Instantie: Hof Amsterdam, 5 juni 1997

Instantie

Hof Amsterdam

Samenvatting


Partijen zijn gescheiden. De vrouw heeft het gezag over hun zoontje van drie
jaar. De omgangsregeling is afgewezen. De vader is thans gedetineerd wegens
seksueel misbruik van kinderen.
De Rechtbank Haarlem heeft geoordeeld dat van de moeder niet kan worden
gevergd dat zij de vader schriftelijk of mondeling regelmatig informeert over
de belangrijke feiten betreffende het kind. Wel dient de moeder eenmaal per
jaar een recente foto van het kind te sturen. Het hof komt tot het oordeel
dat het belang van het kind zich verzet tegen het opleggen van een
informatieplicht in die zin dat moeder gehouden zou zijn eenmaal per jaar een
recente foto te sturen aan de vader. Wanneer de verhouding tussen
ex-echtelieden zodanig is verstoord dat het opleggen van een
informatieregeling onrust en spanningen bij de moeder met zich mee zal
brengen, kan dit een zodanige weerslag hebben op het kind dat een
informatieplicht niet in het belang van het kind wordt geacht.

Volledige tekst

Het geding in hoger beroep

1.1. De moeder is in hoger beroep gekomen van een gedeelte van een
beschikking van 29 oktober 1996 van de rechtbank te Haarlem, rekestnummer E
16506/95 KR 29422/96.

1.2. De vader heeft een verweerschrift ingediend.

1.3. De zaak is behandeld op 21 april 1997.

1.4. De vader is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen, maar wel
zijn raadsman.

2. Het geschil in hoger beroep en de feiten en omstandigheden

2.1. Partijen zijn op 31 augustus 1990 gehuwd. Hun huwelijk is op 19 maart
1996 ontbonden. Uit hun huwelijk is geboren D op 11 maart 1993. De moeder is
belast met het ouderlijk gezag over D.
Bij de echtscheidingsbeschikking van 9 januari 1996 van de rechtbank te
Haarlem is – onder meer -, de behandeling van de zaak met betrekking tot de
omgangsregeling tussen de vader en D aangehouden, de Raad voor de
Kinderbescherming (de Raad) verzocht terzake rapport en advies uit te brengen
en bepaald dat de moeder, hangende het onderzoek van de Raad, verplicht is de
vader regelmatig op de hoogte te stellen van belangrijke feiten en
omstandigheden die de persoon van D of diens verzorging en opvoeding
betreffen.

Bij beschikking waarvan beroep is – voor zover hier van belang – het verzoek
van de vader tot vaststelling van een omgangsregeling tussen hem en D
afgewezen. Voorts is hierbij de beschikking van 9 januari 1996 voornoemd
gewijzigd, in die zin dat de moeder niet langer gehouden is om de vader te
informeren over D, en is bepaald dat de moeder de vader éénmaal per jaar een
recente foto van D doet toekomen.

2.2. In geschil is de informatieplicht, inhoudende dat de moeder de vader
éénmaal per jaar een recente foto van D doet toekomen, zoals bepaald bij de
beschikking waarvan beroep. Deze beslissing is gegeven op het verzoek van de
moeder de beschikking van 9 januari 1996 voornoemd te wijzigen in die zin dat
zij geen informatieplicht zal hebben tegenover de vader, en het verzoek van
de vader te bepalen dat de moeder éénmaal per kwartaal aan hem een recente en
duidelijke foto van D zal opsturen en dat hij eveneens éénmaal per kwartaal
schriftelijk danwel mondeling geïnformeerd zal worden over het opgroeien en
de ontwikkeling van D.

De moeder verzoekt het inleidend verzoek van de vader alsnog af te wijzen en
– zakelijk weergegeven – te bepalen dat zij geen informatieplicht tegenover
de vader, in welke vorm dan ook, zal hebben.

De vader verzoekt de beschikking waarvan beroep te bekrachtigen.

2.3. Het volgende is gebleken.

De vader is in of omstreeks 1996 veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie
jaar en zes maanden wegens ontucht met minderjarigen en verblijft thans in
een Penitentiaire Inrichting.

