Instantie: Kantonrechter Amsterdam, 3 juli 1996

Instantie

Kantonrechter Amsterdam

Samenvatting


Y is sedert 1992 bij X en haar rechtsvoorganger in dienst als keuringsarts.
Over hem is een klacht binnengekomen van M, die vanwege psychische klachten
gedeeltelijk arbeidsongeschikt was. M klaagde ook over een probleem met haar
knie, op grond waarvan Y haar heeft verzocht haar bovenbroek uit te trekken.
Y heeft bij die gelegenheid zijn hand op haar billen gelegd. Daarop heeft Y
een bezoek afgelegd ten huize van M, waarbij hij naar haar zeggen opnieuw
haar sexy onderbroek ter sprake heeft gebracht. Y erkent deze feiten, maar
voert aan dat het een eenmalig moment van zwakte was; het huisbezoek bij M
zou er uitsluitend voor bedoeld zijn haar zijn excuses aan te bieden. Y
betreurt de gang van zaken diep.
De kantonrechter stelt voorop dat aan Y in de vervulling van zijn functie van
keuringsarts hoge eisen van integriteit en zelfbeheersing mogen worden
gesteld. De te onderzoeken personen hebben geen vrijheid in de keuze van de
arts en zijn van zijn oordeel afhankelijk. Iedere vorm van niet strikt
medisch noodzakelijk contact dient uitgesloten te zijn, hetgeen zeker geldt
voor benaderingen op intiem vlak. De stichting verwijt Y terecht de grens van
het toelaatbare te hebben overschreden.
De stichting verwijt Y ook dat hij de adresgegevens van klaagster heeft
gebruikt om een bezoek af te leggen aan haar huisadres. In het midden kan
blijven of Y de intentie had zijn excuses aan te bieden, zoals door klaagster
wordt betwist. Voor zijn bezoek had Y geen enkele medische reden. Veeleer had
hij zich dienen te realiseren dat iedere benadering van klaagster na het
eerdere voorval voor haar belastend zou zijn, zeker nu het bezoek
onaangekondigd en buiten werktijd geschiedde.
De verweten gedragingen leveren echter geen dringende reden op, gelet op de
overige omstandigheden van het geval. Onbetwist is dat Y een onbesmet
arbeidsverleden heeft. Het betrof een incidentele misdraging, waarvan Y de
onjuistheid onder ogen heeft gezien. Bij ontbinding zou Y waarschijnlijk geen
wachtgeld of een andere uitkering ontvangen. Gezien zijn leeftijd is
aannemelijk dat Y geen ander werk zal kunnen vinden. Hij zal op grond daarvan
niet meer kunnen voldoen aan de financiële verplichtingen die hij tegenover
zijn gezin heeft. Een sanctie als ontbinding is daarom een disproportionele
maatregel. Ook is er geen reden voor ontbinding op grond van een
vertrouwensbreuk (subsidiaire vordering). Het incidentele karakter van de
misstap bij een overigens goed functioneren kan onvoldoende grond opleveren
voor het wegvallen van het vertrouwen in Y.

Volledige tekst

Verloop van de procedure

Het verzoekschrift strekt tot ontbinding van de hierna te noemen
arbeidsovereenkomst wegens gewichtige redenen, als bedoeld in art. 7A:1639w
van het Burgerlijk Wetboek.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Ter terechtzitting van 21 juni 1996 heeft de mondelinge behandeling
plaatsgevonden. Gehoord zijn partijen en hun gemachtigden. De gemachtigde van
verzoekster heeft pleitnotities overgelegd.

Gronden van de beslissing

1. Verweerder, die thans 55 jaar oud is, is op 1 januari 1996 in dienst van
verzoekster getreden. Zijn functie is adviserend geneeskundige. De functie
heeft hij voordien sedert 1 april 1992 vervuld in dienst van de
rechtsvoorganger van verzoekster, X. Het salaris bedraagt ƒ 9.600,00 bruto
per maand.

2. Als gewichtige reden tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst voert
verzoekster aan primair een dringende reden en subsidiair een verandering in
de omstandigheden van dien aard, dat de dienstbetrekking billijkheidshalve zo
spoedig mogelijk behoort te eindigen.
Verzoekster stelt daartoe dat verweerder onder meer tot taak had om
arbeidsongeschiktheidskeuringen te verrichten. In dat kader heeft hij op 22
februari 1996 een keuring uitgevoerd van mevrouw S, die wegens psychische
klachten gedeeltelijk arbeidsongeschikt was. Naar aanleiding van haar klacht
over incidentele pijn in een knie, heeft verweerder die onderzocht, waarbij
hij mevrouw S verzocht haar bovenbroek uit te trekken. Zij was niet bedacht
op een zodanig onderzoek en droeg een sexy, weinig bedekkende onderbroek.
Verweerder heeft in die situatie zijn hand op haar billen gelegd. Mevrouw S
vond die ervaring onaangenaam. Zij heeft op dat moment niet gereageerd.

