Instantie: Hof Amsterdam, 5 december 1996

Instantie

Hof Amsterdam

Samenvatting


Uit het huwelijk zijn twee kinderen geboren. Bij de echtscheiding worden de
kinderen voorlopig aan de moeder toegewezen. De vader heeft de kinderen, die
bij hem waren in het kader van de voorlopige omgangsregeling, ontvoerd naar
Joegoslavië. De moeder heeft een van de kinderen teruggehaald. De rechter
kent aan de moeder het ouderlijk gezag toe over beide kinderen. De vader
heeft, nu hij de kinderen heeft ontvoerd, geen blijk gegeven van enig inzicht
in wat de belangen van kinderen eisen.

Volledige tekst

1. Het geding in hoger beroep

1.1. De vader is in hoger beroep gekomen van een beschikking van 1 mei 1996
van de rechtbank te Amsterdam, nummer 95.720F.

1.2. De moeder heeft een verweerschrift ingediend.

1.3. De zaak is behandeld op 4 november 1996.

1.4. De vader en P zijn wel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen, maar wel
de raadsman van de vader.

2. Het geschil in hoger beroep en de feiten en omstandigheden

2.1. Partijen zijn op 25 maart 1984 in Z (Joegoslavië) gehuwd. Uit het
huwelijk zijn geboren P op 8 mei 1984 en I op 6 november 1987.

2.2. In geschil is de toewijzing bij de beschikking waarvan beroep van het
verzoek van de moeder de echtscheiding uit te spreken, haar te belasten met
het ouderlijk gezag over de kinderen, en het huurrecht van de echtelijke
woning te Amsterdam aan de (…)straat aan haar toe te wijzen.

De vader verzoekt de moeder alsnog in haar verzoek niet ontvankelijk te
verklaren, althans Joegoslavisch recht toe te passen en hem te belasten met
het ouderlijk gezag over I en P, althans met het ouderlijk gezag over P.

De moeder verzoekt de beschikking waarvan beroep te bekrachtigen, althans
subsidiair onder toepassing van Joegoslavisch recht de echtscheiding uit te
spreken met handhaving van de door de rechtbank uitgesproken
nevenvoorzieningen.

De raad voor de kinderbescherming heeft tijdens de behandeling geadviseerd de
beschikking waarvan beroep te bekrachtigen.

2.3. Het volgende is gebleken.

Partijen hebben de Joegoslavische nationaliteit. Partijen zijn met de
kinderen in juni 1992 vanuit (voormalig) Joegoslavië naar Nederland gekomen;
zij hebben sinds 1995 een vluchtelingenstatus.

Bij beschikking van 22 november 1995 zijn de kinderen voorlopig aan de moeder
toevertrouwd en is een voorlopige omgangsregeling bepaald inhoudende dat de
kinderen wekelijks van zaterdag van 14.00 uur tot 19.00 uur omgang met de
vader hebben.

De moeder vormde tot 25 november 1995 met P en I een éénoudergezin. De vader
heeft de kinderen op 25 november 1995 in het kader van de voorlopige
omgangsregeling opgehaald en hen diezelfde dag naar Joegoslavië ontvoerd. De
moeder heeft op 28 november 1995 aangifte gedaan bij de regiopolitie
Amsterdam-Amstelland. Bij beslissing van 16 februari 1996 heeft de rechtbank
in Belgrado de beschikking van de rechtbank te Amsterdam van 22 november 1995
erkend, welke uitspraak in hoger beroep is bekrachtigd.

De moeder is op 24 februari 1996 naar haar vader in voormalig Joegoslavië
gegaan en is op 10 mei 1996 met I naar Nederland teruggekeerd. De moeder
vormt sindsdien met I een éénoudergezin. De moeder is van beroep schrijfster
en wenst met I in Nederland te blijven wonen; zij heeft op 30 juli 1996 de
Nederlandse nationaliteit aangevraagd.
De moeder heeft sinds mei 1996 één kaart van P ontvangen; zij heeft af en toe
telefonisch contact met P, maar P reageert niet op de door de moeder
regelmatig verstuurde brieven.
De moeder verwijt de vader P in negatieve zin ten opzichte van de moeder en I
te beïnvloeden. De moeder is van mening dat P zich in een loyaliteitsconflict
bevindt. Omdat de moeder door de vader niet in de gelegenheid is gesteld
gedurende haar verblijf in voormalig Joegoslavië met beide kinderen
tegelijkertijd omgang te hebben, is het haar niet gelukt om ook P mee naar
Nederland terug te nemen.

De vader vormt sinds 25 november 1995 met P en vormde over de periode van 25
november 1995 tot 10 mei 1996 met beide kinderen in voormalig Joegoslavië een
éénoudergezin.

3. Beoordeling van het hoger beroep

3.1. De vader heeft betoogd dat de rechtbank ten onrechte Nederlands recht
heeft toegepast. Hij heeft hiertoe aangevoerd dat Joegoslavisch recht behoort
te worden toegepast omdat dit het gemeenschappelijk nationaal recht van
partijen is, zij in voormalig Joegoslavië zijn gehuwd, de kinderen uit het
huwelijk aldaar zijn geboren, partijen naar Nederland zijn gekomen om
veiligheidsredenen en slechts kort woonachtig zijn geweest in Nederland. De
moeder heeft dit gemotiveerd betwist. Op grond van de feiten en
omstandigheden die hiervoor zijn vermeld en van hetgeen bij de behandeling in
hoger beroep naar voren is gekomen, is voldoende aannemelijk geworden dat
thans voor de moeder een werkelijke maatschappelijke band met voormalig
Joegoslavië ontbreekt. Dit betekent dat op grond van het bepaalde in artikel
1 lid 1 aanhef en onder b lid 1 jo. lid 2 Wet Conflictenrecht Echtscheiding
de rechtbank terecht Nederlands recht heeft toegepast.

3.2. Gebleken is dat het huwelijk van partijen duurzaam is ontwricht. Dit
brengt met zich dat geen grond aanwezig is voor voortzetting van het huwelijk
van partijen zodat de rechtbank terecht de echtscheiding heeft uitgesproken.

3.3. Op grond van de feiten en omstandigheden die hiervoor zijn vermeld en
van hetgeen hiervoor is overwogen, alsmede gelet op hetgeen tijdens de
behandeling in hoger beroep naar voren is gekomen, is aannemelijk dat het
ouderlijk gezag over P en I het best kan worden opgedragen aan de moeder.
Hierbij geldt met name dat het thans goed gaat met I en de vader, nu hij de
kinderen naar voormalig Joegoslavië heeft ontvoerd, geen blijk heeft gegeven
van enig inzicht in wat de belangen van de kinderen eisen. Er bestaat dan ook
geen aanleiding het ouderlijk gezag over P en I aan de vader op te dragen.

3.4. Nu de vader in voormalig Joegoslavië woont heeft de rechtbank terecht
bepaald dat de moeder huurster zal zijn van de voormalige echtelijke woning
aan de (…)straat te Amsterdam.

3.5. Dit leidt tot de volgende beslissing.

4. De beslissing

Het Hof:

bekrachtigt de beschikking waarvan beroep.

Rechters

Mrs Torrenga, De Vreeze-Oostvogel, Meijer