Instantie: Commissie gelijke behandeling, 11 juni 1997

Instantie

Commissie gelijke behandeling

Samenvatting


Verzoekster heeft gesolliciteerd naar de functie van beveiligings-receptioniste.
Voor deze functie is het van belang dat er goed verstaanbaar Nederlands
moet worden gesproken. Hier zou zij niet aan voldoen volgens de werkgever
omdat zij een Surinaams accent heeft. Een deskundige op het gebied van
de taalwetenschap heeft geconstateerd dat verzoekster zonder meer verstaanbaar
Nederlands, met een duidelijke dictie en een zorgvuldige articulatie heeft
gesproken. De werkgever is van mening dat een Surinaams accent `geen goed
corporate image’ is. De Commissie oordeelt dat de afwijzing van verzoekster
zodanig is verweven met haar etnische afkomst dat de werkgever onderscheid
op grond van ras heeft gemaakt. Strijd met de wet.

Volledige tekst

1. HET VERZOEK

1.1. Op 5 november 1996 verzocht mevrouw (….) te Amsterdam (hierna: verzoekster)
de Commissie gelijke behandeling de haar oordeel uit te spreken over de
vraag of (….) (hierna: de wederpartij) onderscheid op grond van ras heeft
gemaakt zoals bedoeld in de Algemene wet gelijke behandeling (AWGB).

1.2. Verzoekster heeft driemaal bij de wederpartij gesolliciteerd naar
de functie van beveiligingsreceptioniste. Zij is elke keer afgewezen. Verzoekster
is van mening dat zij niet is aangenomen vanwege haar Surinaamse accent
en dat de wederpartij daarmee in strijd met de AWGB heeft gehandeld.

2. DE LOOP VAN DE PROCEDURE

2.1. De Commissie heeft het verzoek in behandeling genomen en een onderzoek
ingesteld. Verzoekster heeft de Commissie verzocht om een spoedprocedure
toe te passen. Dit verzoek is niet gehonoreerd. Partijen hebben hun standpunten
schriftelijk toegelicht.

Vervolgens heeft de Commissie partijen opgeroepen en deze hebben hun standpunten
nader toegelicht tijdens een zitting op 15 april 1997.

2.2. Bij de zitting waren aanwezig:
van de kant van verzoekster
– mw (….) (verzoekster)
– mw (….) (gemachtigde Meldpunt Discriminatie Amsterdam)

van de kant van de wederpartij
– dhr (….) (personeelsfunctionaris)
– mw mr. (….) (gemachtigde)

van de kant van de Commissie
– mw. mr. L.Y. Gonçalves-Ho Kang You (Kamervoorzitter)
– mw. mr. drs. M. G. Nicolai (lid Kamer)
– dhr. drs. B. Nasseri Raveshti (lid Kamer)
– dhr. mr. drs. V. Everhardt (secretaris Kamer).

2.3. Het oordeel is vastgesteld door Kamer II van de Commissie. In deze
Kamer hebben zitting de leden als genoemd onder 2.2.

3. DE RESULTATEN VAN HET ONDERZOEK

De feiten

3.1. De wederpartij is een particulier beveiligingsbedrijf met verschillende
regiovestigingen. Er zijn circa 1400 werknemers werkzaam, die grotendeels
bij opdrachtgevers gestationeerd zijn ter uitvoering van de beveiligingstaken.
Verzoekster is van Surinaamse afkomst. Zij heeft naar aanleiding van een
advertentie drie maal gesolliciteerd naar de functie van beveiligingsreceptioniste.

