Instantie: Commissie gelijke behandeling, 27 juni 1996

Instantie

Commissie gelijke behandeling

Samenvatting


Verzoekster schreef zich in bij het arbeidsbureau te Emmen om mee te kunnen
doen aan de sollicitatieprocedure voor de functie van commercieel medewerker
bij een bedrijf in Coevorden. De sollicitatie werd in behandeling genomen
door het arbeidsbureau te Coevorden. Verzoekster stelt dat de wederpartij aan
verzoekster heeft meegedeeld dat de werkgever de voorkeur gaf aan iemand van
het mannelijk geslacht.
Verzoekster is van mening dat zij in de sollicitatieprocedure geen eerlijke
kans heeft gehad en dat er sprake is van onderscheid op grond van geslacht.
De vraag die voorligt is of het feit dat verzoekster vrouw is een rol heeft
gespeeld bij de werving door de wederpartij voor de functie van commercieel
medewerker. De wederpartij geeft aan dat er sprake is van een aantal eisen
van de werkgever waaraan niet kon worden voldaan, waardoor de vacature
uiteindelijk uit het bestand moest worden gehaald. Een van de genoemde eisen
is `geslacht’. De wederpartij zegt dit zo opgevat te hebben, dat niet alle
vrouwen zouden zijn uitgesloten, maar alleen bepaalde soorten vrouwen, door
de wederpartij getypeerd als `dames’.
Zoals de Commissie reeds eerder heeft vastgesteld, is naast de werkgever een
door de werkgever ingeschakelde derde verantwoordelijk voor de naleving van
de WGB voor dat deel van de procedure waar deze bij betrokken is.
Derhalve heeft de wederpartij een eigen verantwoordelijkheid en is zij
gehouden de WGB na te leven.
De wederpartij heeft zich op geen enkele wijze gedistantieerd van het door
haar aangegeven beleid van de werkgever dat alleen kandidaten van het
mannelijk geslacht, althans geen `dames’ voor de functie in aanmerking zouden
komen. Bovendien heeft wederpartij verzoekster niet doorgestuurd naar de
werkgever. Aangezien het `dame-zijn’ onlosmakelijk verbonden is met het
geslacht, wordt hiermee onderscheid gemaakt naar geslacht. Dit leidt tot de
conclusie dat het geslacht van verzoekster -mede- een rol heeft gespeeld bij
de handelwijze van de wederpartij.
Daarmee staat vast dat de wederpartij bij de werving voor de functie van
commercieel medewerker/PR-functionaris direct onderscheid heeft gemaakt als
bedoeld in artikel 3 lid 1 van de WGB.

