Instantie: Hoge Raad, 28 februari 1997

Instantie

Hoge Raad

Samenvatting


Eiseres is een transseksueel die van man naar vrouw is veranderd. Verzoekster
heeft de Gemeente verzocht de gegevens omtrent haar huwelijksverleden,
waaruit blijkt dat zij gehuwd is geweest met een vrouw, uit het
bevolkingsregister te verwijderen. Dit verzoek is afgewezen. Het hof heeft
uit de parlementaire geschiedenis afgeleid dat in geval van
geslachtsverandering de mogelijkheid bestaat de gegevens te verwijderen die
daarop direct betrekking hebben en dat alleen de in artikel 81 Wet GBA
genoemde gegevens kunnen worden verwijderd.
Maar klaarblijkelijk heeft, volgens de Hoge Raad, de wetgever niet onderkend
dat ook uit andere gegevens kan worden afgeleid dat een geslachtsverandering
heeft plaatsgevonden. De strekking van de Wet GBA brengt, in het licht van
art. 8 EVRM, mee dat ook andere dan in art. 81 Wet GBA uitdrukkelijk genoemde
gegevens waaruit een geslachtsverandering kan worden afgeleid van de
persoonslijst behoren te kunnen worden verwijderd.

Volledige tekst

1. Het geding in feitelijke instanties

Met een op 16 juni 1995 ter griffie van de Rechtbank te Maastricht ingediend
verzoekschrift heeft verzoekster tot cassatie – verder te noemen: verzoekster
– zich gewend tot die Rechtbank met verzoek:

– te bepalen dat art. 81 Wet gemeentelijke basisadministratie
persoonsgegevens, hierna: Wet GBA, onverbindend wordt verklaard wegens strijd
met art. 8 EVRM, indien en voor zover art. 81 Wet GBA zo moet worden gelezen
dat gegevens met betrekking tot een eerder huwelijk waaruit een
geslachtswijziging blijkt, niet op verzoek van een belanghebbende kunnen
worden verwijderd van de persoonslijst;

– verweerster in cassatie – verder te noemen: de Gemeente – te gelasten alle
gegevens die betrekking hebben op de huwelijkshistorie van verzoekster te
verwijderen van de persoonslijst in de zin van de Wet GBA.

De Rechtbank heeft bij beschikking van 13 november 1995 de Gemeente gelast
alle gegevens die betrekking hebben op de huwelijkshistorie van verzoekster
van haar persoonslijst in de zin van de Wet GBA te verwijderen en het meer of
anders verzochte afgewezen. Tegen deze beschikking heeft de Gemeente hoger
beroep ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch. Bij beschikking van
9 mei 1996 heeft het Hof voormelde beschikking van de Rechtbank vernietigd en
het inleidend verzoek alsnog afgewezen. De beschikking van het Hof is aan
deze beschikking gehecht.

2. Het geding in cassatie

Tegen de beschikking van het Hof heeft verzoekster beroep in cassatie
ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt
daarvan deel uit. De Gemeente heeft geen verweerschrift ingediend. De
conclusie van de Advocaat-Generaal in buitengewone dienst Moltmaker strekt
ertoe dat de Hoge Raad de beschikking van het Hof zal vernietigen en de
Gemeente zal gelasten de persoonslijst van verzoekster aldus te wijzigen dat
de voornamen van de voormalige echtgenote worden vervangen door de initialen
daarvan. De advocaat van verzoekster heeft bij brief van 11 februari 1997 op
die conclusie gereageerd.

3. Beoordeling van de middelen

3.1. De Rechtbank heeft bij beschikking van 3 juni 1993 wijziging van de
geboorteakte van verzoekster gelast, aldus dat de daarin voorkomende
vermelding van het geslacht van verzoekster `mannelijk’ wordt gewijzigd in
`vrouwelijk”, en dat de voornamen van verzoekster worden gewijzigd. Deze
beschikking is op 21 juli 1993 ingeschreven in de daartoe bestemde registers
van de burgerlijke stand. Bij brief van 21 januari 1994 heeft verzoekster de
Gemeente verzocht – kort weergegeven en voor zover in cassatie van belang –
de gegevens omtrent haar huwelijksverleden, waaruit blijkt dat zij gehuwd is
geweest met een vrouw, uit het bevolkingsregister te verwijderen.
Burgemeester en Wethouders van de Gemeente hebben dit verzoek bij beslissing
van 13 april 1995 afgewezen.

3.2. Verzoekster heeft op de voet van art. 86 Wet GBA bij de Rechtbank beroep
ingesteld tegen deze beslissing en verzocht de Gemeente te gelasten alle
gegevens die betrekking hebben op haar huwelijkshistorie te verwijderen van
de persoonslijst in de zin van de Wet GBA. De Rechtbank heeft het verzoek
toegewezen, maar het Hof heeft het afgewezen. Hiertegen richten zich de
middelen. 3.3. Art. 81 Wet GBA houdt, voor zover hier van belang, in dat in
geval van een rechterlijke last tot wijziging van de vermelding van het
geslacht in de akte van geboorte, de vóór de wijziging geldende algemene
gegevens betreffende de naam, het geslacht en het gebruik van de
geslachtsnaam van de echtgenoot of eerdere echtgenoot op verzoek van de
ingeschrevene van diens persoonslijst worden verwijderd. Het Hof heeft uit de
parlementaire geschiedenis van dit artikel afgeleid dat in geval van
geslachtsverandering de mogelijkheid bestaat de gegevens te verwijderen die
daar direct betrekking op hebben, en dat alleen de in het artikel genoemde
gegevens kunnen worden verwijderd. Op grond hiervan heeft het Hof de tegen de
beschikking van de Rechtbank gerichte grief van de Gemeente gegrond
geoordeeld.