3.2. De taken van een beveiligingsreceptioniste zijn enerzijds het bewaken
van het gebouw en anderzijds dienstverlening aan de receptie zoals het
ontvangen en doorverwijzen van bezoekers, het opnemen van de telefoon en
dergelijke.
De opleidingseisen voor de functie van beveiligingsreceptioniste zijn:
LBO-C/MAVO-niveau en het in bezit zijn van het diploma van algemeen beveiligingsmedewerker
(voorheen: het basisdiploma beveiliging). Daarnaast worden er eisen gesteld
met betrekking tot de beheersing van de Nederlandse taal, representativiteit
en klantgerichtheid. De taaleis staat niet vermeld in de advertentie. Voldoende
schriftelijke beheersing van de Nederlandse taal wordt afgeleid uit het
behalen van het diploma algemeen beveiligingsmedewerker. Ervaring wordt
niet vereist.

3.3. Verzoekster heeft in februari 1996 voor het eerst gesolliciteerd bij
de wederpartij naar de functie van beveiligingsreceptioniste in de regio
Amsterdam. Verzoekster was op dat moment nog niet in het bezit van het
basisdiploma beveiliging. Zij is schriftelijk afgewezen met als reden dat
na selectie de voorkeur werd gegeven aan een andere kandidaat. Naar aanleiding
van haar tweede sollicitatie in juni 1996 is verzoekster opgeroepen voor
een gesprek. Inmiddels was zij in het bezit van het vereiste basisdiploma.
Zij werd wederom schriftelijk afgewezen. In deze afwijzingsbrief stond
vermeld dat verzoekster telefonisch nader kon informeren naar de reden
van afwijzing. Dit heeft verzoekster niet gedaan. Verzoekster heeft voor
de derde keer in oktober 1996 gesolliciteerd. Deze keer werd zij opgeroepen
voor een gesprek op 23 oktober 1996.

3.4. Tijdens dit gesprek op 23 oktober 1996 deelde de personeelsfunctionaris
van de wederpartij mee dat verzoekster bij de tweede sollicitatie was afgewezen
wegens haar Surinaamse accent. Om deze reden zou zij ook deze keer niet
in aanmerking komen voor de functie van beveiligingsreceptioniste. Verzoekster
was per abuis opgeroepen. De personeelsfunctionaris heeft in hetzelfde
gesprek verzoekster voorgesteld om iets aan haar Surinaamse accent te doen
door middel van logopedie. Als het accent vervolgens zou zijn verminderd
zou verzoekster opnieuw bij de wederpartij kunnen solliciteren. Verzoekster
heeft dit voorstel afgeslagen.

3.5. Na de derde afwijzing heeft een kennis van verzoekster (hierna: de
getuige) namens haar telefonisch contact opgenomen met de betreffende personeelsfunctionaris
van de wederpartij om nader te informeren naar de reden van afwijzing.
Een schriftelijke verklaring van dit gesprek is door verzoekster overgelegd
en door de wederpartij niet betwist. Volgens deze verklaring was verzoekster
een geschikte kandidaat. De enige reden voor de afwijzing was het Surinaamse
accent. De klanten van de wederpartij stelden het op prijs om te woord
te worden gestaan door een accentloze receptioniste. Verzoekster zou daarom
ook zijn afgewezen als zij een plat Amsterdams accent zou hebben gehad.

3.6. Verzoekster heeft naar aanleiding van de afwijzing een telefonisch
gesprek van circa vijf minuten gevoerd met een medewerkster van de Vakgroep
Algemene Taalwetenschap en Dialectologie van de Katholieke Universiteit
Nijmegen (hierna: de deskundige). Een verklaring van dit gesprek, dat volgens
de deskundige niet gekwalificeerd kan worden als een onderzoek, is bij
de stukken overgelegd.
De deskundige heeft geconstateerd dat verzoekster Nederlands met een duidelijk
waarneembaar Surinaams accent spreekt. Daarnaast was zij de mening toegedaan
dat verzoekster een aangename heldere stem heeft en zonder meer verstaanbaar
Nederlands spreekt, met een duidelijke dictie en een zorgvuldige articulatie.

De deskundige voegde hier nog aan toe dat nergens in de literatuur gerapporteerd
is dat Nederlands met een Surinaams accent voor moedertaalsprekers van
het Nederlands minder verstaanbaar zou zijn dan het Standaard Nederlands.

