Instantie: Rechtbank Groningen, 13 september 1996

Instantie

Rechtbank Groningen

Samenvatting


K heeft D ervan beschuldigd zijn dochter seksueel te hebben misbruikt. Hiervan
is aangifte gedaan bij de politie maar het openbaar ministerie heeft besloten
dat er van verdere vervolging geen sprake zal zijn. Hierna heeft K regelmatig
D met verwijten belaagd Dit leidde ertoe dat op 17 december 1990 de rechter
in kort geding K een contactverbod heeft opgelegd. K heeft dit contactverbod
een aantal malen overtreden.
D wenst nu alsnog de dwangsommen te executeren die K zou zijn verbeurd wegens
de overtredingen van het contactverbod eind 1995 en begin 1996.
De rechtbank is van mening dat een contactverbod een ordemaatregel is. Een
toewijzing van een contactverbod in kort geding dient aan een termijn te zijn
verbonden. Dit is in dit geval abusievelijk niet gebeurd. Daarom bepaalt de
rechtbank dat in dit geval moet worden aangenomen dat de rechtskracht van het
vonnis in ieder geval na twee jaar is geëxpireerd. Derhalve wordt de
vordering van D niet toegewezen.

Volledige tekst

Procesverloop
K heeft D doen dagvaarden in kort geding.
De vordering strekt ertoe bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad voorzover de
wet zulks toelaat, gedaagde zal worden veroordeeld tot het staken van de
voortzetting van de executiemaatregelen uit hoofde van het vonnis van de
president van de Arrondissementsrechtbank te Assen in kort geding d.d. 17
december 1990 terzake van vermeende overtredingen daarvan op 11 december
1995, 5 januari 1996 en 7/8 januari 1996, althans een zodanige voorziening te
treffen als de president noodzakelijk zal achten, met veroordeling van D in
de kosten van deze procedure.
Op de voor de behandeling bepaalde dag, dinsdag 3 september 1996, is K
verschenen, vergezeld van zijn voornoemde procureur mr. Van Ophoven.
D is eveneens verschenen, vergezeld van voormelde procureur mr. Spronk.
K heeft conform de dagvaarding voor eis geconcludeerd, waarbij hij producties
in het geding heeft gebracht.
D heeft onder overlegging van producties, in conventie verweer gevoerd en
geconcludeerd de vordering van K af te wijzen, met veroordeling van K in de
kosten van de procedure.
In reconventie heeft D voor eis geconcludeerd bij vonnis, uitvoerbaar bij
voorraad, K te veroordelen om per overtreding van de verboden, zoals vervat
in het vonnis van de president van de Arrondissementsrechtbank Assen d.d. 17
december 1990, de dwangsom te verhogen tot een bedrag van ƒ 3000 per
overtreding, met bepaling dat, wanneer K, zich meer dan twee keer
achtereenvolgens in één kalenderjaar schuldig maakt aan een overtreding,
genoemde dwangsom kan worden vervangen door gijzeling van zes dagen per
gebeurtenis, op zijn kosten.
K heeft in reconventie verweer gevoerd en geconcludeerd D niet-ontvankelijk
te verklaren in de vordering, dan wel de vordering af te wijzen, met
veroordeling van D in de kosten van de procedure.
Partijen hebben hun standpunten nader toegelicht en pleitnotities overgelegd.
Partijen hebben tenslotte vonnis gevraagd.
De uitspraak is bepaald op heden.

Rechtsoverwegingen

In conventie en reconventie

Vaststaande feiten:

Tussen partijen is op grond van de overgelegde stukken en op grond van
hetgeen enerzijds is gesteld en anderzijds is erkend, althans niet of
onvoldoende weersproken, in dit kort geding het navolgende komen vast te
staan.
In het verleden heeft K, D beschuldigd van seksueel misbruik van zijn dochter
en heeft hiervan aangifte gedaan bij de politie.
Het openbaar ministerie heeft besloten dat er van verdere vervolging geen
sprake zou zijn. K heeft vervolgens een beklag ex artikel 12 van het Wetboek
van Strafvordering ingediend, welk beklag niet is gehonoreerd.
Hierna heeft K regelmatig D met verwijten belaagd en dit heeft erin
geresulteerd, dat D tegen hem in 1990 een kort geding-procedure heeft
aangespannen ten overstaan van de president van de Arrondissementsrechtbank
te Assen.
De procedure is beëindigd met een vonnis d.d. 17 december 1990; in dat vonnis
is ondermeer de navolgende beslissing genomen:
`Verbiedt K zich zonder noodzaak in de nabijheid van D op te houden of
persoonlijk telefonisch of schriftelijk contact met D te zoeken, zich op
andere wijze hinderlijk jegens D te gedragen of zich tegenover derden in
negatieve zin over D uit te laten, zulks op straffe van verbeurte door K
jegens D van een dwangsom van ƒ 1000 voor iedere overtreding van dit verbod’.
Op verzoek van D is bij exploit van 22 februari 1991 een exploit uitgebracht,
waarin een aantal overtredingen van het in voormeld vonnis omschreven verbod
is geconstateerd, waardoor in totaal een bedrag van ƒ 3000 aan dwangsommen
werd verbeurd.
Uiteindelijk hebben partijen hieromtrent overeenstemming bereikt in die zin,
dat K ter finale kwijting een bedrag van ƒ 1500 aan D zou betalen onder de
voorwaarde dat hij zich verder aan meergenoemd vonnis zou houden. Dit bedrag
is door K betaald.
De laatste jaren hebben zich wederom regelmatig voor D beledigende
bekladdingen van muren voorgedaan, meestal in de buurt van de school waar hij
werkzaam is.
In 1991 is ook het portiek van zijn vriendin in Heerenveen beklad en in 1994
werden zijn eigen deur en muren beschilderd met teksten als `Sexmisbruik,
jonge kinderen D’.
In een schrijven van 20 december 1994 heeft mr. Spronk K, namens D in verband
met de bekladding in het weekend van 10 december 1994 aangeschreven.
Rond de jaarwisseling 1995/1996 zijn de muren tegenover de woning van D
beklad met de tekst `D misbruikt kinderen’.
In een schrijven van 23 januari 1996 heeft mr. Spronk namens D, K ervan
beschuldigd het contactverbod meermalen te hebben overtreden en wel op 27
november 1995, 11 december 1995 en 5 januari 1996 en op 7 of 8 januari 1996.

In die brief heeft D tevens aanspraak gemaakt op de door K verbeurde
dwangsommen van in totaal ƒ 4000.
Bij exploit van 4 juli 1996 is namens D het bevel gedaan om binnen twee dagen
nadien een bedrag van ƒ 3000 te betalen terzake van verbeurde dwangsommen in
verband met overtredingen van het bewuste verbod op 11 december 1995, 5
januari 1996 en 7/8 januari 1996.
K heeft aan dit exploit geen gehoor gegeven.
D heeft aangekondigd over te zullen gaan tot het laten uitvoeren van
executiemaatregelen door middel van beslag.

Standpunt van K:
Het standpunt van K komt zakelijk weergegeven, hierop neer:
K betwist de overtredingen van het in het kort geding-vonnis van 17 december
1990 opgenomen contactverbod, waarvoor D de dwangsommen wenst te executeren,
te hebben begaan.
Hij voelt zich ook bijzonder gekwetst door de beschuldigingen in de brief van
mr. Spronk van 20 december 1994 betreffende een overtreding van het verbod op
10 december van dat jaar.
Van D is vervolgens niets meer vernomen, tot het moment waarop mr. Spronk in
haar schrijven van 23 januari 1996 stelde, dat K zich vier keer niet aan
genoemd verbod had gehouden.
Tot op heden heeft D nooit enig bewijs van deze stelling geleverd.
Aan het betrokken verbod is door de president van de rechtbank in Assen geen
termijn verbonden; dit is in strijd met het karakter van het kort geding als
vastgelegd in artikel 289 van het Wetboek van Rechtsvordering.
Het gaat om een voorlopige voorziening, een ordemaatregel en daarbij kan na
verloop van meer dan vijf jaar aan een contactverbod niet langer enige
werkingskracht worden toegekend.
Het bewuste kort geding-vonnis heeft zijn rechtskracht verloren en aan dat
vonnis kunnen geen executierechten meer worden ontleend.
K heeft spoedeisend belang bij het gevorderde nu D de executie van de
dwangsommen wenst door te zetten.

