Instantie: Commissie gelijke behandeling, 4 september 1996

Instantie

Commissie gelijke behandeling

Samenvatting


Verzoeker heeft de Nederlandse nationaliteit, is ongehuwd en woont samen met
zijn mannelijke partner. Verzoeker heeft zijn vaste woonplaats in Nederland.
Hij heeft met de wederpartij een arbeidsovereenkomst naar Amerikaans recht en
is gestationeerd in Londen. Aan verzoeker worden reisfaciliteiten voor zijn
partner onthouden, omdat hij met hem niet gehuwd is en evenmin een `common
law marriage’ heeft. Ingevolge het beleid van de wederpartij wordt de status
van de echtgenoot van een werknemer beoordeeld naar het recht van het land
waarvan men inwoner is.
Op grond van de overgelegde stukken staat buiten twijfel dat de
arbeidsovereenkomst wordt beheerst door Amerikaans recht. De Commissie
concludeert op grond daarvan dat zij niet bevoegd is te oordelen over de
vraag of het beleid in strijd is met de AWGB.
De bevoegdheid van de Commissie kan voorts berusten op de vaststelling, dat
de bepalingen van de AWGB in het onderhavige geval beschouwd moeten worden
als voorrangsregels dan wel als regels van bijzonder dwingend recht. Op deze
grond komt de Commissie derhalve evenmin bevoegdheid toe.
Ingevolge het beleid van de wederpartij wordt de vraag of er sprake is van
een wettelijk erkend huwelijk of een `common law marriage’ beoordeeld naar
het recht van het land waarvan de werknemer inwoner is. Aangezien verzoeker
in Nederland woont, dient die vraag te worden beantwoord naar Nederlands
recht.
De beoordeling van de vraag of de samenlevingsvorm van verzoeker gelijk
gesteld kan worden met een wettelijk huwelijk dient plaats te vinden aan de
hand van de bepalingen in Boek 1 Burgerlijk Wetboek en de jurisprudentie
dienaangaande. Van een wettelijk huwelijk, zoals door partijen ook niet is
betwist, is geen sprake. Van een `common law marriage’ is evenmin sprake.
Op grond van het voorgaande is de Commissie van oordeel dat de
samenlevingsvorm van verzoeker niet onder bovengenoemde begrippen valt. De
Commissie is op grond daarvan van oordeel dat de wederpartij bij die
beoordeling geen onderscheid heeft gemaakt als bedoeld in de AWGB.

Volledige tekst

1. HET VERZOEK
1.1. Op 24 augustus 1995 verzocht de heer (…) te Alkmaar (hierna:
verzoeker) de Commissie gelijke behandeling haar oordeel uit te spreken over
de vraag of (…), Verenigde Staten van Amerika (hierna: de wederpartij)
jegens hem onderscheid maakt als bedoeld in de Algemene Wet Gelijke
Behandeling (hierna AWGB).
1.2. Verzoeker heeft de Nederlandse nationaliteit, is ongehuwd en woont samen
met zijn mannelijke partner. Verzoeker heeft zijn vaste woonplaats in
Nederland. Hij heeft met de wederpartij een arbeidsovereenkomst naar
Amerikaans recht en is gestationeerd in Londen. Aan verzoeker worden
reisfaciliteiten voor zijn partner onthouden, omdat hij met hem niet gehuwd
is en evenmin een `common law marriage’ heeft. Ingevolge het beleid van de
wederpartij wordt de status van de echtgenoot van een werknemer beoordeeld
naar het recht van het land waarvan men inwoner is. Verzoeker is van oordeel
dat de wederpartij onderscheid maakt op grond van burgerlijke staat en/of
homoseksuele gerichtheid.
2. DE LOOP VAN DE PROCEDURE
2.1. De Commissie gelijke behandeling heeft het verzoek in behandeling
genomen en een onderzoek ingesteld.
De wederpartij heeft in haar verweerschrift van 4 december 1995 de
bevoegdheid van de Commissie betwist. Bij brief van 2 januari 1996 heeft de
Commissie zich voorlopig bevoegd verklaard om de zaak in behandeling te
nemen.
