Instantie: Commissie gelijke behandeling, 15 juli 1996

Instantie

Commissie gelijke behandeling

Samenvatting


Verzoeker heeft bij de wederpartij via Halfords B.V. (hierna: de
tussenpersoon), een aansluiting voor mobiele telefoons aangevraagd. Zijn
aanvraag is afgewezen vanwege het feit dat hij op dat moment niet over een
verblijfsdocument beschikte dat ten minste negen maanden geldig was.
De afwijzing van de aanvraag van verzoeker wordt niet veroorzaakt door de
niet-Nederlandse nationaliteit van verzoeker, maar door de eisen die aan de
verblijfsvergunning worden gesteld. Door deze eisen worden niet alle personen
met een verblijfsvergunning per definitie uitgesloten. Houders van
verblijfsvergunningen met een langere geldigheidsduur dan negen maanden
worden immers wel door de wederpartij geaccepteerd. De Commissie concludeert
op grond hiervan dat de wederpartij jegens verzoeker geen direct onderscheid
naar nationaliteit heeft gemaakt.
De Commissie is van oordeel dat door de handelwijze van de wederpartij
indirect onderscheid op grond van nationaliteit jegens verzoeker wordt
gemaakt.
De Commissie constateert dat het doel van de wederpartij is haar financiële
risico’s te beperken en zodoende haar bedrijfsbelangen te beschermen. De
Commissie is van oordeel dat aan dit doel iedere discriminatie vreemd is. Dit
nagestreefde doel beantwoordt tevens aan een werkelijke behoefte van de
wederpartij.
De Commissie is van oordeel dat een houder van een D-document niet per
definitie een verhoogd financieel risico hoeft te vormen voor het aangaan van
de onderhavige overeenkomst. Dit hangt af van de onderliggende verblijfstitel
en andere relevante omstandigheden. Personen, die tot Nederland worden
toegelaten om klemmende redenen van humanitaire aard, kunnen over een
D-document beschikken.
De Commissie stelt vast dat er in het onderhavige geval geen objectieve
rechtvaardigingsgrond is. Derhalve is er sprake van een verboden indirect
onderscheid op grond van nationaliteit.

Volledige tekst

1. HET VERZOEK
1.1. Op 5 maart 1996 verzocht de heer (…) (hierna: verzoeker), de Commissie
gelijke behandeling haar oordeel uit te spreken over de vraag of (…) te
(…) (hierna: de wederpartij) jegens hem onderscheid heeft gemaakt op grond
van nationaliteit in strijd met de Algemene wet gelijke behandeling (AWGB).
1.2. Verzoeker heeft bij de wederpartij via Halfords B.V. (hierna: de
tussenpersoon), een aansluiting voor mobiele telefoons aangevraagd. Zijn
aanvraag is afgewezen vanwege het feit dat hij op dat moment niet over een
verblijfsdocument beschikte dat ten minste negen maanden geldig was.
Verzoeker is van mening dat de handelwijze van de wederpartij in strijd is
met de AWGB.
2. DE LOOP VAN HET ONDERZOEK
2.1. Verzoeker heeft gevraagd om een versnelde behandeling. De Commissie
heeft dit verzoek afgewezen en het verzoek volgens de gewone procedure in
behandeling genomen en een onderzoek ingesteld. Partijen hebben ieder hun
standpunten nader toegelicht.
2.2. De Commissie heeft partijen opgeroepen hun standpunten nader toe te
lichten tijdens een zitting op 2 juli 1996.
Bij deze zitting waren aanwezig:
van de kant van verzoeker
– de heer (…) (verzoeker)
– mevrouw (…) (echtgenote van verzoeker)
van de kant van de wederpartij
– mevrouw (…)
van de kant van de Commissie
– mevrouw mr. L.Y. Gonçalves-Ho Kang You (Kamervoorzitter)
– de heer drs. B. Nasseri Raveshti (lid Kamer)
– de heer mr. P.R. Rodrigues (lid Kamer)
– mevrouw mr. S.L. Kroes (secretaris Kamer)
2.3. Het oordeel is vastgesteld door Kamer II van de Commissie. In deze Kamer
hebben zitting de leden als vermeld onder 2.2.
