Instantie: Kantonrechter Utrecht, 2 april 1997

Instantie

Kantonrechter Utrecht

Samenvatting


Advocate wenst ontbinding van haar arbeidsovereenkomst omdat de verhouding
tussen haar en de directeur zodanig is verstoord dat een verdere samenwerking
niet meer mogelijk is. De arbeidsomstandigheden bij verweerster zijn zo
slecht dat zij daardoor definitief situatief arbeidsongeschikt is geworden.
In de loop van één jaar zijn twintig werknemers afgehaakt. De directeur
vertoont onberekenbaar en tiranniek gedrag, hij eist een uitputtende
arbeidsinzet, zet medewerkers voor schut ten opzichte van derden, scheldt en
tiert en intimideert en maakt sexistische dubbelzinnige woordspelingen. De
directeur oefent psychologische terreur uit.
De kantonrechter stelt voorop dat een advocaat-stagiaire ten opzichte van
haar patroon in een afhankelijke positie verkeert. Zij is werknemer en moet
dus het gezag van de werkgever aanvaarden en dit vergt van de werkgever tact,
geduld en respect. Volgens de kantonrechter is duidelijk geworden dat de
directeur zich niet als een goed werkgever heeft gedragen. Hij heeft de
stagiaire op blote voeten de parkeerplaats opgestuurd om een cliënte te
overreden weer terug te komen, zij moest 50 tot 60 uren werken zonder dat
overuren werden betaald, en in ruim één jaar heeft zij slechts drie vrije
dagen genoten. Ook werd een cursus van de stagiaire afgebroken. Zij is
onvoldoende in staat gesteld cursussen te volgen, zij moest te frequent
zittingen bijwonen. Bovendien is zij telefonisch geïntimideerd door de
directeur en heeft hij sexistische taal gebruikt. Dit alles leidt tot een
ontbinding van de arbeidsovereenkomst met een schadevergoeding van ƒ 20 000
(factor C wordt op vijf gesteld).

Volledige tekst

Beoordeling van het geschil

1. A.H.J.R. is op 17 juli 1995 in dienst getreden als advocaat en
procureur op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, te
weten voor de duur van de stage, voor 40 uren per week. Sinds 5
september 1996 is A.H.J.R. wegens ziekte niet geschikt tot het
verrichten van de bedongen arbeid. Haar salaris bedraagt thans ƒ 3750
bruto per maand. A.H.J.R. is thans 26 jaar oud.

2. Verzoeker wenst ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen
partijen. Zij stelt daartoe, kort samengevat, dat de verhoudingen tussen
partijen en met name die tussen haar en de directeur van de
vennootschap, verder R.M. of de directeur, zodanig zijn verstoord dat de
aanwezigheid van veranderingen in de omstandigheden buiten kijf is. Zij
vraagt een vergoeding van ƒ 50 000 bruto terzake van materiële en ƒ 25
000 terzake van immateriële schade.
Aan dit verzoek wordt ten grondslag gelegd dat de arbeidsomstandigheden
bij verweerster zo slecht zijn dat A.H.J.R. daardoor definitief
situatief arbeidsongeschikt is geworden. In de loop van één jaar zijn 20
werknemers afgehaakt. De directeur veroorzaakt deze slechts
arbeidsomstandigheden door onberekenbaar en tiranniek gedrag. Hij eist
een uitputtende arbeidsinzet, zet medewerkers voor schut ten opzichte
van derden, scheldt en tiert en intimideert en maakt seksistische
dubbelzinnige woordspelingen. R.M. misbruikt de afhankelijkheidspositie
waarin werknemers verkeren en oefent psychologische terreur uit en neemt
meer zaken aan dan hij kan verwerken. Tijdens haar arbeidsongeschiktheid
is A.H.J.R. nog telefonisch geïntimideerd.
De BV voert verweer. De arbeidstijden liggen tussen 9.00 uur tot 19.00
uur. Het bedrijf heeft in 1995 een stormachtige groei doorgemaakt.
Daardoor was het nodig dat langer moest worden doorgewerkt. Piekperiodes
zijn er zeker geweest. Verweerster heeft niet meer zaken aangenomen dan
zij aankon. Aannamebeleid, tarievenbeleid en debiteurenbeleid zijn zaken
die verweerster en niet A.H.J.R. aangaan.
In een jaar tijd zijn geen 20 werknemers opgestapt. Van een
ondergeschikte relatie tussen A.H.J.R. en R.M. was geen sprake. Van
intimidatie is geen sprake. Bij de verklaring van mevr. Ris, die door
verzoekster is overgelegd, wordt de kanttekening geplaatst dat zij
slechts zes weken bij verweerster heeft gewerkt. Een vergoeding van
maximaal ƒ 3375 lijkt aangewezen. Verweerster doet een zelfstandig
verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst.