Uit het verslag d.d. 14 juni 1996 van een door het onderzoeksbureau RBZ in
opdracht van de Raad verricht onderzoek is – zakelijk weergegeven – onder
meer het volgende naar voren gekomen. (…) Vader is onder meer veroordeeld
wegens seksueel misbruik van (onder andere) S (9 jaar), de dochter van
mevrouw K (hof: de tweede ex-echtgenote van de vader) uit een eerder
huwelijk. (…) De moeder wil niet het risico nemen dat met D hetzelfde zal
gebeuren als met de andere kinderen. Moeder is er niet zeker van dat vader
geen seksuele handelingen met D heeft uitgevoerd of zou kunnen uitvoeren.
(…) Eigenlijk vindt moeder dat het er niet toe doet of vader D al dan niet
misbruikt heeft. Ze vindt het voldoende bewezen dat vader een pedofiel is,
die kinderen heeft misbruikt en ze vindt dat je als moeder je kind tegen zo
iemand moet beschermen (…) Wanneer het om een omgangsregeling tussen D en
vader gaat, lijken echter oprechte zorgen om haar kind voorop te staan niet
haat of wraakgevoelens ten aanzien van vader. (…) Gebleken is dat moeder
grote moeite heeft met situaties waarin vader al dan niet direct een appèl op
haar doet. Ze raakt dan weer in verwarring en voelt zich toenemend onzeker.
Zij is dan minder goed in staat pedagogische structuur aan te brengen, waarop
D kan reageren met versterkt koppig gedrag. (…) Op grond van het rapport
van het PBC (hof: Pieter Baan Centrum te Utrecht) kan gezegd worden dat vader
een persoonlijkheidsstoornis heeft (…) en geen vermogen heeft om in
relationeel opzicht goed te functioneren. (…) De kans op recidive is niet
uitgesloten. Het onderzoeksbureau acht het niet in het belang van D dat er op
korte termijn een omgangsregeling wordt vastgesteld.

In het advies d.d. 29 augustus 1996 van de Raad te Haarlem aan de rechtbank
te Haarlem naar aanleiding van bovengenoemd door de RBZ verricht onderzoek is
onder meer het volgende vermeld.
(…) Op grond van de door de RBZ uitgebrachte onderzoeksgegevens adviseert
de Raad u het verzoek van vader tot een omgangsregeling met zijn zoontje D af
te wijzen. (…) Moeder is opgelucht over het raadsadvies. Zij merkt op dat
zij regelmatig door vader gedwarsboomd wordt. Is het niet door kaartjes aan D
met indirecte boodschappen aan haar erop, dan zijn het wel telefoontjes van
vader, althans dat vermoedt moeder heel sterk. Ook kwam zij er een tijd
geleden achter dat vader een verhuisbericht aan de PTT heeft opgegeven,
waarbij de post bestemd voor D naar het (tijdelijke) adres van vader gestuurd
werd. Zo zijn er steeds weer gebeurtenissen waardoor moeder uit haar
evenwicht raakt. Enkele weken geleden werd zij door vader telefonisch
bedreigd. Hiervan heeft zij aangifte gedaan bij de politie. (…) Ten aanzien
van de informatieplicht zijn wij van mening dat dit, gezien de situatie, niet
door moeder moet gebeuren. Wel zijn wij van mening dat moeder eenmaal per
jaar een recente foto van D aan vader moet opsturen. Voor informatie over D
kan vader zelf het kinderdagverblijf benaderen.

D dient volgens de moeder in toekomst zelf te beoordelen hoe hij tegenover de
vader staat. Zij zegt D thans te willen beschermen. D zou het later vervelend
kunnen vinden dat zij de vader foto’s van hem heeft toegezonden en haar dat
kwalijk kunnen nemen, aldus de moeder. Bovendien zou het zenden van
informatie aan de vader bij de moeder zo grote spanningen oproepen dat
dientengevolge ook de gemoedsrust van D zou worden verstoord. De moeder zegt
thans onder behandeling te zijn van een RIAGG en tweemaal per week hulp te
krijgen van Gespecialiseerde Gezinsverzorging.

3. Beoordeling van het hoger beroep

3.1. De feiten en omstandigheden die hiervoor zijn vermeld in aanmerking
nemend, is het hof van oordeel dat het belang van D zich verzet tegen het
opleggen van een informatieplicht, in die zin dat de moeder gehouden zou zijn
éénmaal per jaar een recente foto van D aan de vader te doen toekomen. De
gedragingen van de vader ten opzichte van de moeder na het uiteengaan van
partijen mede in aanmerking nemend, is aannemelijk geworden dat het verzenden
van een foto van D aan de vader veel onrust en spanningen bij de moeder met
zich zal brengen. Nu voorts aannemelijk is dat een en ander zijn weerslag zal
hebben op D, wordt bovengenoemde informatieplicht niet in het belang van D
geacht.

3.2. Dit leidt tot de volgende beslissing.

4. Beslissing

Het hof:

vernietigt de beschikking waarvan beroep voorzover aan het oordeel van het
hof onderworpen;

wijst het inleidend verzoek van de vader alsnog af;

verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.

Rechters

Mrs Torrenga, Den Ottolander, Koopmann