Instantie: Commissie gelijke behandeling, 4 december 1996

Instantie

Commissie gelijke behandeling

Samenvatting


Verzoekster was op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd
werkzaam bij de wederpartij. Verzoekster werd gedurende deze periode zwanger
en stelde de wederpartij hiervan op de hoogte. Vervolgens solliciteerde
verzoekster naar een vrijgekomen functie voor 34-uur bij de wederpartij. De
wederpartij wees verzoekster af, waarbij de wederpartij verwees naar de
`ruimere mogelijkheden’ van de andere sollicitanten. Ook voor de daarna
wegens ziekte vrijkomende tijdelijke vacature voor 16 uur werd verzoekster
afgewezen. Verzoekster stelt dat zij voor beide vacatures werd afgewezen
vanwege haar zwangerschap en ouderschap.
De feiten die ter zitting naar voren zijn voor de Commissie overtuigend
genoeg, om te kunnen concluderen dat de `ruimere mogelijkheden’ zijn op te
vatten in de zin van bredere, kwalitatieve inzetbaarheid op grond van meer
ervaring van de andere kandidaat.
De Commissie acht het niet aannemelijk dat verzoeksters zwangerschap
aanleiding vormde voor de wederpartij om haar af te wijzen voor de
dienstbetrekking van 32-uur.
De Commissie is niet tot de overtuiging gekomen dat het ouderschap van
verzoekster een rol heeft gespeeld bij de afwijzing van de tijdelijke
dienstbetrekking vanwege ziektevervanging. De wederpartij heeft, gelet op de
samenstelling van het team, voor de ziektevervanging aan een sollicitant uit
een andere discipline dan verzoekster de voorkeur gegeven.

Volledige tekst

1. Het verzoek
1.1. Op 24 mei 1996 verzocht mevrouw (…) te Zoetermeer (hierna:
verzoekster) de Commissie gelijke behandeling (hierna: de Commissie) haar
oordeel uit te spreken over de vraag of (…) te Gouda (hierna: de
wederpartij) onderscheid op grond van geslacht heeft gemaakt zoals bedoeld in
de wetgeving gelijke behandeling.
1.2. Verzoekster was werkzaam bij de wederpartij op basis van een
arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. De wederpartij heeft verzoekster
afgewezen voor twee vacatures. Volgens verzoekster is de reden hiervoor
gelegen in haar zwangerschap.

2. De loop van de procedure
2.1. De Commissie heeft het verzoek in behandeling genomen en een onderzoek
ingesteld. Partijen hebben ieder hun standpunt toegelicht en zijn opgeroepen
voor een zitting op 19 november 1996.
2.2. Bij de zitting waren aanwezig:

van de kant van verzoekster
– mw. (…) (verzoekster)
– dhr. (…) (gemachtigde)

van de kant van de wederpartij
-dhr. (…) (directeur)
– mw. (…) (waarnemend directeur)
– dhr. (…) (afdelingscoördinator)

– mw. (…) (getuige)
– mw. (…) (getuige)

van de kant van de Commissie
– mw. mr. Y.E.M.A. Timmerman-Buck (Kamervoorzitter)
– dhr. drs. B. van Schijndel (lid Kamer)
– dhr. mr. W.A. van Veen (lid Kamer)
– mw. mr. A.N. Veekamp (secretaris Kamer).
2.3. Het oordeel is vastgesteld door Kamer III van de Commissie. In deze
Kamer hebben zitting de leden als genoemd onder 2.2.

