Instantie: Staatssecretaris van Justitie, 23 september 1996

Instantie

Staatssecretaris van Justitie

Samenvatting


Volgens de Richtlijnen voor geslachtsnaamwijziging dient voor inwilliging van
het verzoek tot naamswijziging de moeder het kind voor de meerderjarigheid en
na de inschrijving van het echtscheidingsvonnis gedurende drie jaar alleen
hebben opgevoed.
In casu wordt niet aan deze eis voldaan. De ouders wonen al lange tijd
gescheiden – vanaf 1975 – maar formeel wordt het huwelijk pas in 1984
ontbonden. De staatssecretaris besluit dat indien in een concreet geval
aantoonbaar sprake is van een lange periode tussen de feitelijke datum van
uit elkaar gaan en de datum waarop de beschikking is ingeschreven het
wenselijk is een dergelijk verzoek buiten de richtlijnen om in behandeling te
nemen.

Volledige tekst

Verloop van de procedure
Bij brief van 14 oktober 1992 heeft mevrouw M (hierna te noemen: indienster)
gevraagd om wijziging van haar geslachtsnaam in D. Bij besluit van 29 juli
1993 heb ik dat verzoek afgewezen. Bij brief van 25 augustus 1993 heeft
indienster een bezwaarschrift ingediend tegen deze weigering. Bij besluit van
22 oktober 1993 heb ik dat bezwaarschrift kennelijk ongegrond verklaard.
Tegen dat besluit heeft mr. N.J.M. Janssen, werkzaam bij het Bureau voor
Rechtshulp Zuid-Limburg, namens indienster bij brief van 17 november 1993
beroep ingesteld bij de Raad van State. De afdeling bestuursrechtspraak van
de Raad heeft bij beslissing van 14 maart 1996 mijn besluit vernietigd.

I. Wettelijk kader

– Het Burgerlijk Wetboek
In artikel 5 van Boek 1 van het Burgerlijk wetboek is bepaald, dat de
geslachtsnaam van een wettig, gewettigd of geadopteerd kind die van zijn
vader is. In artikel 7 van Boek 1 BW is bepaald dat de geslachtsnaam van een
persoon op zijn verzoek, van zijn wettelijke vertegenwoordiger, kan worden
gewijzigd. De naamswijziging geschiedt bij koninklijk besluit.

– Richtlijnen voor geslachtsnaamswijziging 1989
Voor de beoordeling van verzoeken om naamswijziging gelden bepaalde
richtlijnen, die als Richtlijnen voor geslachtsnaamswijziging 1989 zijn
gepubliceerd in de Staatscourant van 2 januari 1989, 1. Deze richtlijnen zijn
tevens opgenomen in de brochure `Naamswijziging’, op blz. 19 e.v. Deze
richtlijnen geven aan in welke gevallen naamswijziging kan worden verleend.
Ingevolge artikel 4, eerste lid, aanhef en onder a, in samenhang met artikel
3, eerste lid, aanhef en onder a, van d de Richtlijnen 1989 kan op verzoek
van de meerderjarige zijn geslachtsnaam worden gewijzigd in die van de
moeder, indien de moeder na de ontbinding van het huwelijk of de verbreking
van de buitenhuwelijkse samenleving met de vader gedurende ten minste drie
jaren de verzoeker tijdens diens minderjarigheid als ongehuwde ouder heeft
verzorgd en opgevoed.
Blijkens artikel 5, derde lid, aanhef en onder a, wordt in het hier bedoelde
geval degene gehoord aan wie de meerderjarige de geslachtsnaam waarvan
wijziging wordt verzocht rechtstreeks ontleent.

II. Bezwaren indienster
De bezwaren van indienster worden hierna onder IV besproken.

III. Verslag van horen
Bij brieven van 16 juli 1996 heb ik indienster, mevrouw G en de heer L
uitgenodigd voor een hoorzitting op 5 september 1996. Indienster en mevrouw G
hebben schriftelijk meegedeeld niet te zullen verschijnen.