De standpunten van partijen

Verzoekster stelt het volgende.

3.7. Verzoekster is van mening dat de wederpartij in strijd met de AWGB
handelt. In artikel 5 lid 1 AWGB is het verboden onderscheid te maken op
grond van afkomst bij het aanbieden van dienstbetrekkingen. De afwijzing
op grond van een Surinaams accent is in feite een afwijzing op grond van
afkomst.

3.8. Verzoekster onderschrijft de mening van de deskundige zoals die onder
3.6. is weergegeven.

3.9. De wederpartij stelt het volgende.

Er is niet gehandeld in strijd met de AWGB. De eisen die in verband met
representativiteit aan de functie van beveiligingsreceptioniste worden
gesteld kunnen in redelijkheid worden gesteld. In deze functie worden dagelijks
honderden diverse mensen te woord gestaan. Om deze reden wordt in samenspraak
met de opdrachtgevers de eis gesteld dat er in redelijke mate verstaanbaar
Nederlands moet worden gesproken.
De opdrachtgevers stellen het op prijs dat er accentloos Nederlands wordt
gesproken in representatieve functies zoals beveiligingsreceptioniste.
Een beveiligingsreceptioniste fungeert immers als visitekaartje van het
bedrijf.

Ter zitting stelt de wederpartij dat goed verstaanbaar Nederlands moet
worden gesproken. Personen met een spraakgebrek of die een zodanig van
het algemeen aanvaard Nederlands afwijkend spraakgebruik hebben, dat zij
niet voldoen aan de eisen voor representatie, worden niet aangenomen. Deze
eisen gelden voor alle sollicitanten, van welke afkomst dan ook.
Voorts stelt de wederpartij dat mensen die met een Surinaams accent spreken
geen goed `corporate image’ geven. Uit commerciële overwegingen is de wederpartij
genoodzaakt rekening te houden met de eisen van de klanten.

3.10. Verzoekster is niet afgewezen op grond van een Surinaams accent,
maar vanwege haar zeer zware Surinaamse accent. Een zwaar accent, of dat
nu Haags, Amsterdams of Surinaams is en de verstaanbaarheid in de weg staat,
is voor de wederpartij en haar opdrachtgevers niet acceptabel. Verzoekster
voldeed dus niet aan de gestelde eisen en was ook niet bereid daar verandering
in te brengen.

3.11. De wederpartij onderkent dat de deskundige anders heeft geoordeeld
dan haar personeelsfunctionaris. De wederpartij tekent er echter wel bij
aan dat de mening van de deskundige slechts gebaseerd is op een telefoongesprek
van vijf minuten. De contacten die de beveiliginsreceptioniste heeft bij
de opdrachtgever duren doorgaans langer.

4. DE OVERWEGINGEN VAN DE COMMISSIE

4.1. In geding is de vraag of de wederpartij jegens verzoekster onderscheid
op grond van ras heeft gemaakt bij de behandeling bij de vervulling van
een openstaande betrekking door verzoekster af te wijzen voor de functie
van beveiligingsreceptioniste vanwege haar Surinaamse accent en daardoor
in strijd met de AWGB heeft gehandeld.

4.2. Artikel 5 lid 1 sub a AWGB verbiedt, in samenhang met artikel 1 AWGB,
onder meer het maken van onderscheid naar ras bij de behandeling bij de
vervulling van een openstaande betrekking.

Volgens artikel 1 AWGB wordt onder onderscheid verstaan zowel direct als
indirect onderscheid.
Van indirect onderscheid is sprake indien op grond van andere hoedanigheden
of gedragingen dan ras onderscheid wordt gemaakt, dat direct onderscheid
naar ras tot gevolg heeft.

Het begrip ras in de AWGB moet overeenkomstig het Internationaal Verdrag
inzake de uitbanning van elke vorm van rassendiscriminatie en vaste jurisprudentie
van de Hoge Raad ruim worden uitgelegd en tevens omvat: huidskleur, afkomst,
of nationale of etnische afstamming (Tweede Kamer, vergaderjaar 1990-1991,
nr. 3, pag. 13.).