3. De resultaten van het onderzoek

De feiten
3.1. Verzoekster is in augustus 1993 in dienst getreden bij de wederpartij
als sociaal psychiatrisch verpleegkundige op basis van een
arbeidsovereenkomst voor een jaar. Dit contract werd één keer verlengd tot 1
januari 1996.
Verzoekster heeft de coördinator van het team waarin zij werkzaam was, begin
mei 1995 op de hoogte gesteld van het feit dat zij zwanger was.
In juni 1995 is de wederpartij extern gaan werven ter vervulling van een
vacature voor een sociaal psychiatrisch verpleegkundige. Dit dienstverband
zou 16 uur per week op basis van een tijdelijke arbeidsovereenkomst en 16 uur
per week op basis van arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd betreffen.
Verzoekster heeft op de aangeboden functie gesolliciteerd en is na twee
sollicitatiegesprekken afgewezen. Als reden voor de afwijzing verwees de
wederpartij in de afwijzingsbrief naar de `ruimere mogelijkheden’ van de
andere sollicitanten.
Verzoekster heeft bij de wederpartij geklaagd over de gang van zaken bij het
vervullen van deze vacature. De klacht is door de wederpartij niet gegrond
verklaard.
In augustus 1995 is verzoekster met zwangerschapsverlof gegaan. Zij heeft
tijdens haar verlof in een teamvergaderingsverslag gelezen, dat in verband
met langdurige ziekte van een collega uit haar team vervanging werd gezocht.
Verzoekster heeft gesolliciteerd naar deze vacature, maar is afgewezen.
Verzoekster heeft een getuigschrift ontvangen waarin zij positief wordt
beoordeeld.

