Instantie: Gerechtshof Arnhem, 15 oktober 1996

Instantie

Gerechtshof Arnhem

Samenvatting


De ouders zijn gescheiden, binnen 306 dagen wordt een kind geboren. De
moeder woont samen met de biologische vader. De moeder en de biologische
vader willen dat in de geboorteakte het kind direct de naam krijgt van
de biologische vader zonder enige vermelding van de naam van de ex-echtgenoot
of van het kort geding vonnis. Dit verzoek wordt gehonoreerd.
Uit de tussen partijen vaststaande feiten kan niet anders worden geconcludeerd
dan dat de relatie tussen de man en het kind moet worden gekwalificeerd
als family life , zodat een rechterlijke uitspraak daarvan niet
nodig was. In die gevallen doet de rechter immers niets anders dan naar
aanleiding van een – door de ambtenaar niet weersproken – verklaring van
de verzoekers dat zij samenleven, concluderen dat er sprake is van family
life , welke conclusie de ambtenaar ook zelf had kunnen en behoren
te trekken.

Volledige tekst

1. Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst naar het door de president van de rechtbank te Zutphen
op 11 augustus 1995 tussen de partijen in kort geding gewezen vonnis, dat
in fotocopie aan dit arrest is gehecht.

2. Het geding in hoger beroep

2.1. De appellant, hierna de ambtenaar, is bij exploit van 24 augustus
1995 in hoger beroep gekomen van voormeld vonnis, met gelijktijdige dagvaarding
van de geïntimeerden, hierna X, Y voor dit Hof.

2.2. Bij memorie van grieven heeft de ambtenaar twee grieven aangevoerd
tegen het vonnis waarvan beroep, is een produktie overgelegd en is geconcludeerd
dat het hof dat vonnis zal vernietigen, voor zover het het gebod aan de
ambtenaar om geen melding te maken van het door de president gewezen vonnis
betreft en voor zover het de proceskostenveroordeling betreft, en opnieuw
rechtdoende alsnog de proceskosten in eerste aanleg en in hoger beroep
te compenseren in die zin dat ieder der partijen de eigen kosten draagt.

2.3. Bij memorie van antwoord hebben X, Y verweer gevoerd en geconcludeerd
dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen (lees: bekrachtigen),
met veroordeling van de ambtenaar in de kosten van het hoger beroep.

2.4. Vervolgens heeft de ambtenaar akte verzocht van een op schrift gestelde
verklaring, waarop X, Y antwoordakte hebben gereageerd.

2.5. Tenslotte hebben de partijen de stukken aan het hof overgelegd voor
het wijzen van arrest.

De grieven

3.1 Ten onrechte heeft de president de ambtenaar veroordeeld de geboorteakte
van het uit de relatie van X en Y geboren kind op te maken zonder enige
vermelding van het kort geding vonnis.

3.2 Ten onrechte heeft de president overwogen dat bij de omstandigheden
van het geval en de te geven beslissing een veroordeling van de ambtenaar
in de proceskosten als juist voorkomt. Ten onrechte ook heeft de president
de ambtenaar veroordeeld in de proceskosten in eerste aanleg.

4. De vaststaande feiten

De door de president in het bestreden vonnis als vaststaand aangemerkte
feiten zijn in hoger beroep niet bestreden, zodat ook het hof van die –
als hier ingelast te beschouwen – feiten zal uitgaan.

5. De beoordeling

5.1 Ter toelichting op de eerste grief heeft de ambtenaar bij memorie van
grieven aangevoerd dat hij ingevolge het bepaalde in artikel 39 lid 2 van
het Besluit Burgerlijke Stand 1994 (BBS 1994) verplicht is melding te maken
van een rechterlijke uitspraak en de strekking ervan. Bij zijn akte heeft
hij vervolgens gesteld dat de desbetreffende verplichting is neergelegd
in artikel 41 lid 3 BBS 1994.

5.2 Het door X en Y bij hun antwoordakte tegen de hiervoor vermelde rectificatie
aangevoerde gaat niet op, reeds omdat de openbare orde betrokken is bij
de beoordeling van een kwestie als de onderhavige en het hof daarom een
zelfstandig oordeel dient te geven.

5.3 Met X en Y is het hof voorshands van oordeel dat artikel 41 lid 3 BBS
1994 in dit geval toepassing mist. Deze bepaling ziet immers op toevoeging
aan een geboorteakte van een latere vermelding welke wordt ontleend aan
een rechterlijke uitspraak – zoals genoemd in artikel 1:20 van het Burgerlijk
Wetboek (BW) -, maar daarvan is in dit geval geen sprake. Uit de tussen
de partijen vaststaande feiten, zoals door de president in zijn vonnis
weergegeven, kan immers niet anders worden geconcludeerd dan dat de relatie
tussen X en het kind van X en Y moet worden gekwalificeerd als `family
life’ in de zin van artikel 8 Europees Verdrag tot Bescherming van de rechten
van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) – zoals de president ook
onbestreden heeft overwogen -, zodat een rechterlijke uitspraak voor de
vaststelling daarvan niet nodig was. Met X en Y onderschrijft het hof dan
ook niet het standpunt van de ambtenaar, dat het voldoen aan een verzoek
als het onderhavige ook in gevallen, waarin de vaststaande feiten geen
andere conclusie toelaten dan dat sprake is van `family life’, slechts
mogelijk is na een voorafgaande rechterlijke toetsing. In die gevallen
doet de rechter immers niets anders dan naar aanleiding van een – door
de ambtenaar niet weersproken – verklaring van de verzoekers, dat zij samenleven,
concluderen dat sprake is van `family life’, welke conclusie de ambtenaar
ook zelf had kunnen en behoren te trekken.

5.4 Uit het voorgaande volgt dat de grieven falen. Ten overvloede wordt
overwogen dat ook in gevallen, waarin niet zonder meer duidelijk is dat
sprake is van `family life’, zodat een procedure als de onderhavige nodig
is, en het verzoek vervolgens wordt toegewezen, in beginsel geen plaats
is voor compensatie van de proceskosten omdat het niet juist is dat burgers
de aan een procedure als de onderhavige verbonden kosten dienen te dragen.

6. De slotsom

Het vonnis waarvan beroep zal worden bekrachtigd. De ambtenaar zal als
de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten
van het hoger beroep. Deze veroordeling zal uitvoerbaar bij voorraad worden
verklaard, gelet op de desbetreffende vordering van X, Y bij de inleidende
dagvaarding.

7. De beslissing

Het hof:

bekrachtigt het tussen de partijen gewezen vonnis van de president van
de rechtbank te Zutphen van 10 augustus 1995;

veroordeelt de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Hengelo
(Gld.) in de proceskosten van het hoger beroep, tot op heden aan de zijde
van X, Y begroot op ƒ 2.520;

verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.

Rechters

Mrs Pel, Katz-Soeterbeek, Van Ginkel