Volledige tekst

1. HET VERZOEK
1.1. Op 6 oktober 1995 verzocht mevrouw (…) te Den Haag (hierna:
verzoekster) de Commissie gelijke behandeling (hierna: de Commissie) haar
oordeel uit te spreken over de vraag of door het Regionaal Bestuur voor de
Arbeidsvoorziening regio Drenthe te Assen (hierna: de wederpartij)
onderscheid is gemaakt bij de behandeling bij de vervulling van een
openstaande betrekking in strijd met de wetgeving gelijke behandeling.
1.2. Verzoekster schreef zich in bij het arbeidsbureau te Emmen om mee te
kunnen doen aan de sollicitatieprocedure voor de functie van commercieel
medewerker bij een bedrijf in Coevorden. De sollicitatie werd in behandeling
genomen door het arbeidsbureau te Coevorden. Verzoekster stelt dat de
wederpartij aan verzoekster heeft meegedeeld dat de werkgever de voorkeur gaf
aan iemand van het mannelijk geslacht.
Verzoekster is van mening dat zij in de sollicitatieprocedure geen eerlijke
kans heeft gehad en dat er sprake is van onderscheid op grond van geslacht.
2. DE LOOP VAN HET ONDERZOEK
2.1. De Commissie heeft het verzoek in behandeling genomen en een onderzoek
ingesteld. Partijen hebben ieder de gelegenheid gehad hun standpunten
schriftelijk toe te lichten.
2.2. Verzoekster heeft naast bovengenoemde wederpartij, ook de werkgever
waarvoor de wederpartij bemiddelde als wederpartij aangewezen. Beide zaken
zijn gevoegd behandeld. Het oordeel in genoemde zaak is door de Commissie
vastgesteld op 27 juni 1996 en is bekend onder oordeelnummer: 96-47.
2.3. De Commissie heeft partijen opgeroepen hun standpunten nader toe te
lichten tijdens een zitting op 4 juni 1996.
Bij deze zitting waren aanwezig:
van de kant van verzoekster
– mw. (…)
– dhr. (…) (toehoorder)
van de kant van de wederpartij
– dhr. mr. (…) (functionaris ontslagzaken)
van de kant van de wederpartij in de gevoegde zaak
– dhr. (…) (hoofd administratie)
– dhr. (…) (toehoorder)
van de kant van de Commissie
– mw. prof. mr. J.E. Goldschmidt (Kamervoorzitter)
– mw. mr. J.R. Dierx (lid Kamer)
– mw. mr. Y. Telenga (lid Kamer)
– mw. I.M. Hidding (secretaris Kamer).
2.4. Het oordeel is vastgesteld door Kamer I van de Commissie. In deze Kamer
hebben zitting de leden als vermeld onder 2.3.
3. DE RESULTATEN VAN HET ONDERZOEK
De feiten
3.1. Bij de wederpartij werd een vacature aangemeld voor een commercieel
medewerker/PR-functionaris die tevens in staat zou zijn de calculatie te
verzorgen inzake gas-, water- en riooltransport bij het TGV-projekt in
Frankrijk. Kandidaten dienden de Franse taal vloeiend te kunnen schrijven en
spreken. Verzoekster schreef zich bij het arbeidsbureau te Emmen in voor deze
functie.
3.2. De sollicitatie werd in behandeling genomen door het arbeidsbureau te
Coevorden. Zowel het arbeidsbureau te Emmen als het arbeidsbureau te
Coevorden ressorteren onder de wederpartij.
3.3. Het arbeidsbureau te Coevorden heeft verzoekster voorgedragen voor de
functie. De wederpartij heeft verzoekster vervolgens meegedeeld dat hij de
indruk had dat de betreffende werkgever een voorkeur had voor een mannelijke
kandidaat. De vacature is uiteindelijk uit het vacaturebestand van de
wederpartij verwijderd, omdat de wederpartij geen kandidaten kon vinden die
in de ogen van de werkgever geschikt waren voor de functie.
De standpunten van partijen
3.4. Verzoekster stelt het volgende.
Verzoekster voldoet aan alle functie-eisen die in de vacaturemelding werden
gesteld. Toch heeft verzoekster geen uitnodiging gehad voor een
sollicitatiegesprek of op een andere manier de indruk gekregen dat zij een
eerlijke kans kreeg in de sollicitatieprocedure.
3.5. Verzoekster heeft ook via een uitzendbureau haar belangstelling getoond
voor een gelijke functie. Door dit uitzendbureau werd verzoekster meegedeeld
dat het betreffende bedrijf absoluut geen vrouw zou accepteren. Verzoekster
weet niet zeker of het om hetzelfde bedrijf gaat, maar vermoedt dat dat wel