3. DE RESULTATEN VAN HET ONDERZOEK
De feiten
3.1. Verzoeker is directeur/eigenaar van een eenmanszaak gevestigd te (…).
Het bedrijf is ingeschreven in het handelsregister van de Kamer van
Koophandel voor Gooiland en richt zich op consultancy, installatie en service
van communicatie-artikelen en ontwerp en installatie van huishoudelijke en
kantoorinterieurs.
3.2. Op 23 februari 1996 heeft verzoeker via de tussenpersoon bij de
wederpartij, een telecommunicatiebedrijf, een aanvraag ingediend voor het
verkrijgen van een mobiele telefoonaansluiting voor zijn bedrijf.
De aanvraag omvat invulling en ondertekening door de klant van een standaard
opdrachtformulier van de wederpartij. Dit formulier vermeldt, voorzover
relevant, legitimatiegegevens van de klant.
3.3. Verzoeker is sinds januari 1994 gehuwd met een vrouw, die de Nederlandse
nationaliteit bezit. Verzoeker heeft de Nigeriaanse nationaliteit en beschikt
over een afhankelijke verblijfstitel, waarvoor een zogenoemd D-document wordt
verstrekt(Een D-document is een verblijfsvergunning waarbij een serienummer
vooraf wordt gegaan door een hoofdletter D. Deze aanduiding staat voor een
vergunning tot verblijf, die een maximale geldigheidsduur kent van een jaar).
De titel die ten grondslag ligt aan de verblijfsvergunning van verzoeker is
het verblijf bij zijn Nederlandse echtgenote.
Het D-document was op het moment van de aanvraag geldig tot 26 april 1996 en
is met ingang van 26 april 1996 verlengd tot 26 april 1997.
3.4. De aanvraag van verzoeker voor de aansluiting van mobiele telefoons is
afgewezen om de volgende redenen:
– de verblijfsvergunning van verzoeker voldeed niet aan de eis van een
minimale geldigheidsduur van negen maanden op het moment van de aanvraag;
– op het door verzoeker overgelegde uittreksel van de Kamer van Koophandel
zijn bepaalde passages doorgehaald. De wederpartij accepteert geen
uittreksels van de Kamer van Koophandel waar doorhalingen op voorkomen.
3.5. Inmiddels is het beleid van de wederpartij ten aanzien van de minimale
geldigheidsduur van verblijfsvergunningen gewijzigd. Het gewijzigde beleid
houdt in dat een geldige verblijfsvergunning met als aanduiding letter A, B, C
of E wordt geaccepteerd. Deze letters staan voor:
A. vergunning tot vestiging;
B. toelating als vluchteling;
C. verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd;
E. verblijfskaart EG-onderdaan.
3.6. De wederpartij hanteert Algemene Voorwaarden. Deze vermelden, voorzover
relevant, het volgende.
`2. Totstandkoming van de overeenkomst:
1. De overeenkomst komt tot stand door schriftelijke aanvaarding door […]
van het door de potentiële eindgebruiker ingevulde en ondertekende
opdrachtformulier. […] kan een kopie van het paspoort van de potentiële
eindgebruiker of een andere vorm van legitimatie vragen.[…]
[…] is gerechtigd een aanvraag tot het aangaan van een overeenkomst af te
wijzen, bijvoorbeeld op grond van informatie die is verkregen over
kredietwaardigheid of betalingsgedrag. […]’
`9. Zekerheidsstelling, opschorting; afsluiting en heraansluiting:
1. Indien redelijkerwijs het vermoeden bestaat dat de eindgebruiker niet aan
zijn betalingsverplichtingen kan voldoen, is (…) gerechtigd te allen tijde
een waarborgsom van de eindgebruiker te verlangen.’

