Instantie: Rechtbank Alkmaar, 11 maart 1997

Instantie

Rechtbank Alkmaar

Samenvatting


Een directeur van een opvangcentrum dat vanuit het evangelie hulp en
begeleiding biedt aan mensen in (geestelijke) nood heeft in de periode
1985-1993 seksueel contact met een bewoonster. De rechtbank is van oordeel
dat de man grovelijk misbruik heeft gemaakt van zijn geestelijk overwicht dat
hij binnen zijn religieuze leefgemeenschap had, mogelijk aanvankelijk met het
oogmerk van hulpverlening maar gaandeweg in toenemende mate met het doel zijn
seksuele lusten te bevredigen. Dit is ten koste gegaan van het slachtoffer,
onder meer omdat de verdachte nauwelijks bij haar belangen heeft stilgestaan.
De ex-directeur verweert zich door te stellen dat er sprake was van een
gelijkwaardige relatie. De rechtbank vindt dat dit gebrek aan inzicht het
belang van een deels voorwaardelijke vrijheidsstraf beklemtoont. Het OM eist
een jaar gevangenisstraf. De rechtbank is van oordeel dat de zeer ernstige
gevolgen die het bekend raken van de feiten met zich mee heeft gebracht,
matiging van de straf rechtvaardigen. Hij wordt veroordeeld tot een half jaar
voorwaardelijke gevangenisstraf en 240 uur dienstverlening.

Volledige tekst

1. Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat hij
primair
op een of meer verschillende tijdstippen in de periode van 1 januari 1987 tot
15 februari 1993 te Petten, gemeente Zijpe en/of te Sint Maartenszee,
gemeente Zijpe en/of te Hargen, gemeente Schoort, in elk geval op een of meer
plaatsen in het arrondissement Alkmaar, als bestuurder in een instelling van
weldadigheid (te weten een opvangcentrum dat vanuit het evangelie hulp en
begeleiding biedt aan mensen in (geestelijke) nood), ontucht heeft gepleegd
met een vrouw die toen in dat centrum verkeerde en steun behoefde, bestaande
die ontucht (telkens) uit:
– het brengen van zijn, verdachtes, penis en/of vingers) in de vagina en/of
uit
– het doen of laten maken van heen en weergaande bewegingen aan zijn,
verdachtes, penis en/of
– het ontucht strelen en/of betasten van de borsten en/of de vagina en/of het
lichaam van slachtoffer en/of
– het brengen van zijn, verdachtes, tong in de mond van slachtoffer en/of uit
– het ontuchtig kussen van slachtoffer op haar mond en/of (elders) op haar
lichaam.
Subsidiair
op een meer verschillende tijdstippen in de periode van 1 december 1991 tot
15 februari 1993 te Petten, gemeente Zijpe en/of te Sint Maartenszee,
gemeente Zijpe en/of te Hargen, gemeente Schoorl, in elk geval op een of meer
plaatsen in het arrondissemt Alkmaar, terwijl hij toen werkzaam was in de
gezondheidszorg en/of maatschappelijke zorg, te weten (als pastoraal werker)
in een opvangcentrum, dat vanuit het evangelie hulp en begeleiding biedt aan
mensen in (geestelijke) nood, ontucht heeft gepleegd met een vrouw die toen
steun behoefde en daarom in dat centrum verkeerde en zich aldus als patiënt
of cliënt aan zijn, verdachtes, hulp en/of zorg had toevertrouwd, bestaande
die ontucht (telkens) uit
– het brengen van zijn, verdachtes, penis en/of vingers) in de vagina van die
X. En/of uit
– het die X. Doen laten maken van heen en weergaande bewegingen aan zijn,
verdachtes, penis en/of uit
– het ontuchtig strelen en/of betasten van de borsten en/of de vagina en/of
het lichaam van die X. En/of uit
– het brengen van zijn , verdachtes, tong in de mond van die X. En/of uit
– het ontuchtig kussen van die X. Op haar mond en/of (elders) op haar
lichaam.
Voor zover in de tenlastelegging taal-en/of schrijffouten voorkomen, worden
deze verbeterd. De verdachte is hierdoor niet geschaad in de verdediging.

2 Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettelijk en overtuigend bewezen dat de verdachte het
primair
tenlastegelgde heeft begaan, met dien verstande dat hij op
tijdstippen in de periode van 1 januari 1987 tot 15 februari 1993 te Petten,
gemeente Zijpe en/of te Sint Maartenszee, gemeente Zijpe en/of te Hargen,
gemeente Schoorl, als bestuurder (als pastoraal werker) in een instelling van
weldadigheid te weten een opvangcentrum, dat vanuit het evangelie hulp en
begeleiding biedt aan mensen in (geestelijke) nood, ontucht heeft gepleegd
met een vrouw die toen steun behoefde en daarom in dat centrum verkeerde,
bestaande die ontucht (telkens) uit
– het brengen van zijn, verdachtes, penis en/of vingers) in de vagina van die
X. En/of uit
– het die X. Doen laten maken van heen en weergaande bewegingen aan zijn,
verdachtes, penis en/of uit
– het ontuchtig strelen en/of betasten van de borsten en/of de vagina en/of
het lichaam van die X. En/of uit
– het brengen van zijn , verdachtes, tong in de mond van die X..

3 Strafbaarheid van de feiten
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het
bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
De bewezenverklaarde feiten leveren op:
Ontucht plegen als bestuurder van een instelling van weldadigheid met een
persoon daarin opgenomen, meermalen gepleegd.

