzen naar de huidskleur van verzoekster.

4.7. Met betrekking tot de onder 4.5. genoemde verplichtingen heeft de
wederpartij aangevoerd dat de patiënt op zijn gedrag is aangesproken, maar
dat hier geen gedragswijziging van wordt verwacht. Ter zitting is evenwel
vastgesteld dat dit niet op dwingende wijze heeft plaatsgevonden. Voorts
is
de wederpartij van mening dat de patiënt niet overgeplaatst kan worden,
omdat
hij van een speciaal aan hem aangepaste kamer gebruik maakt. De wederpartij
heeft zodoende geen maatregelen getroffen die voldoende adequaat waren
om
verzoekster op de betreffende werkplek te vrijwaren van de discriminerende
bejegening door de betreffende patiënt.

4.8. Derhalve rust op de wederpartij de verplichting onder de gegeven
omstandigheden aan verzoekster vervangende gelijkwaardige werkzaamheden
aan
te bieden. De Commissie constateert dat de wederpartij aan verzoekster
-die
in haar langdurige dienstverband uitsluitend ’s nachts werkte- vervangende
werkzaamheden heeft aangeboden die evenwel overdag dienden te worden
uitgevoerd.
Toen verzoekster dit aanbod afwees, werd daarna door de wederpartij
gesuggereerd dat zij onvoldoende aan het vinden van een oplossing
meewerkte. Deze stellingname heeft ook mede ten grondslag gelegen aan het
naderhand bij de kantonrechter ingediende ontbindingsverzoek.

Zoals ook door de kantonrechter overwogen heeft verzoekster in zekere zin
recht om uitsluitend in nachtdienst te werken vanwege het feit dat zij
reeds
langdurig uitsluitend in nachtdienst werkzaam is. Aan dit recht wordt niet
afgedaan door het feit dat de meest voor de hand liggende wisseling van
de
werkzaamheden volgens de wederpartij niet mogelijk is, omdat de betreffende
verpleegkundige, net als verzoekster, van allochtone afkomst is.
De wederpartij heeft verzoekster zodoende geen gelijkwaardige, vervangende
werkzaamheden aangeboden.

4.9. Een en ander overziend komt de Commissie tot de conclusie dat de
wederpartij heeft gefaald in haar verantwoordelijkheid om een passende
oplossing voor verzoekster te zoeken. Dat betekent dat de wederpartij niet
heeft voldaan aan eerdergenoemde verplichting om verzoekster van
discriminatie op de werkvloer te vrijwaren.
De Commissie is derhalve van oordeel dat de wederpartij verzoekster niet
de
bescherming heeft geboden waartoe een werkgever op grond van artikel 5
lid 1
onder d AWGB is gehouden.

4.10. Wellicht ten overvloede merkt de Commissie hierbij op dat bovenstaande
verplichting van de werkgever niet alleen voortvloeit uit de wettelijke
gelijkheidsvoorschriften. Ook de kantonrechter heeft aangegeven dat de
wederpartij in deze een zorgplicht voor het welzijn van haar werknemers
heeft, zoals neergelegd in de artikelen 7A:1638x en 7A:1638z BW en artikel
3
leden 1 en 4 van de Arbeidsomstandighedenwet.

5. HET OORDEEL VAN DE COMMISSIE

De Commissie spreekt als haar oordeel uit dat het Zorgcentrum Tilburg Zuid
te
Tilburg jegens mevrouw T. C. te Tilburg bij de arbeidsvoorwaarden direct
onderscheid naar ras maakt zoals verboden door artikel 5 lid 1 onder d
van de
Algemene wet gelijke behandeling.

Rechters

Mw. mr. L.Y. Gonçalves-Ho Kang You (Kamervoorzitter), dhr. A. Kruyt (lidKamer), mw. mr. L. Mulder (lid Kamer), mw. mr. A.K. de Jongh (secretarisKamer)