4.3. Ter beantwoording van de in het geding zijnde vraag overweegt de Commissie
het volgende.

De Commissie stelt vast dat in de advertentie voor de functie van beveiligingsreceptioniste
geen taaleis is opgenomen. Voor de betreffende functie worden bij de selectie
wel eisen gesteld met betrekking tot de beheersing van de Nederlandse taal.
Voor wat de schriftelijke beheersing betreft is de eis die de wederpartij
stelt duidelijk en is voorts onbetwist dat verzoekster daaraan voldoet.
De eisen die de wederpartij echter stelt ten aanzien van de mondelinge
taalbeheersing zijn niet eenduidig. Uit de verklaringen van de wederpartij
blijkt dat zij verschillende taaleisen stelt. Deze variëren van: in redelijke
mate verstaanbaar Nederlands spreken, goed verstaanbaar Nederlands spreken,
een niet te zeer afwijkend algemeen aanvaard Nederlands spreken tot `accentloos
Nederlands’ spreken.

4.4. De Commissie heeft reeds eerder geoordeeld dat aan een functie taaleisen
gesteld kunnen worden, indien deze functioneel van aard zijn (Zie Oordelen
Commissie gelijke behandeling 27 september 1997, oordeel 96-75 en oordeel
96-76; 19 november 1996, oordeel 96-101). Voor wat de functie van beveiligingsreceptioniste
betreft is niet betwist dat aan deze functie eisen kunnen worden gesteld
ten aanzien van de taalbeheersing. De Commissie acht in het onderhavige
geval voldoende onderbouwd dat het functioneel is dat er goed verstaanbaar
Nederlands moet worden gesproken. Het dienstverlenende karakter van de
functie brengt met zich dat betrokkene veelvuldig mondeling met bezoekers
moet communiceren.

4.5. De wederpartij heeft verzoekster afgewezen, naar zij zelf stelt, niet
vanwege haar Surinaamse accent, maar vanwege haar zeer zware Surinaamse
accent. De wederpartij stelt voorts dat een zwaar accent dat aan de verstaanbaarheid
in de weg staat voor haar en haar opdrachtgevers niet acceptabel is. De
wederpartij geeft hiermee aan dat verzoekster door haar zeer zware Surinaamse
accent niet goed verstaanbaar is en derhalve niet aan de door haar en haar
opdrachtgevers gestelde taaleis voldoet.

4.6. De Commissie rekent het niet tot haar taak om te beoordelen of een
verzoeker al dan niet geschikt is voor een functie, zoals de Commissie
reeds in eerdere zaken heeft geoordeeld (Zie onder meer Commissie gelijke
behandeling, 27 september 1996 oordeel 96-76.). De taak van de Commissie
is om na te gaan of er bij de beoordeling van de (mate van) geschiktheid
onderscheid is gemaakt in strijd met de wetgeving gelijke behandeling.
Daarbij wordt de beoordeling over de geschiktheid in zoverre betrokken
dat, indien de sollicitant op ondeugdelijke gronden is afgewezen, dit aanleiding
kan zijn tot het vermoeden dat daarbij verboden onderscheid, in dit geval
naar ras, een rol heeft gespeeld.

4.7. Volgens de verklaring van de deskundige die circa vijf minuten met
verzoekster gesproken heeft, spreekt verzoekster zonder meer verstaanbaar
Nederlands, met een duidelijke dictie en een zorgvuldige articulatie. De
deskundige heeft tevens verklaard dat nergens in de literatuur gerapporteerd
is dat Nederlands met een Surinaams accent voor moedertaalsprekers van
het Nederlands minder verstaanbaar zou zijn dan het Standaard Nederlands.
Ook de Commissie is op grond van haar eigen waarneming ter zitting, waarbij
verzoekster veelvuldig zelf het woord heeft gevoerd, van oordeel dat verzoekster
goed verstaanbaar Nederlands spreekt. Voorts dat er geen sprake is van
een zwaar Surinaams accent. De Commissie is op grond van het vorenstaande
van oordeel dat de door de wederpartij gegeven reden voor afwijzing van
verzoekster niet deugdelijk is.