De standpunten van partijen
3.7. Verzoeker stelt het volgende.
De wederpartij heeft in strijd met de AWGB gehandeld door jegens verzoeker op
grond van zijn verblijfsstatus onderscheid te maken.
De aanvraag voor een mobiele telefoonaansluiting is door de wederpartij
afgewezen op grond van het feit dat verzoeker niet beschikte over een
verblijfsvergunning die op het moment van aanvraag nog minimaal negen maanden
geldig was. Verzoeker is van mening dat het niet redelijk is om de duur van
de geldigheid van zijn verblijfsvergunning te gebruiken bij het al dan niet
verlenen van de telefoonaansluiting. Dit klemt temeer omdat de
geldigheidsduur van een verblijfsvergunning een zaak is waar verzoeker zelf
geen invloed op kan uitoefenen.
Het is overigens gebruikelijk dat de verblijfsvergunning jaarlijks zonder
meer wordt verlengd.
3.8. Verzoeker heeft de bejegening door de wederpartij als vernederend
ervaren. Iedere 18-jarige die over een bankrekening beschikt kan een mobiele
telefoonaansluiting krijgen. Het is daarbij niet nodig dat betrokkene werkt.
Een vreemdeling die hier wettig verblijft en een bestaan wil opbouwen wordt
echter afgewezen, omdat hij een te groot risico zou zijn. Verzoeker heeft
vele malen gebeld met de wederpartij om uit te leggen dat het voor het
bestaan van zijn bedrijf van groot belang was de telefoonaansluiting te
krijgen. Hij moest dikwijls lang wachten, telefoongesprekken werden
afgebroken en ook werd een verzoek om een gesprek afgewezen.
3.9. De wederpartij stelt het volgende.
De wederpartij heeft gecalculeerd dat een abonnement voor tenminste een jaar
moet worden aangegaan door een klant teneinde de kostprijs van het toestel
terug te verdienen. Om deze reden heeft de wederpartij ervoor gekozen alleen
houders van een verblijfsvergunning met een geldigheidsduur van tenminste
negen maanden te accepteren. Inmiddels is dit beleid in die zin gewijzigd,
dat een geldige verblijfsvergunning wordt geaccepteerd waarop de aanduiding
A, B, C of E is vermeld.
De wederpartij ziet zich genoodzaakt een dergelijk onderscheid te maken in
verband met mogelijke onverhaalbaarheid van nota’s na verloop van een
verblijfsvergunning, terwijl executie van vorderingen buiten Europa schier
onmogelijk is.
3.10. De aanvraag van verzoeker is afgewezen omdat zijn verblijfsvergunning
nog maar twee maanden geldig was.
Voorts vindt bij iedere aanvraag van een bedrijfsaansluiting een onderzoek
naar de kredietwaardigheid van de aanvrager plaats. In dit verband heeft de
wederpartij een kredietadvies gevraagd. Dit advies luidt dat een
kredietrelatie met verzoeker zonder garantie niet verantwoord werd geacht.
Ten slotte heeft verzoeker niet voldaan aan het criterium dat een geldig
uittreksel van de Kamer van Koophandel moet worden overgelegd.
De beperkte duur van de verblijfsvergunning van verzoeker was echter het
doorslaggevende criterium voor de afwijzing. Derhalve lag het niet in de rede
om aan verzoeker een garantiestelling te vragen.
Verzoeker heeft overigens alsnog een correct uittreksel van de Kamer van
Koophandel verstrekt.
3.11. Voor wat betreft de beoordeling van de het D-document heeft de
wederpartij begrepen dat er verschillende verblijfstitels aan een D-document
ten grondslag kunnen liggen. Derhalve heeft zij inmiddels aan een specialist
op het gebied van het vreemdelingenrecht gevraagd haar te adviseren over de
wijze waarop zij met een D-document moet omgaan. Het is niet mogelijk om van
iedere aanvrager de privé-omstandigheden te onderzoeken.