4 Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de
verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

5 Motivering van de straffen
De rechtbank heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van
de bewezenverklaarde feiten en de omstandig- heden waaronder deze zijn begaan
en op grond van de persoon van de verdachte.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het
bijzonder gelet op:
– het op naam van de verdachte staand uittreksel uit het Algemeen
Documentatieregister gedateerd 26 april 1997, waaruit blijkt dat de verdachte
niet eerder terzake enig misdrijf veroordeeld is.
– het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport gedateerd 24
oktober 1997 van een reclasseringsmedewerker verbonden aan de Reclassering
Nederland, Arrondissement Den Haag, Unit Hollands-Midden.
De rechtbank is van oordeel dat een gedeeltelijk onvoorwaardelijke
vrijheidsstraf van na te noemen duur op haar plaats is. Bij de bepaling van
de soort, de duur en de vorm van die straf heeft de rechtbank in het
bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte was werkzaam als directeur/bestuurder van een religieuze instelling
waarin met name mensen in (geestelijke) nood werden opgevangen. Vanuit zijn
functie heeft verdachte zich seksueel opgedrongen aan het slachtoffer dat
daar destijds verbleef in verband met ernstige psychische problemen.
Verdachte heeft dit gedrag jarenlang voortgezet. Verdachte heeft op deze
wijze grovelijk misbruik gemaakt van het geestelijk overwicht dat hij binnen
zijn religieuze leefgemeenschap had, mogelijk aanvankelijk met het oogmerk
van hulpverlening maar gaandeweg in toenemende mate met het doel zijn
seksuele lusten te bevredigen. Dit is ten koste gegaan van het slachtoffer,
onder meer omdat verdachte nauwelijks bij haar belangen heeft stilgestaan.
Dat het slachtoffer zich gedurende lange tijd niet tegen die seksuele
handelingen heeft verzet, betekent, nu het slachtoffer geestelijk sterk
afhankelijk was van verdachte, geenszins dat het slachtoffer heeft ingestemd
met een seksuele relatie. Ook in geval van feitelijke instemming zou zulks
naar het oordeel van de rechtbank niet afdoen aan het ontuchtig karakter van
de bewezenverklaarde gedragingen van de verdachte, gelet op bovenbedoelde
afhankelijkheidsrelatie tussen het slachtoffer enerzijds en de verdachte als
directeur/bestuurder anderzijds. Blijkens het gevoerde verweer is verdachte
echter ook thans nog van mening dat sprake is geweest van een gelijkwaardige
relatie tussen hem en het slachtoffer. Dit gebrek aan inzicht beklemtoont,
naar het oordeel van de rechtbank, het belang van een deels voorwaardelijke
vrijheidsstraf met een daaraan verbonden proeftijd. De rechtbank acht dit
ernstige feiten waarvoor in beginsel een deels onvoorwaardelijke
gevangenisstraf van langere duur passend en geboden is. Gelet echter op de
zeer ernstige gevolgen die het bekend raken van deze feiten heeft gehad ten
aanzien van de positie van de verdachte in de gemeenschap waarin hij leeft,
acht de rechtbank toevoeging van leed in de omvang zoals voorgesteld door de
officier van justitie thans bovenmatig
en daarom niet passend. De rechtbank is derhalve van oordeel dat de straf
dient te worden gematigd en dat een na te noemen deel van de straf in
voorwaardelijke vorm dient te worden opgelegd.

6 Onbetaalde arbeid ten algemene nutte
De verdachte heeft ter terechtzitting een aanbod gedaan tot het verrichten
van onbetaalde arbeid ten algemenen nutte, waarbij de verdachte zich ten
aanzien van het aantal te werken uren heeft gerefereerd aan het oordeel van
de rechtbank.
De rechtbank heeft overwogen het aan de verdachte op te leggen
onvoorwaardelijk gedeelte van de gevangenisstraf te bepalen op de duur van
ZES maanden. De rechtbank acht termen aanwezig de verdachte – in plaats van
oplegging van dit onvoorwaardelijke deel van deze gevangenisstraf- te
veroordelen tot het verrichten van onbetaalde arbeid ten algemenen nutte voor
de duur van na te melden aantal uren.
De rechtbank heeft zich ervan vergewist dat het Bureau Alternatieve Sancties
te Alkmaar bereid is de verdachte de arbeid op korte termijn te doen
verrichten.

7 TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a,
14b,14c,22b,22c,22d,57 en 249 van het Wetboek van Strafrecht.

8 BESLISSING
De rechtbank komt op grond van het vorenstaande tot de volgende beslissing.
De rechtbank:
Verklaart bewezen. Dat de verdachte de tenlastgelegde feiten, zoals hierboven
in de rubriek BEWEZENVERKLARING aangeduid, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders tenlaste is
gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan
vrij.
Het bewezenverklaarde levert de hierboven in de rubriek STRAFBAARHEID VAN DE
FEITEN vermelde strafbare feiten op.
Verklaart de verdachte voor het bewezenverklaarde strafbaar.
Veroordeelt de verdachte voor het bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf
voor de tij van ZES MAANDEN.
Beveelt dat de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij anders wordt
beslist. Stelt daarbij een proeftijd van twee jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien:
– de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit
schuldig maakt.
Veroordeelt de verdachte voor het bewezenverklaarde tot het verrichten van
onbetaalde arbeid ten algemenen nutte voor de duur van 240
(tweehonderdenveertig)
uren.
Bepaalt dat de werkzaamheden zullen aanvangen binnen 2(twee)
maanden na het onherroepelijk worden van dit vonnis en binnen 12
(twaalf)
maanden na aanvang zullen zijn verricht.
Over deze arbeid dient door het Bureau Alternatieve Sancties te Alkmaar
binnen twee maanden na beëindiging van de arbeid te worden gerapporteerd aan
de officier van justitie te Alkmaar.

Rechters

Mrs Littooy, van Ringen, Dijkman-Rekers