4.8. Vervolgens is aan de orde de vraag of door de afwijzing van verzoekster
vanwege haar Surinaamse accent jegens haar direct of indirect onderscheid
naar ras is gemaakt.
De Commissie constateert dat het Surinaamse accent van verzoekster in de
loop van de procedure steeds meer werd benadrukt, in die zin dat er sprake
zou zijn: niet van een Surinaams accent, maar van een zeer zwaar Surinaams
accent.
Zowel uit de verklaring van de getuige als van de wederpartij blijkt dat
door de wederpartij uit commerciële overwegingen aan de eisen van klanten
wordt voldaan. De wederpartij heeft dit ter zitting nader toegelicht door
aan te geven dat haar opdrachtgevers vinden dat een Surinaams accent `geen
goed corporate image’ is.

4.9. Het geheel overziende is de Commissie van oordeel dat de afwijzing
van verzoekster zodanig is verweven met haar etnische afkomst dat de wederpartij
jegens haar direct onderscheid op grond van ras heeft gemaakt.

4.10. Ten overvloede overweegt de Commissie ten aanzien van de taaleis
accentloos Nederlands het volgende. De wederpartij heeft als verweer aangevoerd
dat voor een representatieve functie als die van beveiligingsreceptioniste
het vereiste van accentloos Nederlands spreken wordt gesteld. De Commissie
heeft reeds eerder geoordeeld dat het hanteren van deze functie-eis bij
de werving of selectie indirect onderscheid naar ras of nationaliteit tot
gevolg heeft. Niet ontkend wordt dat door genoemde taaleis ook sollicitanten
van autochtone afkomst vanwege hun uitspraak afgewezen kunnen worden. Een
dergelijke taaleis treft echter merendeels personen die niet vanaf hun
eerste kinderjaren in Nederland hebben gewoond. Dit zijn in overwegende
mate personen van niet-Nederlandse etnische of nationale afstamming of
niet Nederlandse nationaliteit (Zie Commissie gelijke behandeling, 19 november
1996, oordeel 96-101).
In het onderhavige geval komt de Commissie niet toe aan de beoordeling
van de vraag of het hanteren van de taaleis van accentloos Nederlands objectief
gerechtvaardigd is, nu reeds op de hiervoor genoemde gronden sprake is
van direct onderscheid naar ras.

4.11. Aanbeveling van de Commissie

Zoals hiervoor reeds gesteld stelt de wederpartij geen eenduidige taaleisen
bij de selectie voor de onderhavige procedure. Dit kan tot gevolg hebben
dat deze functie-eis willekeurig wordt toegepast. Voorts is daardoor niet
controleerbaar of een sollicitant al dan niet terecht is afgewezen. De
Commissie beveelt derhalve de wederpartij aan, voorzover aan een functie
in redelijkheid taaleisen gesteld kunnen worden, zorgvuldig na te gaan
welk niveau van taalbeheersing voor de betreffende functie noodzakelijk
is. Deze functie-eis dient reeds in de advertentie bekend te worden gemaakt.

5. HET OORDEEL VAN DE COMMISSIE

De Commissie spreekt als haar oordeel uit dat (….) te Amsterdam jegens
mevrouw (….) te Amsterdam direct onderscheid naar ras heeft gemaakt bij
de behandeling bij de vervulling van de openstaande betrekking, zoals verboden
in artikel 5 lid 1 sub a van de Algemene wet Gelijke behandeling.

Rechters

Mw. mr. L.Y. Gonçalves-Ho Kang You (Kamervoorzitter), mw. mr. drs. M. G.Nicolai (lid Kamer), dhr. drs. B. Nasseri Raveshti (lid Kamer), dhr. mr.drs. V. Everhardt (secretaris Kamer)