3. Op de daaropvolgende zondag heeft verweerder mevrouw S op haar huisadres
bezocht. Volgens mevrouw S heeft hij toen opnieuw ter sprake gebracht door
haar ondergoed geprikkeld te zijn geraakt. Na een kort gesprek heeft hij haar
woning verlaten. Mevrouw S heeft haar ervaringen enige tijd overdacht, met
een meerdere van haar werk besproken en vervolgens bij verzoekster een klacht
tegen verweerder ingediend.

4. Verzoekster verwijt verweerder jegens mevrouw S ongewenste, medisch niet
noodzakelijke intimiteiten te hebben gepleegd. Voorts heeft verweerder door
het huisbezoek gebruik gemaakt van privacy-gevoelige gegevens uit het aan
verzoekster ter beschikking staande dossier. Hij heeft aldus misbruik gemaakt
van zijn positie, waarin mevrouw S afhankelijk van hem was. De integriteit
van verzoekster is zowel intern als extern geschonden.

Verzoekster stelt dat de voormelde gedragingen een dringende reden als
bedoeld in art. 7A:1639o BW opleveren en de ontbinding van de
arbeidsovereenkomst rechtvaardigen. Subsidiair stelt zij het vertrouwen in
verweerders correcte functioneren te hebben verloren. Zij heeft verweerder na
gesprekken op 7 en 9 mei 1996 op non-actief gesteld. Verweerder is thans
tevens arbeidsongeschikt.

5. Verweerder erkent tijdens de voormelde keuring in een moment van zwakte
zijn hand op de billen van mevrouw S te hebben gelegd. Hij raakte in
verwarring door haar ondergoed. In het besef onjuist te hebben gehandeld
heeft hij mevrouw S de zondag nadien thuis opgezocht teneinde zijn
verontschuldigingen aan te bieden, hetgeen hem de meest correcte weg
toescheen.

6. Verweerder betreurt de intimiteit jegens mevrouw S tijdens de keuring
diep. In zijn eerdere lange loopbaan heeft hij zich nimmer aan misdragingen
schuldig gemaakt. Een ontbinding zou indringende gevolgen hebben voor zijn
inkomenspositie. Zijn kansen om elders werk te vinden zijn minimaal.
Verweerder meent dat verzoekster andere, meer proportionele sancties had
dienen te treffen.

7. Geoordeeld wordt als volgt:
Voorop dient te worden gesteld dat aan verweerder in de vervulling van zijn
functie van keuringsarts hoge eisen van integriteit en zelfbeheersing mogen
worden gesteld. De te onderzoeken personen hebben geen vrijheid in de keuze
van de arts en zijn van zijn oordeel afhankelijk. Iedere vorm van niet strikt
medisch noodzakelijk contact dient uitgesloten te zijn, hetgeen zeker geldt
voor benaderingen op intiem vlak.
Verzoekster verwijt verweerder terecht de grens van het toelaatbare te hebben
overschreden.

8. Verzoekster verwijt verweerder voorts met recht de adresgegevens van
mevrouw S te hebben gebruikt om een bezoek af te leggen op haar huisadres. In
het midden kan blijven of verweerder de intentie had om zijn
verontschuldigingen aan te bieden, zoals door mevrouw S wordt betwist. Voor
zijn bezoek had verweerder geen enkele medische reden. Veeleer had hij zich
dienen te realiseren dat iedere benadering van mevrouw S na het eerdere
voorval voor haar belastend zou zijn – zeker nu het bezoek onaangekondigd en
buiten werktijden geschiedde.

9. De verweten gedragingen leveren echter in casu geen dringende reden voor
de ontbinding van de arbeidsovereenkomst op, gelet op de overige
omstandigheden van het geval. Onbetwist is dat verweerder een onbesmet
arbeidsverleden heeft. Uit de behandeling ter zitting is voldoende
aannemelijk geworden dat het hier een incidentele misdraging betrof, waarvan
verweerder de onjuistheid onder ogen heeft gezien.

9. Voorts is voldoende komen vast te staan dat verweerder ingeval van
ontbinding van de overeenkomst geen recht op enige werkloosheidsuitkering kan
doen gelden. Verzoekster is eigen risico drager en heeft een eigen normering
voor de toekenning van wachtgelden en uitkeringen. Volgens haar stelling zal
met hoge waarschijnlijkheid aan verweerder een uitkering worden geweigerd,
gelet op de verweten gedragingen.
Aannemelijk is dat verweerder na een ontbinding op zijn leeftijd geen ander
werk zal kunnen vinden. Tegenover zijn gezin draagt hij aanzienlijke
financiële verplichtingen, waaraan hij niet meer zal kunnen voldoen.

10. Verzoekster had gronden om sancties jegens verweerder te treffen. In hun
context leveren de gedragingen echter geen dringende reden op. De ontbinding
is een disproportionele maatregel.

11. De subsidiaire grond voor de ontbinding wordt evenmin gevolgd. Het
incidentele karakter van de misstap bij een overigens goed functioneren kan
onvoldoende grond opleveren voor het wegvallen van het vertrouwen in
verweerder.

12. Op grond van het bovenstaande wordt het verzoek afgewezen.
De kosten van het geding zullen worden gecompenseerd.

Beslissing

Het verzoek wordt afgewezen.

Ieder van de partijen draagt de eigen gedingkosten.

Rechters

Mr F. van der Hoek