Standpunten van partijen
3.2. Verzoekster stelt het volgende.
Zij is afgewezen voor de beide vacatures vanwege haar zwangerschap en
ouderschap.
Verzoekster heeft herhaalde malen bij haar teamcoördinator geïnformeerd naar
mogelijkheden om na afloop van haar tijdelijke aanstelling bij de wederpartij
te kunnen blijven werken. Haar is meegedeeld dat als er mogelijkheden zouden
ontstaan, zij daar zeker voor in aanmerking zou komen. In
beoordelingsgesprekken die verzoekster met haar teamcoördinator heeft
gevoerd, is nooit kritiek geuit op haar functioneren.
Begin mei heeft verzoekster haar teamcoördinator op de hoogte gebracht van
haar zwangerschap. Enige dagen later vroeg de teamcoördinator haar of zij
interesse had voor een vast dienstverband voor 17,1 uur per week. Verzoekster
heeft hierop bevestigend geantwoord. Zij heeft zich daarop -op advies van de
coördinator- tot de afdeling personeelszaken gewend om haar interesse kenbaar
te maken.
Enige dagen later vernam verzoekster dat het om de vacature van 32 uur ging,
als onder 3.1. omschreven, en dat er voor de vacature een advertentie zou
worden geplaatst. Het besluit om voor de vacature (extern) te werven zou,
aldus de teamcoördinator, zijn genomen door het beleidsteam. Bij navraag is
verzoekster gebleken dat het besluit door de teamcoördinator zelf genomen
was. De coördinator heeft verzoekster gevraagd hoeveel kinderen zij wilde en
aangegeven dat zij in verband met haar zwangerschap niet in aanmerking kwam,
hoewel hij zei zich te realiseren dat dit niet vrouw-vriendelijk was.
Daarna heeft de teamcoördinator verzoekster toch uitdrukkelijk verzocht om te
solliciteren. De teamcoördinator gaf aan dat verzoekster een goede en
betrouwbare kandidaat was. Een nieuwe medewerk(st)er zou pas in oktober
kunnen beginnen. Verzoekster heeft vervolgens gereageerd op de advertentie.
Verzoekster heeft twee sollicitatiegesprekken gevoerd met de wederpartij.
Hierbij waren haar teamcoördinator en twee andere collega’s met wie zij
dagelijks werkte aanwezig. Behalve verzoekster was nog een andere, externe,
kandidaat voor het tweede gesprek uitgenodigd.
Verzoekster werd afgewezen voor de functie, waarbij haar werd meegedeeld dat
zij te rustig was in het team. Haar is verteld dat de teamcoördinator binnen
de selectiecommissie opgemerkt heeft, dat men haar niet zou kunnen vragen
voor de 16 uur in vast dienstverband gelet op haar veranderde situatie.
De teamcoördinator heeft verzoekster gezegd dat het hem speet zoals het
allemaal gelopen was en dat in het vervolg interne kandidaten de mogelijkheid
zouden moeten krijgen om te solliciteren voordat voor een vacature extern
wordt geworven. Hij gaf aan dat het sollicitatiegesprek niet goed liep en dat
de eerder gegeven reden dat verzoekster te rustig zou zijn, niet correct was,
aangezien dat in beoordelingsgesprekken niet aan de orde was geweest.
In de schriftelijke afwijzing die verzoekster heeft ontvangen, wordt niet
verwezen naar tekortschietende kennis of ervaring van de kant van
verzoekster, maar naar ruimere mogelijkheden van de andere sollicitanten.
In een teamvergadering heeft één van de leden van de selectiecommissie nog
opgemerkt, toen verzoeksters afwijzing ter sprake kwam, dat zo’n zwangerschap
toch erg lastig was.
Verzoekster heeft een klacht ingediend bij de directie naar aanleiding van de
selectieprocedure en hetgeen daaraan vooraf ging. Deze klacht is door de
directie niet gegrond verklaard.
Tijdens haar zwangerschapsverlof las verzoekster in een vergaderingsverslag
dat er voor een langdurig zieke collega vervanging zou worden gezocht.
Verzoekster heeft daarop contact opgenomen met de teamcoördinator, die haar
vertelde dat zij wat hem betrof niet in aanmerking zou komen, omdat zij in
juli was afgewezen voor een vacature. In een volgend gesprek met de
coördinator heeft verzoekster nogmaals geïnformeerd naar mogelijkheden om het
dienstverband voort te zetten. De coördinator zei onder meer dat die 16 uur
vervanging verzoekster gelet op haar veranderde situatie goed zou uitkomen,
maar dat zij er niet voor in aanmerking kwam.
Verzoekster heeft in een brief aan de directie haar belangstelling voor de
vervangingsuren kenbaar gemaakt. Zij kreeg hierop een afwijzende reactie.
Het getuigschrift dat zij na afloop van haar contract heeft ontvangen is
positief over haar functioneren. Bij de afscheidsbijeenkomst die door