3.4.1. In de considerans van de Wet GBA worden als doeleinden van de wet
naast elkaar vermeld `bevordering van de doelmatige voorziening van
persoonsgegevens’ en `bescherming van de persoonlijke levenssfeer’. Daarop
sluit aan dat volgens de memorie van toelichting bij het wetsontwerp de
strekking van het voorstel is de basisadministratie te beperken tot die
gegevens die voldoen aan de criteria van algemeenheid, betrouwbaarheid,
duidelijkheid en niet-gevoeligheid (Kamerstukken II 1988/89, 21 123, nr. 3,
blz. 13). Met betrekking tot de bescherming van de persoonlijke levenssfeer
bevat de memorie van toelichting uitvoerige beschouwingen, waar onder meer
wordt opgemerkt dat naar hun aard gevoelige gegevens niet in de
basisadministratie worden opgenomen. Daarbij wordt aangetekend dat een naar
zijn aard niet-gevoelig gegeven onder omstandigheden wel gevoelige informatie
kan bevatten; als voorbeeld wordt onder andere genoemd dat gegevens over het
geslacht of de voornaam informatie over geslachtsverandering kunnen
verschaffen. Het wetsontwerp biedt dan de mogelijkheid dergelijke gegevens
niet in de basisadministratie op te nemen of daaruit te laten verwijderen
(blz. 26 – 27). Dienovereenkomstig was in art. 64 van het ontwerp – het
huidige art. 81 – bepaald dat in geval van geslachtsverandering op verzoek
van betrokkene de voornamen en de gegevens over het geslacht van de
persoonslijst worden verwijderd. Bij nota van wijzigingen (Kamerstukken II
1990/91, 21 123, nr. 7) is het derde lid van dit artikel gewijzigd, onder
meer door toevoeging van het huidige onderdeel c, welke wijziging niet nader
is toegelicht.

3.4.2. Uit deze wetsgeschiedenis blijkt vooreerst dat – hetgeen overigens in
deze procedure, terecht, niet is bestreden – geslachtsverandering gevoelige
informatie is, en dat deze informatie naar het inzicht van de wetgever niet
uit andere, op zichzelf niet-gevoelige gegevens moet kunnen worden afgeleid.
Voorts blijkt daaruit dat de wetgever dit onder ogen heeft gezien voor zover
het betreft de in art. 81 lid 3 bedoelde gegevens. Klaarblijkelijk heeft de
wetgever echter niet onderkend dat ook uit andere gegevens, zoals die welke
in dit geval aan de orde zijn, kan worden afgeleid dat een
geslachtsverandering heeft plaatsgevonden. De strekking van de Wet GBA
brengt, in het bijzonder ook in het licht van art. 8 EVRM, mee dat ook andere
dan de in art. 81 uitdrukkelijk genoemde gegevens waaruit een
geslachtsverandering kan worden afgeleid, op de voet van die bepaling van de
persoonslijst behoren te kunnen worden verwijderd. De opmerking in de memorie
van toelichting (blz. 117) dat alleen de in het artikel genoemde gegevens
kunnen worden verwijderd, legt daartegen onvoldoende gewicht in de schaal.

3.4.3. Dit zou anders kunnen zijn indien, het belang van de betrokkene bij de
bescherming van zijn privéleven in aanmerking genomen, specifieke belangen,
dat wil zeggen andere belangen dan die welke hun uitdrukking hebben gevonden
in de algemene criteria van algemeenheid, betrouwbaarheid en duidelijkheid,
tot het oordeel nopen dat deze gegevens in de persoonslijst behouden moeten
blijven. Ten aanzien van de gegevens over eerdere echtgenoten wordt in de
memorie van antwoord in dit verband opgemerkt dat deze gegevens nodig kunnen
zijn in verband met de toekenning van pensioenen als het A.B.P.-pensioen, en
voorts bij de bepaling van het recht op bijstand, voor de ambtenaar van de
burgerlijke stand en het notariaat (Kamerstukken II 1990/91, 21 123, nr. 6,
blz. 75). 3.4.4. Een belangenafweging als hiervoor bedoeld komt evenwel in
het onderhavige geval niet aan de orde. Verzoekster heeft in feitelijke
instantie een aantal, in middel III kort omschreven, omstandigheden
aangevoerd, die volgens haar meebrengen dat het niet nodig is dat gegevens
over haar eerdere huwelijk op haar persoonslijst vermeld blijven. De Gemeente
heeft een en ander toen niet weersproken en evenmin een beroep gedaan op
andere specifieke belangen die zich tegen verwijdering van deze gegevens
verzetten.

3.5. Het voorgaande brengt mee dat de middelen I en III doel treffen en dat
middel II geen behandeling behoeft. Gelet op het in 3.4.4 overwogene kan de
Hoge Raad zelf de zaak afdoen.

4. Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de beschikking van het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch van 9 mei
1996;
bekrachtigt de beschikking van de Rechtbank te Maastricht van 13 november
1995.

Rechters

Mrs Martens, Mijnssen, Neleman, Heemskerk, Jansen.