IV. Overwegingen
In de onderhavige zaak staat de vraag centraal of het verzoek van indienster
voldoet aan de zogenaamde driejaarstermijn genoemd in artikel 4 in verband
met artikel 3, eerste lid sub a, van de Richtlijnen voor de
geslachtsnaamswijziging. Een vereiste is dat mevrouw G. indienster gedurende
haar minderjarigheid ten minste drie jaren als behorende tot het gezin heeft
verzorgd en opgevoed.
Het huwelijk van de ouders van indienster is op 14 uni 1984 ontbonden, zo
blijkt uit de verklaring van 28 juni 1993 van de Gemeente Maastricht. In
dienst is op 31 mei 1986 meerderjarig geworden. Het verzoek van indienster
voldoet dan ook niet aan de zogenaamde driejaars termijn.
De vraag is vervolgens gerezen of bij het bepalen van de datum van
beëindiging van het huwelijk uitgegaan moet worden van de datum waarop de
echtscheidingbeschikking is ingeschreven in de registers van de burgerlijke
stand dan wel van de datum waarop de echtelieden feitelijk uit elkaar zijn
gegaan. Uit de brochure `Naamswijziging’, blz. 6, blijkt dat als datum voor D
ontbinding van het huwelijk de datum geldt waarop de
echtscheidingsbeschikking is ingeschreven in de registers van de burgerlijke
stand. Indien sprake is van ongehuwd samenwonen wordt uitgegaan van de datum
waarop de samenwonenden volgens de gegevens van de gemeentelijke
bevolkingsadministratie uit elkaar zijn gegaan, zo blijkt uit blz. 6 van die
brochure. Indienster acht een dergelijk onderscheid discriminatoir in de zin
van artikel 1 van de Grondwet en artikel 26 van het Verdrag inzake
burgerrechten en politieke rechten. Zij meent dat een ongelijkheid in het
leven wordt geroepen in de positie van de kinderen van ouders wier relatie
meer dan drie jaren voor de meerderjarigheid van het kind is verbroken, al
naar gelang de status van die ouders: gehuwd of niet gehuwd.
Hoewel naar mijn oordeel een dergelijk onderscheid niet discriminatoir is,
acht ik het bij nader inzien bij het beoordelen van verzoek om
geslachtsnaamswijziging niet meer wenselijk in alle gevallen vast te blijven
houden aan de datum waarop de echtscheidingsbeschikking is ingeschreven in de
registers van de burgerlijke stand. Indien in een concreet geval aantoonbaar
sprake is van een lange periode tussen de feitelijke datum van uit elkaar
gaan van de echtelieden en de datum waarop de echtscheidingsbeschikking is
ingeschreven in de desbetreffende registers, oordeel ik dat het wenselijk is
een dergelijk verzoek buiten de richtlijnen om in behandeling te nemen. In de
onderhavige kwestie bedraagt de termijn tussen beide data negen jaar. Ik
oordeel dan ook dat het wenselijk is het verzoek buiten de richtlijnen om in
behandeling te nemen.
Vervolgens rijst de vraag of het verzoek om geslachtsnaamwijziging afgewezen
dient te worden op grond van het tweede lid van artikel 4 van de Richtlijnen
1989. In dat artikellid wordt slechts een afwijzingsgrond genoemd voor
verzoeken om naamswijziging van meerderjarigen. Het gaat om het geval dat de
stiefvader wiens geslachtsnaam wordt verzocht, of de pleegvader of
pleegmoeder weigert in te stemmen met de verzochte wijziging. De eventuele
bezwaren van de ouders van de meerderjarige worden in dit artikel niet
genoemd.
Bij verzoeken om naamswijziging van meerderjarigen staat de wens van het kind
centraal en wordt aan diens wens doorslaggevende betekenis toegekend.
Uit het verzoek om naamswijziging blijkt dat indienster een negatieve
emotionele band heeft met haar vader en dat zij een verbondenheid voelt met
haar moeder. Nu ik doorslaggevende betekenis toeken aan de wens van een
meerderjarige oordeel ik dat naamswijziging in die van haar moeder toegestaan
moet worden.
Hetgeen overigens nog door indienster is aangevoerd, kan daarom buiten
beschouwing worden gelaten.

V. beslissing
Ik verklaar, gelet op het vorenstaande, het ingediende bezwaar gegrond. Ik
herzie mijn beslissing en bepaal dat ik op grond van artikel 7, zesde lid,
van Boek I van het Burgerlijk Wetboek (Stb. 1995, 592, i.w.tr. 15 december
1995) aan indienster een voornemen kenbaar zal maken om aan Hare Majesteit de
Koninigin een voordracht te doen voor een koninklijk besluit strekkende tot
geslachtsnaamswijziging.

Rechters

Staatssecretaris van Justitie