collega’s van verzoekster was georganiseerd is door de teamcoördinator
opgemerkt dat verzoekster een heel goede kracht was geweest.
3.3. De wederpartij stelt het volgende.
Zij bestrijdt dat verzoekster ongelijk behandeld is vanwege haar zwangerschap
en ouderschap.
Verzoeksters indiensttreding in augustus 1993 was mede mogelijk gemaakt door
zorgvernieuwingsgelden. Bij de indiensttreding is uitdrukkelijk gesproken
over het tijdelijk karakter van de aanstelling.
De wederpartij hanteert als algemene regel dat voor vacatures extern wordt
geadverteerd. Deze regel kent slechts in beperkte mate uitzondering, waarbij
de uitzondering kritisch wordt beoordeeld door de directeur. Deze
uitzondering is mogelijk indien een coördinator naar zijn mening beschikt
over een interne kandidaat die extern adverteren overbodig maakt. De
directeur beoordeelt of de coördinator aannemelijk heeft gemaakt dat de kans
op betere kandidaten door middel van externe werving gering is. Daarbij wordt
gekeken naar de kwaliteiten van de beoogde kandidaat en naar de marktsituatie
voor de beoogde discipline.
Met betrekking tot verzoeksters kwaliteiten merkt de wederpartij het volgende
op. Verzoekster kwam tekort waar het gaat om communicatieve vaardigheden en
inhoudelijk initiatief. Dit is pas na verloop van tijd gebleken.
Verzoekster is een aantal malen in informele functioneringsgesprekken gewezen
op deze tekortkomingen, maar dit leidde niet tot verbetering. Ook in de
sollicitatieprocedure is over deze tekortkomingen gesproken. De wederpartij
merkt daarbij op dat dit niet betekent dat verzoekster een slecht sociaal
psychiatrisch verpleegkundige is, maar wel dat er betere zijn. Dit is ook de
reden dat verzoekster is afgewezen voor de vacature van 32 uur.
Met betrekking tot de marktsituatie voor de beoogde discipline merkt de
wederpartij op dat er voor sociaal psychiatrisch verpleegkundigen in de
volwassenenzorg voldoende aanbod is om extern te werven.
De latere tijdelijke vacature voor 16 uur is bezet door een psycholoog. Dit
lag, gelet op de taken en disciplinaire samenstelling binnen het team, in de
rede. Afgezien daarvan zouden ook met betrekking tot deze vacature de
tekortkomingen van verzoekster een rol hebben gespeeld bij de werving.
Voor de wederpartij zijn er geen redenen om verzoekster vanwege haar
zwangerschap niet in aanmerking te laten komen voor de vacatures. De
toepasselijke CAO kent goede verlof- en vervangingsregelingen en de
wederpartij heeft daar ruime ervaring mee. Het algemene beleid wat betreft
zwangerschap is dat dit geen nadelige invloed heeft op de rechtspositie van
een medewerker. Dit is bij de vacature-openstelling in de teamvergadering nog
eens nadrukkelijk bevestigd.
De wederpartij bestrijdt dat de teamcoördinator opgemerkt zou hebben dat
verzoekster in verband met haar zwangerschap niet in aanmerking kwam, en dat
hij zich zou hebben gerealiseerd dat dit niet vrouw-vriendelijk was. Wel
heeft de teamcoördinator verzoekster gepolst voor de vacature voor 32 uur en
haar geadviseerd bij de personeelsfunctionaris te informeren. Er is echter
geen sprake geweest van enige toezegging waardoor verwachtingen zouden kunnen
zijn gewekt. Dit heeft verzoekster tijdens het sollicitatiegesprek zelf ook
aangegeven. Met verzoekster is wel gesproken over de zwangerschap, maar
alleen in praktische zin van mogelijke regelingen in verband met taken en
uren.
3.4. De getuigen hebben verklaard, dat de wederpartij in het verleden
tenminste eenmaal een zwangere sollicitante heeft aangenomen.
In de sollicitatiegesprekken met verzoekster is inderdaad gerefereerd aan de
praktische problemen die zwangerschap en ouderschap met zich kunnen brengen,
maar bij de afwijzing van verzoekster heeft deze omstandigheid geen enkele
rol gespeeld. Volgens de getuige heeft de coördinator geen verband gelegd
tussen het ouderschap van verzoekster en het dienstverband voor onbepaalde
tijd na 1 januari 1997.
Verzoekster is afgewezen vanwege de in de afwijzingsbrief genoemde redenen.
De in deze brief genoemde `ruimere mogelijkheden’ hadden geen betrekking op
de tijdelijke niet-inzetbaarheid van verzoekster vanwege haar zwangerschap.
De aangenomen kandidaat beschikte over een bredere ervaring dan verzoekster
en was daardoor ook breder inzetbaar. Deze bredere inzetbaarheid was voor de
wederpartij nodig in verband met de wijziging in het takenpakket.