Standpunt van D:
De verweren van het standpunt van D komen, zakelijk weergegeven, op het
onderstaande neer:
In het bewuste kort geding-vonnis is afgezien van het stellen van een termijn
aan het contactverbod, hetgeen op zich opmerkelijk is.
De gedragingen van K welke tot het kort geding-vonnis van 17 december 1990
hebben geleid waren volstrekt onoorbaar.
Omdat te verwachten viel dat hij niet zomaar daarmee zou ophouden, (in zijn
overwegingen is door de president van de Arrondissementsrechtbank te Assen
zelfs gesproken over een `kruistocht’ van K tegen D), is afgezien van het
stellen van een termijn aan het contactverbod.
Door het gebeuren heeft D met zijn eigen dochter onder moeten duiken en moest
deskundige hulp worden gezocht bij het verwerken van de traumatische
ervaringen.
Na augustus 1991 is K overgegaan tot het met enige regelmaat bekladden van
muren met voor D zwaar beledigende teksten; zo vindt er steeds een dergelijke
bekladding plaats op of omstreeks de 10e december van ieder jaar, rond de
datum van de bewuste kort geding-uitspraak in 1990.
D is ervan overtuigd, dat K de bekladdingen heeft aangebracht, dit blijkt ook
uit het handschrift.
De huidige dwangsom maakt onvoldoende indruk op K.
Er is thans alle reden aanwezig om de dwangsom te verhogen dan wel de
gijzeling van K mogelijk te maken wanneer hij door zal gaan met overtreding
van het contactverbod.

Beoordeling van het geschil

In conventie:
K heeft het spoedeisend belang bij het door hem gevorderde voldoende
aannemelijk gemaakt.
De stelling van K, dat het kort geding-vonnis van 17 december 1990 zijn
rechtskracht zou hebben verloren zal de president als eerste behandelen,
omdat, zo die stelling zou worden aanvaard, de zaak geen inhoudelijke
beoordeling behoeft. Bij een kort geding-procedure gaat het om het treffen
van een voorlopige voorziening in een spoedeisend geval, een ordemaatregel.
Een toewijzing van een contactverbod in kort geding voor onbepaalde tijd,
gaat, gelet op de aard van het kort geding, naar het voorlopig oordeel van de
president, in principe de draagwijdte van een kort geding te boven.
Contactverboden, die naar hun aard een grote beperking inhouden van het recht
voor een ieder zich vrij te bewegen en te uiten voor degene, die zich aan dat
verbod dient te houden, vinden hun rechtvaardiging alleen in de
gerechtvaardigde belangen van de ander, om gevrijwaard te zijn van
gedragingen, die inbreuk maken op zijn recht op privacy. Contactverboden
plegen dan ook, afhankelijk van de afweging van de betrokken belangen in het
betreffende geval, voor een half jaar tot hooguit twee jaar te worden
gegeven.
Voor een langere tijd kan in feite geen afweging van de wederzijdse belangen
worden gemaakt. De president is dan ook vooralsnog van oordeel, dat in het
litigieuze vonnis van 17 december 1990 abusievelijk geen termijn is genoemd,
zodat moet worden aangenomen dat de rechtskracht van dat vonnis in ieder
geval na twee jaar is geëxpireerd.
Gelet op dit oordeel zou K – ook al zou aannemelijk zijn dat hij de gestelde
gedragingen heeft gepleegd – geen dwangsommen meer hebben kunnen verbeuren,
zodat D geen recht heeft deze te executeren.
De gevraagde voorziening is derhalve toewijsbaar en D dient als de in het
ongelijk gestelde partij de kosten te dragen.

In reconventie:
Hoewel de president van oordeel is, dat een vordering tot verhoging van de
dwangsom, bepaald in een ander vonnis, niet-ontvankelijk moet worden geacht,
omdat een dwangsom accessoir is aan een hoofdveroordeling en alleen kan
worden bepaald indien ook een hoofdveroordeling plaats vindt, hoeft in dezen
daaromtrent geen oordeel te worden gegeven nu in conventie is beslist dat het
vonnis, waarbij de dwangsom werd bepaald, geen rechtskracht meer heeft.
De vordering wordt dan ook afgewezen en D dient de kosten van deze procedure
te dragen.

Beslissing
De president:
RECHT DOENDE,
In conventie:
1. veroordeelt D tot het staken van de voortzetting van executiemaatregelen
uit hoofde van het vonnis van de president van de Arrondissementsrechtbank te
Assen in kort geding d.d. 17 december 1990 terzake van vermeende
overtredingen daarvan, gepleegd op 11 december 1995, 5 januari 1996 en 7/8
januari 1996;
2. veroordeelt D in de kosten van de procedure, tot op deze uitspraak aan de
zijde van K begroot op ƒ 484,50 (inclusief BTW) aan verschotten, eventueel
vermeerderd met de niet voor verrekening vatbare omzetbelasting, en op ƒ 1500
aan salaris van de procureur;

In reconventie:
3. weigert de gevraagde voorzieningen;
4. veroordeelt D in de kosten van de procedure, tot op deze uitspraak aan de
zijde van K begroot op ƒ 25 aan verschotten en op ƒ 800 aan salaris van de
procureur;

In conventie en in reconventie:
5. verklaart de uitspraak tot zover uitvoerbaar bij voorraad.

Rechters

Mr. De Vries