3.12. De wederpartij stelt dat het mogelijk is dat de telefoongesprekken van
verzoeker niet correct zijn beantwoord. Door de snelle expansie van het
bedrijf verloopt niet alles naar behoren. Dit is geen excuus maar wel een
verklaring. De wederpartij biedt daarvoor aan verzoeker verontschuldigingen
aan.
Tenslotte is de wederpartij van mening geen onderscheid naar nationaliteit
jegens verzoeker te hebben gemaakt.
4. DE OVERWEGINGEN VAN DE COMMISSIE
4.1. In geding is de vraag of de wederpartij jegens verzoeker onderscheid
heeft gemaakt op grond van nationaliteit, zoals bedoeld in de AWGB door de
aanvraag van verzoeker voor een aansluiting voor mobiele telefoons af te
wijzen op grond van het feit dat verzoeker beschikt over een
verblijfsvergunning die minder dan negen maanden geldig is.
4.2. Artikel 7 lid 1 sub a AWGB verbiedt in samenhang met artikel 1 AWGB het
maken van onderscheid op grond van nationaliteit bij het aanbieden van
goederen en diensten en bij het sluiten, uitvoeren of beëindigen van
overeenkomsten terzake, indien dit geschiedt in de uitoefening van een beroep
of bedrijf.
Artikel 1 AWGB bepaalt dat onder onderscheid tussen personen onder andere
wordt verstaan onderscheid op grond van nationaliteit. Onder onderscheid
wordt verstaan zowel direct als indirect onderscheid. Onder indirect
onderscheid wordt verstaan onderscheid op grond van andere hoedanigheden dan
nationaliteit, dat direct onderscheid op grond van nationaliteit tot gevolg
heeft.
Het begrip nationaliteit in de AWGB dient te worden begrepen als
nationaliteit in staatkundige zin, onafhankelijk van de feitelijke woon- of
verblijfplaats (Eerste Kamer der Staten Generaal, kamerstukken 22.014,
Handelingen, p. 1086, 22 februari 1994).
In de AWGB is een aantal uitzonderingen geformuleerd op het in de wet
neergelegde verbod van onderscheid. Voor deze zaak is de volgende
uitzondering relevant.
In artikel 2 lid 1 AWGB is bepaald dat het in de AWGB neergelegde verbod van
onderscheid niet geldt ten aanzien van indirect onderscheid dat objectief
gerechtvaardigd is.
4.3. De wederpartij is een telecommunicatiebedrijf en derhalve is sprake van
de uitoefening van een bedrijf, zoals bedoeld in artikel 7 lid 1 sub a AWGB.
Tevens biedt de wederpartij bij de uitoefening van haar bedrijf diensten aan.
In het onderhavige geval is gehandeld in het kader van het sluiten van een
overeenkomst met verzoeker, omdat onder het sluiten van overeenkomsten mede
wordt verstaan het weigeren om een overeenkomst aan te gaan (Tweede Kamer,
1991-1992, 22014, nr. 5, p. 7-8). Het bestreden handelen valt derhalve onder
het bereik van artikel 7 lid 1 sub a AWGB.
4.4. Ter beantwoording van de in het geding zijnde vraag zal eerst worden
onderzocht of de wederpartij door de aanvraag voor een aansluiting voor
mobiele telefoons af te wijzen jegens verzoeker direct onderscheid naar
nationaliteit heeft gemaakt.
De Commissie overweegt hieromtrent het volgende.
Bij de beoordeling van de aanvraag voor de aansluiting van mobiele telefoons
hanteert de wederpartij een standaardformulier. In dit formulier wordt mede
gevraagd naar het soort legitimatiebewijs van de aanvrager. In geval de
aanvraag door een persoon van niet-Nederlandse nationaliteit wordt gedaan, is
voor de beoordeling daarvan de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning
doorslaggevend. Op het moment van de aanvraag was het beleid van de
wederpartij dat de verblijfsvergunning van de aanvrager nog tenminste negen
maanden geldig moest zijn.