Partijen hebben hun standpunten schriftelijk toegelicht.
Vervolgens heeft de Commissie partijen opgeroepen hun standpunten nader toe
te lichten tijdens een zitting op 16 juli 1996.
2.2. Bij deze zitting waren aanwezig:
van de kant van verzoeker
– dhr. (…) (verzoeker)
– dhr. (…) (partner van verzoeker)
van de kant van de wederpartij
– dhr. (…) (Assistant General Council)
– mw. mr. K.E. Reuder (gemachtigde van de wederpartij)
van de kant van de Commissie
– mw. mr. Y.E.M.A. Timmerman-Buck (Kamervoorzitter)
– dhr. mr. M.M. den Boer (lid Kamer)
– dhr. mr. P.R. Rodrigues (lid Kamer)
– mw. mr. D. Jongsma (secretaris Kamer).
2.3. Het oordeel is vastgesteld door Kamer III van de Commissie. In deze
Kamer hebben zitting de leden als vermeld onder 2.2.
3. DE RESULTATEN VAN HET ONDERZOEK
De feiten
3.1. Verzoeker heeft de Nederlandse nationaliteit, is ongehuwd en woont samen
met zijn mannelijke partner. Zij hebben een notarieel samenlevingscontract en
hun vaste woonplaats is in Nederland gelegen.
Verzoeker is als steward werkzaam bij de wederpartij en heeft een
arbeidsovereenkomst naar Amerikaans recht, welke de algemene voorwaarden, die
zijn overeengekomen met de `Association of Flight Attendants’ (AFA), de
Amerikaanse vakbond voor cabine-personeel, toepasselijk verklaart. De
wederpartij is een
vennootschap naar Amerikaans recht en gevestigd in de Verenigde Staten van
Amerika.
Verzoeker is werkzaam aan boord van in Amerika geregistreerde vliegtuigen van
de wederpartij, die vertrekken uit en terugkeren naar verzoekers standplaats,
Londen. Hij verricht geen werkzaamheden in Nederland.
3.2. Ingevolge het beleid van de wederpartij worden de rechten op
reisfaciliteiten voor echtgenote(n)(s) van werknemers beoordeeld naar het
recht van het land waarvan men inwoner is.
Werknemers van de wederpartij kunnen voor hun partner en kinderen aanspraak
maken op `travel benefits’, dat wil zeggen het tegen gereduceerd tarief
verkrijgen van vliegtickets van de weder-partij, indien zij voldoen aan de
navolgende voorwaarden:
1. er is sprake van een wettelijk erkend huwelijk of
2. de werknemer leeft samen op grond van een `common law marriage’.
In bepaalde Amerikaanse staten kent men een `common law marriage’. Hiervan is
sprake indien de rechter bij vonnis op verzoek van een heteroseksueel paar,
dat gedurende een bepaalde minimumperiode heeft samengewoond, verklaart dat
zij op basis van de wet zijn getrouwd, hoewel geen huwelijksplechtigheid
heeft plaatsgevonden.
Het in het vonnis uitgesproken huwelijk werkt terug tot het moment waarop
partijen als man en vrouw zijn gaan samenwonen.
De vraag of aan bovengenoemde voorwaarden wordt voldaan, wordt beantwoord
naar het recht van het land waarvan de werknemer inwoner is.
3.3. Verzoeker heeft wederpartij verzocht aan zijn partner `travel benefits’
toe te kennen. Dit verzoek is afgewezen met een beroep op het ontbreken van
een wettelijk huwelijk tussen verzoeker en zijn partner dan wel een daarmee
gelijk gesteld `common law marriage’.
De standpunten van partijen
3.4. Verzoeker stelt het volgende.
Verzoeker is van mening dat de wederpartij onderscheid jegens hem maakt op
grond van burgerlijke staat en homoseksuele gerichtheid door geen `travel
benefits’ ten behoeve van zijn partner ter beschikking te stellen.