3. De kantonrechter komt tot het volgende oordeel.
De kantonrechter stelt voorop dat een advocaat-stagiaire ten opzichte
van haar patroon in een afhankelijke positie verkeert. De stagiaire is
werknemer en moet dus het gezag van de werkgever aanvaarden maar moet
ook, zeker in de beginfase, veel leren en pleegt daarin kritisch te
worden gevolgd. Partijen hebben afgesproken dat de stagiaire slechts
gehouden zal zijn de aanwijzingen van de werkgever op te volgen voor
zover deze verenigbaar zijn met haar onafhankelijkheid als advocaat en
procureur. De werkgever van een advocaat-stagiaire dient zich als een
goed werkgever te gedragen tegenover de stagiaire als werknemer. Dit
vergt onder de bovengenoemde omstandigheden tact, geduld en respect.
Voldoende is aannemelijk geworden dat R.M. zich niet jegens A.H.J.R. als
goed werkgever heeft gedragen.
Voldoende is aannemelijk geworden dat A.H.J.R. met blote voeten op de
parkeerplaats (waar een cliënt kennelijk de auto had geparkeerd) in
opdracht van R.M. pogingen in het werk heeft moeten stellen de cliënt
weer te bewegen naar het kantoor te gaan alwaar even tevoren een gesprek
over een declaratie tussen de directeur van verweerster en de cliënt
niet in goede harmonie was geëindigd.
Voorts is aannemelijk geworden dat A.H.J.R. per week 50 tot 60 uren
diende te arbeiden zonder dat overuren betaald werden en dat in de
periode 19 juli 1995 tot en met 5 september 1996 slechts 3 snipperdagen
zijn genoten.
Voorts is genoegzaam aannemelijk geworden dat de directe aanleiding tot
de arbeidsongeschiktheid is geweest de wijze waarop R.M. A.H.J.R.
telefonisch heeft bejegend. Ook is aannemelijk geworden dat verweerster
soms A.H.J.R. in de gelegenheid stelde cursussen te volgen en die voor
te bereiden maar ook is door A.H.J.R. aannemelijk gemaakt dat het is
voorgekomen dat A.H.J.R. dwingend verzocht is een door haar op dat
moment gevolgde cursus jaarrekeninglezen te onderbreken. Ook is
aannemelijk geworden dat A.H.J.R. door het toedoen van de directeur van
verweerster onvoldoende in de gelegenheid is gesteld bepaalde cursussen
zoals keuzevak arbeidsrecht en praktijkblok III wel te volgen.
Ook zonder dat voldoende duidelijk is geworden dat A.H.J.R. met grote
regelmaat en zonder veel voorbereidingstijd op zaken van mr. R.M. werd
gezet, is aannemelijk geworden dat A.H.J.R. in de periode van 1 januari
1996 tot 5 september 1996 zeer veel zittingen heeft moeten bijwonen en
bezoeken aan cliënten heeft moeten brengen, zonder dat voor een
eerstejaars stagiaire als verzoekster voldoende rust voor voorbereiding
en studie is geboden.
Tenslotte is door A.H.J.R. genoegzaam aannemelijk gemaakt dat zij in de
dagelijkse omgang met mr. R.M. onaangenaam getroffen is door het
kennelijk telkens herhaald gebruik van het woord copuleren (voor
copiëren), maar ook de ongepaste beziging, in het bijzijn van twee
cliënten, van het woord klaarkomen (voor de omstandigheid dat een
gesprek is geëindigd) en opmerkingen over het aantrekkelijkheidsgehalte
van A.H.J.R.’s stem alsmede door R.M.’s plotselinge en zonder enige
aanleiding plaatsvindende stemmingsveranderingen die zich uitten in
woede-uitbarstingen.
De kantonrechter is van oordeel dat zich veranderingen in de
omstandigheden hebben voorgedaan die er billijkheidshalve toe dienen te
leiden dat de arbeidsovereenkomst spoedig eindigt.
De kantonrechter acht het voorts billijk dat aan A.H.J.R. een vergoeding
wordt toegekend. Een immateriële schadevergoeding is naar het oordeel
van de kantonrechter in zoverre niet op haar plaats dat voor nadeel dat
niet in vermogensschade bestaat recht op een naar billijkheid vast te
stellen schadevergoeding aanwezig is en terzake van een ontbinding van
de arbeidsovereenkomst wegens gewichtige redenen geen schadevergoeding
maar een vergoeding naar billijkheid kan worden toegekend. Wel bepaalt
de kantonrechter de factor C in de kantonrechtersformule A x B x C in
casu op 5, omdat naar het oordeel van de kantonrechter ernstige
verwijten aan R.M. BV kunnen worden gemaakt terzake van de eindiging van
de arbeidsovereenkomst. De vergoeding wordt afgerond op ƒ 20 000.
(…)

Rechters

Mr. De Laat