Uit het vorenstaande volgt dat de afwijzing van de aanvraag van verzoeker
niet wordt veroorzaakt door de niet-Nederlandse nationaliteit van verzoeker,
maar door de eisen die aan de verblijfsvergunning worden gesteld. Door deze
eisen worden niet alle personen met een verblijfsvergunning per definitie
uitgesloten. Houders van verblijfsvergunningen met een langere
geldigheidsduur dan negen maanden worden immers wel door de wederpartij
geaccepteerd. De Commissie concludeert op grond hiervan dat de wederpartij
jegens verzoeker geen direct onderscheid naar nationaliteit heeft gemaakt.
4.5. Vervolgens is de vraag aan de orde of de wederpartij door het hanteren
van genoemde acceptatievoorwaarde jegens verzoeker indirect onderscheid naar
nationaliteit heeft gemaakt.
Er is sprake van indirect onderscheid indien door deze acceptatievoorwaarde
in overwegende mate personen van niet-Nederlandse nationaliteit nadelig
worden getroffen.
Het staat vast dat de wederpartij de aanvraag van verzoeker heeft geweigerd
omdat deze niet over een verblijfsvergunning beschikte, die op het moment van
de aanvraag nog minstens negen maanden geldig was. Houders van een
verblijfsvergunning zijn per definitie vreemdelingen. Door het hanteren van
genoemde acceptatievoorwaarde worden dus alleen niet-Nederlanders getroffen.
De Commissie is van oordeel dat door deze handelwijze door de wederpartij
indirect onderscheid op grond van nationaliteit jegens verzoeker wordt
gemaakt.
4.6. Het verbod van indirect onderscheid geldt volgens artikel 2 lid 1 AWGB
niet ten aanzien van indirect onderscheid dat objectief gerechtvaardigd is.
Onder een objectieve rechtvaardigingsgrond verstaat de Commissie dat:
– aan het nagestreefde doel iedere discriminatie vreemd is;
– de middelen, die gekozen worden om het nagestreefde doel te bereiken,
dienen te beantwoorden aan een werkelijke behoefte van de onderneming;
– deze middelen geschikt zijn om dat doel te bereiken en daarvoor ook
noodzakelijk zijn (Tweede Kamer, 1990-1991, 22014, nr. 3, p. 14. en Hof van
Justitie van de Europese Gemeenschappen, Bilka-Kaufhaus versus Weber von
Hartz, 13 mei 1986, zaak 170/84 en Rinner-Kühn versus FWW Spezial
Gebaudereinigung GmbH & Co.KG, 13 juli 1989, zaak 171/88).
Het ligt op de weg van de wederpartij om een objectieve rechtvaardigingsgrond
aan te voeren.
4.7. De Commissie constateert dat het doel van de wederpartij is haar
financiële risico’s te beperken en zodoende haar bedrijfsbelangen te
beschermen. De Commissie is van oordeel dat aan dit doel iedere discriminatie
vreemd is. Dit nagestreefde doel beantwoordt tevens aan een werkelijke
behoefte van de wederpartij.
De wederpartij wil dit doel bereiken door middel van een acceptatievoorwaarde
die inhoudt dat met houders van een verblijfsvergunning, waaronder verzoeker,
slechts een overeenkomst wordt aangegaan indien de verblijfsvergunning nog
minstens negen maanden geldig is. De vraag die voorligt is of dit middel
geschikt en noodzakelijk is om het beoogde doel te bereiken.