Ingevolge het door de wederpartij gevoerde beleid worden uitsluitend rechten
toegekend aan echtgenote(n)(s) (‘spousal benefits’). De wederpartij maakt
daarmee onderscheid tussen gehuwden en ongehuwden. Op de uitvoering van het
beleid is de Nederlandse wetgeving van toepassing. Ingevolge de AWGB is
onderscheid op grond van burgerlijke staat niet toegestaan.
Verzoeker stelt dat het beleid aangaande `spousal benefits’ niet beheerst
wordt door de arbeidsovereenkomst of de CAO zoals overeengekomen met de
`Association of Flight Attendants’ en zodoende onderworpen is aan het
Nederlandse recht.
Voorts geeft de wederpartij hem niet dezelfde rechten als aan de werknemers
van de wederpartij die in Nederland zijn gestationeerd. De personeelsleden
van de wederpartij, die in Nederland zijn gestationeerd, konden volgens
verzoeker tot 1 februari 1996 aanspraak maken op reisfaciliteiten voor hun
ongehuwde partner.
Verzoeker zijn geen gevallen bekend van andere ongehuwd samenwonende
werknemers van de wederpartij met een Amerikaanse arbeidsovereenkomst, die in
het buitenland zijn gestationeerd en tevens recht op `travel benefits’ kunnen
doen gelden.
3.5. De wederpartij stelt het volgende.
De Commissie is niet bevoegd van de onderhavige zaak kennis te nemen,
aangezien verzoeker een arbeidsovereenkomst naar Amerikaans recht heeft en
zijn werkzaamheden buiten Nederland verricht. Het feit, dat de wederpartij in
haar beleid de wetgeving van het land waarvan de werknemer inwoner is erkent,
doet daar niet aan af. Dit ziet slechts op de vraag of de wederpartij
verzoeker bij de juiste toepassing van het arbeidscontract als gehuwd dient
te beschouwen.
Het beleid van de wederpartij is onderworpen aan het recht dat op de
arbeidsovereenkomst van toepassing is. In het onderhavige geval is derhalve
Amerikaans recht van toepassing. Op grond van de arbeidsovereenkomst moet de
vraag of het samenlevingsverband van verzoeker en zijn partner als een wettig
huwelijk of als een `common law marriage’ kan worden aangemerkt, worden
beoordeeld naar Amerikaans recht.
Er is slechts een aanknopingspunt met de Nederlandse rechtssfeer, namelijk
het feit dat verzoeker zijn woonplaats in Nederland heeft. Dat is onvoldoende
om het beleid van de wederpartij aan het Nederlandse recht te onderwerpen.
Weliswaar bestaat de mogelijkheid om voor een deel van de arbeidsovereenkomst
een rechtskeuze op te nemen, echter in de onderhavige arbeidsovereenkomst is
geen rechtskeuze ten aanzien van het beleid opgenomen.
De omstandigheid dat de wettelijke status van de samenlevingsvorm wordt
beoordeeld naar het recht van het land waarvan de werknemer inwoner is, houdt
geen rechtskeuze in. Voor zover dit echter al een rechtskeuze zou zijn, is
deze beperkt tot het beoordelen van de samenlevingsvorm en daarmee
uitgewerkt. De consequenties daarvan dienen beoordeeld te worden naar
Amerikaans recht.
Het samenlevingsverband van verzoeker en zijn partner kan naar Nederlands
recht niet als huwelijk of `common law marriage’ worden aangemerkt. Een
huwelijk is in Nederland tussen twee personen van hetzelfde geslacht niet
mogelijk en een `common law marriage’ bestaat in Nederland niet. Verzoeker
voldoet daarom niet aan de voorwaarden om voor `travel benefits’ in
aanmerking te komen.
Voor zover de AWGB al van toepassing zou zijn, is van verboden onderscheid
geen sprake. Onderscheid op grond van burgerlijke staat is naar Nederlands
recht toegestaan. Tussen de verschillende groepen van ongehuwden maakt de
wederpartij geen onderscheid. Evenmin is er sprake van indirect onderscheid
op grond van homoseksuele gerichtheid.
