Instantie: Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch, 2 oktober 1996

Instantie

Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch

Samenvatting


Appellante heeft twee kinderen die door de vader worden verzorgd. Er is een
omgangsregeling, waarbij de moeder de kinderen één weekend in de veertien
dagen bij zich heeft. De moeder heeft een ABW-uitkering en extra kosten
wegens ziekte. Zij heeft de rechtbank verzocht de vader een bijdrage van ƒ 10
per kind per dag te laten betalen voor de dagen dat de kinderen bij haar
zijn. De rechtbank heeft de vrouw niet ontvankelijk verklaard in haar
verzoek. In hoger beroep wordt de vrouw wel ontvankelijk verklaard. Omdat de
vrouw voldoende heeft aangetoond dat zij niet in staat is in de aan de omgang
verbonden kosten zelf te voorzien, wordt het verzoek door het hof
gehonoreerd.

Volledige tekst

1. De eerste aanleg
Het Hof verwijst naar de inhoud van het aan deze uitspraak gehechte afschrift
van die beschikking.

2. De procedure in hoger beroep
Als voormeld in hoger beroep gekomen, heeft de vrouw producties overgelegd,
één grief voorgedragen en verzocht, zakelijk weergegeven, de beschikking,
waarvan beroep, te vernietigen voorzover zij daarbij niet-ontvankelijk werd
verklaard in haar verzoek tot vaststelling van een door de man te betalen
tegemoetkoming van ƒ 10 per kind en per dag voor elke dag, dat zij omgang
met de kinderen van partijen, Wilco en Nicole, zal hebben, en, opnieuw
rechtdoende, dat verzoek alsnog toe te wijzen.
Het hof heeft kennisgenomen van de inhoud van:
1. het proces-verbaal van het verhandelde ter terechtzitting in eerste aanleg
van 23 februari 1996, toegezonden door de griffier van voormelde rechtbank
en, bij brief van 26 juni 1996, door de raadsvrouwe van de vrouw;
2. de brieven van de raadsvrouwe van de vrouw van 15 en 30 augustus 1996 met
bijlage.
Ter terechtzitting met gesloten deuren van 13 september 1996 zijn partijen en
hun raadslieden door het hof gehoord.

3. De grond van het hoger beroep
De vrouw is van mening dat de rechtbank haar ten onrechte niet-ontvankelijk
heeft verklaard in haar verzoek tot vaststelling van een door de man te
betalen tegemoetkoming van ƒ 10 per kind en per dag, voor elke dag, dat de
kinderen van partijen omgang met haar zullen hebben.

4. De beoordeling
4.1. De vrouw verlangt van de man dat hij de kosten verbonden aan de omgang
tussen de vrouw en de kinderen aan haar vergoedt, omdat zij die kosten niet
kan voldoen uit de aan haar verstrekte uitkering krachtens de algemene
bijstandswet.
4.2. Op grond van artikel 1:406 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek, zoals dat
bij wet van 30 september 1993, Stb. 539 (in werking getreden op 1 maart 1994)
is gewijzigd, kan een ouder de rechter verzoeken het bedrag te bepalen, dat
de andere ouder ten behoeve van het kind moet uitkeren, indien deze laatste
ouder zijn verplichting tot voorziening in de kosten van verzorging en
opvoeding niet (behoorlijk) nakomt.
4.2.1. De vrouw is derhalve ontvankelijk in haar verzoek.
4.3. Ten processe staat als onweersproken vast dat de vrouw een uitkering
krachtens de algemene bijstandswet ontvangt voor een zelfstandig wonende
alleenstaande; in die uitkering zijn derhalve geen kosten van verzorging en
opvoeding van kinderen begrepen.
4.3.1. De door de vrouw gestelde kosten verbonden aan de omgang tussen haar
en de beide minderjarige kinderen van partijen zijn naar het oordeel van het
hof aan te merken als kosten van verzorging en opvoeding van die kinderen, in
welke kosten in beginsel beide ouders gehouden zijn te voorzien.
4.3.2. De vrouw heeft voorts genoegzaam aannemelijk gemaakt dat die kosten
gesteld kunnen worden op het algemeen gebruikelijke normbedrag van ƒ 10 per
kind per dag dat de kinderen bij haar verblijven.
4.3.3. Nu genoegzaam is komen vast te staan, dat de vrouw uit de voormelde
aan haar verstrekte uitkering niet in staat is de aan de omgang verbonden
kosten te voldoen, is het verzoek van de vrouw om een bijdrage als door haar
verzocht voor inwilliging vatbaar.
4.3. De man heeft gesteld dat de gemeentelijke sociale dienst op hem een
gedeelte van de aan de vrouw verleende bijstand verhaalt, doch zulks doet aan
het vorenstaande niet af, omdat het verhaal van de gemeente uitsluitend
betreft de kosten van bijstand in het levensonderhoud van de vrouw en niet in
de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen.
4.4. Oplegging van na te melden bijdrage kan de man wellicht aanleiding geven
zich tot de gemeente te wenden teneinde de hoogte van het verhaalsbedrag
opnieuw te laten vaststellen.
4.5. De beschikking, waarvan beroep, dient te worden vernietigd met een
beslissing als na te melden.
4.6. Partijen zijn elkaars gewezen echtgenoten. Daarom worden de op het hoger
beroep gevallen proceskosten tussen hen gecompenseerd.

5. De beslissing
Het gerechtshof:
Vernietigt de beschikking, waarvan beroep.
Stelt de door de man aan de vrouw te vergoeden kosten van verzorging en
opvoeding van de beide minderjarige kinderen vast op ƒ 10 per kind per dag
dat die kinderen feitelijk omgang met de vrouw hebben.
Compenseert de op het hoger beroep gevallen proceskosten tussen partijen in
die zin, dat ieder van hen de eigen kosten draagt.

Rechters

Mrs. Dorn, Huijbers-Koopman, De Groot-Van Dijken