Het staat vast dat de wederpartij verzoeker met name op grond van de beperkte
duur van zijn verblijfsvergunning heeft afgewezen. Voorts staat vast dat de
wederpartij geen nader onderzoek heeft gedaan naar de onderliggende
verblijfstitel of andere relevante omstandigheden van verzoeker. Eveneens
staat vast dat verzoeker houder is van een zogenoemd D- document.
De Commissie is van oordeel dat een houder van een D-document niet per
definitie een verhoogd financieel risico hoeft te vormen voor het aangaan van
de onderhavige overeenkomst. Dit hangt af van de onderliggende verblijfstitel
en andere relevante omstandigheden.
Personen, die tot Nederland worden toegelaten om klemmende redenen van
humanitaire aard, kunnen over een D-document beschikken.
De Commissie heeft reeds eerder in een oordeel overwogen dat deze
verblijfstitel weliswaar kan worden ingetrokken, doch dat deze situatie zich
in de praktijk zelden of nooit voordoet (Zie Commissie gelijke behandeling
oordeelnummer 96-12).
Ook aan personen met een afhankelijke verblijfstitel, zoals verzoeker, wordt
een D-document verstrekt. Het staat evenmin bij voorbaat vast dat personen
met een afhankelijke verblijfstitel een verhoogd risico vormen. De
verblijfstitel van verzoeker is gebaseerd op zijn verblijf bij zijn
Nederlandse echtgenote. Behoudens bij ontbinding van het huwelijk wordt een
dergelijke verblijfsvergunning jaarlijks verlengd, zoals ook bij verzoeker
het geval is geweest.
De wederpartij behoort bij de beoordeling van het risico de benodigde
zorgvuldigheid te betrachten om te voorkomen dat een verboden onderscheid
naar nationaliteit wordt gemaakt.
De Commissie is van oordeel dat het afwijzen van potentiële klanten, zoals
verzoeker, enkel en alleen op grond van de verblijfsduur ingevolge het
D-document, zonder daarbij nader te informeren naar de daaraan ten grondslag
liggende verblijfstitel of andere relevante omstandigheden, een te grofmazig
middel is ten opzichte van het beoogde doel (Zie Commissie gelijke
behandeling oordeelnummer 95-69). De wederpartij sluit door dit beleid ook
potentiële klanten uit die geen verhoogd risico vormen.
Het gehanteerde middel heeft zodoende verder strekkende gevolgen dan
noodzakelijk en is niet geschikt om het gewenste doel te bereiken.
De Commissie stelt op grond hiervan vast dat er in het onderhavige geval geen
objectieve rechtvaardigingsgrond is. Derhalve is er sprake van een verboden
indirect onderscheid op grond van nationaliteit.
4.8. Ten overvloede merkt de Commissie voor wat betreft de herziene
acceptatievoorwaarden van de wederpartij het volgende op.
In het thans gevoerde beleid worden verblijfsdocumenten met als aanduiding de
letter A, B, C, of E wel geaccepteerd. Dit beleid houdt in dat houders van
D-documenten worden afgewezen. Op bovenstaande gronden is deze handelwijze
derhalve eveneens in strijd met de gelijke behandelingswetgeving.
In dit verband is het verheugend dat de wederpartij zelf reeds initiatieven
heeft genomen om over de beoordeling van D-documenten terzake deskundig
advies in te winnen.
5. HET OORDEEL VAN DE COMMISSIE
De Commissie spreekt als haar oordeel uit dat (…) gevestigd te (…) jegens
de heer (…) te (…) bij het aangaan van een overeenkomst indirect
onderscheid op grond van nationaliteit heeft gemaakt als bedoeld in artikel 7
lid 1 sub a van de Algemene wet gelijke behandeling, door de aanvraag van
verzoeker af te wijzen.

Rechters

Mevrouw mr. L.Y. Gonçalves-Ho Kang You (Kamervoorzitter), de heer drs. B.Nasseri Raveshti (lid Kamer), de heer mr. P.R. Rodrigues (lid Kamer), mevrouwmr. S.L. Kroes (secretaris Kamer)