Verzoeker vergelijkt zich ten onrechte met het bij de wederpartij werkzame,
in Nederland gestationeerde grondpersoneel. Zij hebben een
arbeidsovereenkomst naar Nederlands recht. Aan ongehuwd samenwonenden die in
Nederland zijn gestationeerd worden overigens evenmin `travel benefits’
toegekend.
4. OVERWEGINGEN VAN DE COMMISSIE
4.1. In geding is de vraag of de wederpartij jegens verzoeker onderscheid op
grond van burgerlijke staat of ook homoseksuele gerichtheid heeft gemaakt bij
de arbeidsvoorwaarden.
In artikel 5 lid 1 onderdeel d AWGB wordt bepaald dat onderscheid onder meer
verboden is bij de arbeidsvoorwaarden.
Artikel 1 AWGB bepaalt dat de wet onder meer toeziet op onderscheid tussen
personen op grond van burgerlijke staat en homoseksuele gerichtheid. Dit
artikel stelt tevens dat onder onderscheid zowel direct als indirect
onderscheid begrepen wordt. Onder direct onderscheid wordt verstaan
onderscheid dat verwijst naar burgerlijke staat of homoseksuele gerichtheid.
Onder indirect onderscheid wordt verstaan onderscheid op grond van andere
hoedanigheden dan burgerlijke staat of homoseksuele gerichtheid, dat direct
onderscheid tot gevolg heeft.
4.2. Alvorens de Commissie toekomt aan de beoordeling of er sprake is van
strijd met de AWGB, dient de vraag te worden beantwoord of de Commissie
daartoe in het onderhavige geval bevoegd is. Ter zitting heeft de wederpartij
wederom gesteld dat de Commissie niet bevoegd zou zijn. De Commissie
overweegt hieromtrent het volgende.
4.3. Verzoeker heeft de Commissie gevraagd een oordeel uit te spreken over de
vraag of de wederpartij door haar beleid met betrekking tot de
reisfaciliteiten en bij de beoordeling van de vraag of er sprake is van een
wettelijk erkend huwelijk of een `common law marriage’ in strijd met de AWGB
heeft gehandeld.
De Commissie heeft als wettelijke taak te oordelen of er in strijd met de
AWGB gehandeld wordt en dient zodoende een bijdrage te leveren aan het
handhaven van het in de AWGB neergelegde recht. De Commissie is daarom
bevoegd in alle gevallen waarin de AWGB bedoeld is van toepassing te zijn.
De AWGB is toepasselijk in alle gevallen die binnen de Nederlandse
rechtssfeer vallen, dat wil zeggen in alle gevallen waarin daarvoor voldoende
relevante aanknopingspunten bestaan. Zij merkt daarbij op dat het niet de
taak van de Commissie is vast te stellen welk recht de rechtsverhouding
beheerst. Dat neemt echter niet weg dat de Commissie dient te beoordelen of
zij bevoegd is zich uit te spreken over het voorgelegde verzoek.
4.4. De Commissie beoordeelt allereerst of zij bevoegd is een oordeel uit te
spreken over de vraag of het beleid van de wederpartij terzake van het
toekennen van reisfaciliteiten jegens verzoeker in strijd met de AWGB is.
Op grond van de overgelegde stukken staat buiten twijfel dat de
arbeidsovereenkomst wordt beheerst door Amerikaans recht. Anders dan
verzoeker is de Commissie van oordeel dat het beleid terzake van het
toekennen van reisfaciliteiten onderdeel uitmaakt van de arbeidsovereenkomst
en daardoor eveneens wordt beheerst door het Amerikaanse recht. De Commissie
concludeert op grond daarvan dat zij niet bevoegd is te oordelen over de
vraag of het beleid in strijd is met de AWGB.
De bevoegdheid van de Commissie kan voorts berusten op de vaststelling, dat
de bepalingen van de AWGB in het onderhavige geval beschouwd moeten worden
als voorrangsregels dan wel als regels van bijzonder dwingend recht. Het
enige aanknopingspunt met de Nederlandse rechtssfeer is gelegen in de
omstandigheid dat verzoeker zijn woonplaats in Nederland heeft. De Commissie
acht daarin onvoldoende grond aanwezig om de bepalingen van de AWGB als
dergelijke voorrangsregels te beschouwen. Op deze grond komt de Commissie
derhalve evenmin bevoegdheid toe.