4. De overwegingen van de commissie
4.1. In geding is de vraag of de wederpartij bij de werving en selectie voor:
– de 32-uurs vacature in juli 1995 en
– de tijdelijke 16-uurs vacature in december 1995,
jegens verzoekster onderscheid heeft gemaakt als bedoeld in de Wet gelijke
behandeling van mannen en vrouwen (WGB).
Voor de beantwoording van deze vraag zijn de volgende artikelen van belang.
4.2. Ingevolge artikel 3 lid 1 WGB is het niet toegelaten om bij de
aanbieding van een betrekking of bij de behandeling bij de vervulling van een
openstaande betrekking onderscheid te maken tussen mannen en vrouwen.
Artikel 1 WGB bepaalt dat onder onderscheid tussen mannen en vrouwen direct
en indirect onderscheid wordt verstaan. Onder direct onderscheid wordt mede
verstaan onderscheid op grond van zwangerschap, bevalling en moederschap.
De Commissie heeft reeds eerder geoordeeld dat afwezigheid of verminderde
inzetbaarheid wegens zwangerschaps- en bevallingsverlof als een onlosmakelijk
en onvermijdelijk gevolg van de zwangerschap moet worden beschouwd en
daardoor op één lijn gesteld moet worden met de zwangerschap zèlf( Commissie
gelijke behandeling, 23 mei 1995, oordeelnummer 95-15, Commissie gelijke
behandeling, 17 april 1996, oordeelnummer 96-26.). Onderscheid op grond van
beperkte inzetbaarheid vanwege zwangerschap en bevalling levert dus direct
onderscheid op.
4.3. Ook indien zwangerschap niet de doorslaggevende reden is geweest om een
zwangere kandidate niet te benoemen maar daarbij mede een rol heeft gespeeld,
is volgens de jurisprudentie van de Commissie in strijd met de wetgeving
gelijke behandeling van mannen en vrouwen gehandeld (Commissie gelijke
behandeling, 23 mei 1995, oordeelnummer 95-15, Commissie gelijke behandeling,
17 april 1996, oordeelnummer 96-26).
4.4. De Commissie acht het niet aannemelijk dat verzoeksters zwangerschap
(mede) aanleiding vormde voor de wederpartij om haar af te wijzen voor de
dienstbetrekking van 32 uur.
De Commissie kent grote betekenis toe aan het feit dat de
afdelingscoördinator, nadat verzoekster hem op de hoogte had gebracht van
haar zwangerschap, verzoekster op de vacature geattendeerd heeft en haar
heeft gevraagd om te solliciteren.
Het is bij de wederpartij een vaste beleidslijn, vastgesteld door de
directeur, dat tijdelijk personeel alleen intern voorrang krijgt bij
vacatures, wanneer hun kwaliteit buiten twijfel staat. Bij de beoordeling
hiervan speelt de arbeidsmarktsituatie voor de beoogde discipline een
belangrijke rol. De wederpartij heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat
verzoekster aan dit zware criterium niet voldeed.
Op grond van het feit dat het eerste tijdelijke contract van verzoekster wel
is verlengd, acht de Commissie de stelling van de wederpartij dat eerst na
verloop van tijd over het functioneren van verzoekster (enige) twijfel is
gerezen aannemelijk. Of het `aanreiken’ van deze kritiekpunten door de
afdelingscoördinator in de informele functioneringsgesprekken, zoals ter
zitting naar voren gebracht, voor verzoekster voldoende duidelijk is geweest,
betwijfelt de Commissie. De Commissie acht het echter wel aannemelijk dat de
kritiek van de wederpartij, gelegen in het gebrek aan communicatieve
vaardigheden en eigen initiatief, de wederpartij ertoe heeft gebracht om voor
de vervulling van de vacature voor een dienstverband voor onbepaalde tijd ook
externe sollicitanten te laten meedingen. Hierbij heeft tevens een rol
gespeeld, dat de wederpartij bij de omzetting van een tijdelijk in een vast
dienstverband hogere eisen stelt, dan bij de verlenging van een tijdelijk
dienstverband.
De uitleg door de getuigen van de in de afwijzingsbrief genoemde `ruimere
mogelijkheden’ in de zin van bredere, kwalitatieve inzetbaarheid op grond van
meer ervaring van de andere kandidaat, acht de Commissie overtuigend.
De wederpartij heeft tevens ter zitting onweersproken duidelijk gemaakt
ruimschoots ervaring te hebben met het oplossen van de praktische problemen,
die gepaard gaan met zwangerschap en bevalling. Ook rechtspositioneel,
middels de toepasselijke CAO, en financieel zijn daarvoor voldoende middelen.
4.5 Ook met betrekking tot de tijdelijke dienstbetrekking vanwege
ziektevervanging is de Commissie niet tot de overtuiging gekomen dat het
ouderschap van verzoekster een rol heeft gespeeld bij de afwijzing. De
wederpartij heeft, gelet op de samenstelling van het team, voor deze
vervanging aan een sollicitant uit een andere discipline dan verzoekster de
voorkeur gegeven.
4.6 De vraag of de wederpartij in haar beleid ten onrechte van de `normaal’
gebruikelijke regel, dat interne sollicitanten voorrang hebben, is afgeweken,
kan door de Commissie niet beoordeeld worden.

5. Het oordeel van de commissie
De Commissie spreekt als haar oordeel uit dat (…) te Gouda geen onderscheid
op grond van geslacht als bedoeld in artikel 3 lid 1 van de Wet gelijke
behandeling van mannen en vrouwen heeft gemaakt jegens mevrouw (…) te
Zoetermeer en derhalve niet in strijd heeft gehandeld met deze wet.

Rechters

Mw. mr. Y.E.M.A. Timmerman-Buck (Kamervoorzitter), dhr. drs. B. vanSchijndel, (lid kamer), dhr. mr. W.A. van Veen (lid Kamer), mw. mr. A.N.Veekamp (secretaris Kamer)