4.5. Ingevolge het beleid van de wederpartij wordt de vraag of er sprake is
van een wettelijk erkend huwelijk of een `common law marriage’ beoordeeld
naar het recht van het land waarvan de werknemer inwoner is. Aangezien
verzoeker in Nederland woont, dient die vraag te worden beantwoord naar
Nederlands recht.
Gezien het feit dat Nederlands recht van toepassing is op de vraag naar de
huwelijkse staat van verzoeker en gezien de omstandigheid dat verzoeker heeft
gesteld dat de AWGB hierbij is geschonden, acht de Commissie op grond van het
onder 4.4. overwogene zich bevoegd hierover een oordeel uit te spreken.
De Commissie beantwoordt die vraag als volgt.
De beoordeling van de vraag of de samenlevingsvorm van verzoeker gelijk
gesteld kan worden met een wettelijk huwelijk dient plaats te vinden aan de
hand van de bepalingen in Boek 1 Burgerlijk Wetboek en de jurisprudentie
dienaangaande. Van een wettelijk huwelijk, zoals door partijen ook niet is
betwist, is geen sprake (Vergelijk ook de Hoge Raad over het verbod van een
huwelijk tussen twee personen van hetzelfde geslacht, HR 19 oktober 1990, NJ
1992, 129).
Van een `common law marriage’ is evenmin sprake. Zoals onder 3.2. is
aangegeven betreft dit een verbintenis die uitsluitend in bepaalde
Amerikaanse staten tot stand kan komen en die betrekking heeft op een relatie
tussen een man en een vrouw.
Op grond van het voorgaande is de Commissie van oordeel dat de
samenlevingsvorm van verzoeker niet onder bovengenoemde begrippen valt. De
Commissie is op grond daarvan van oordeel dat de wederpartij bij die
beoordeling geen onderscheid heeft gemaakt als bedoeld in de AWGB. Dit zou
anders kunnen zijn indien de wederpartij deze vraag voor andere ongehuwd
samenwonende werknemers dan verzoeker, die op dezelfde wijze zijn aangesteld,
op een andere wijze zou toepassen dan in het geval van verzoeker. Dit is
echter gesteld noch gebleken.
4.6. Wellicht ten overvloede merkt de Commissie op dat de wederpartij ten
onrechte heeft gesteld dat direct onderscheid op grond van burgerlijke staat
naar Nederlands recht als toelaatbaar moet worden gekenmerkt. In het
voorkomende geval dat werknemers van de wederpartij zouden zijn aangesteld op
grond van een arbeidsovereenkomst naar Nederlands recht, volgt uit de
bepalingen van de AWGB dat direct onderscheid naar burgerlijke staat met
betrekking tot de reisfaciliteiten als waarvan hier sprake is, in strijd
zouden komen met de AWGB.
5. HET OORDEEL VAN DE COMMISSIE
De Commissie acht zich niet bevoegd een oordeel uit te spreken over de vraag
of (…), Verenigde Staten van Amerika jegens de heer (…) te Alkmaar
onderscheid bij de toepassing van de arbeidsvoorwaarden heeft gemaakt.
De Commissie spreekt voorts als haar oordeel uit dat (…), Verenigde Staten
van Amerika jegens de heer (…) te Alkmaar bij de beoordeling van de vraag
of de samenlevingsvorm van verzoeker gelijk is te stellen met een wettelijk
erkend huwelijk of een `common law marriage’ geen onderscheid op grond van
burgerlijke staat of homoseksuele gerichtheid heeft gemaakt als bedoeld in
artikel 5 lid 1 onderdeel d van de Algemene wet gelijke behandeling en
derhalve niet in strijd met deze wet heeft gehandeld.

Rechters

Mw. mr. Y.E.M.A. Timmerman-Buck (Kamervoorzitter), dhr. mr. M.M. den Boer(lid Kamer), dhr. mr. P.R. Rodrigues (lid Kamer), mw. mr. D. Jongsma(secretaris Kamer).