zo is.
3.6. Toen verzoekster bij de wederpartij informeerde naar de stand van zaken,
werd haar door de wederpartij meegedeeld dat de voorkeur uitging naar een man
en dat de procedure nog steeds liep. Er was tot dan toe een officiële
afwijzing geweest door het bedrijf. Een man van 34 jaar was door de
wederpartij voor een gesprek naar het bedrijf gestuurd en hij werd afgewezen
omdat hij te oud was.
3.7. Enkele dagen later nam verzoekster opnieuw contact op met de
wederpartij. Daarbij werd verzoekster bevestigd dat zij prima aan de
functie-eisen voldeed. Verzoekster werd echter niet in contact gebracht met
het bedrijf omdat het bedrijf gezegd had dat zij absoluut geen vrouw wilden
hebben. De wederpartij meende te weten dat elke vrouw die voor een gesprek
naar het bedrijf zou worden gestuurd, zou worden afgewezen.
3.8. Uiteindelijk verzocht verzoekster de wederpartij haar de naam van het
betreffende bedrijf te noemen, zodat zij zelf contact op zou kunnen nemen met
het bedrijf. Dit werd door de wederpartij echter geweigerd in verband met de
privacy van het bedrijf.
3.9. Verzoekster is van mening dat zij in de sollicitatieprocedure geen
eerlijke kans heeft gekregen. Naar haar mening is er duidelijk sprake van
discriminatie wegens geslacht. Het bedrijf geeft volgens de wederpartij
duidelijk aan dat een vrouw niet gewenst is in het bedrijf, maar uit niets
blijkt dat een vrouw de functie niet zou kunnen vervullen. De wederpartij
stuurt alleen een man voor een gesprek naar het bedrijf en geeft vrouwen geen
kans om in contact te komen met het bedrijf.
3.10. De wederpartij stelt het volgende.
De vacature is uit het vacaturebestand verwijderd, omdat het arbeidsbureau
geen kandidaten kan vinden die in de ogen van de werkgever geschikt zijn voor
de functie. Voor zover de wederpartij bekend is er niemand aangenomen.
3.11. In de periode van 8 september 1995 t/m 13 november 1995 hebben meerdere
gesprekken plaatsgevonden met de werkgever naar aanleiding van eventuele
kandidaten. Er zijn vier kandidaten voorgedragen (twee mannen en twee
vrouwen). De werkgever leek het zogenaamde `schaap met 5 poten’ te zoeken,
iemand van ongeveer 20 jaar van het mannelijk geslacht. Daarmee werd niet
zozeer bedoeld dat geen vrouwen in aanmerking konden komen, maar dat
eventuele kandidaten bestand moesten zijn tegen de omstandigheden. De
werkgever gaf daarbij aan dat de functie vervuld moest worden in een ruwe
wereld, waar hij geen `dame’ heen wilde sturen. De wederpartij noemt hoge
hakken als voorbeeld van iets dat niet zou kunnen.
3.12. Tussen de arbeidsbureaus Emmen en Coevorden heeft overleg
plaatsgevonden over verzoekster. Verzoekster is daarna anoniem voorgedragen
aan de werkgever waarna deze heeft besloten haar op grond van haar technische
achtergrond, werkervaring en het niet bezitten van een rijbewijs als niet
acceptabel te beschouwen.
3.13. De wederpartij heeft vervolgens enkele malen getracht de werkgever te
benaderen over de stand van zaken. De betreffende arbeidsbureaus konden geen
kandidaten aangeven binnen het door de werkgever opgegeven wensenpakket.
Ondanks herhaalde verzoeken nam de werkgever verder geen contact meer op met
het arbeidsbureau. De wederpartij heeft vervolgens de vacature laten
vervallen.
3.14. De werkgever stelde een aantal eisen waaraan door de betreffende
arbeidsbureaus niet op voor de werkgever voldoende wijze aan kon worden
voldaan. Op grond daarvan heeft de wederpartij de vacature laten vervallen.
De wensen van de werkgever ten aanzien van leeftijd, opleiding, werkervaring
en geslacht waren volgens de wederpartij wel hanteerbaar. De wederpartij
heeft wel geprobeerd de wensen van de werkgever minder strikt te maken, maar
dat bleek in dit geval niet mogelijk. De argumentatie van de werkgever leek
niet geheel onredelijk. Om die reden en om de onder paragraaf 3.11. genoemde
aarzeling om een `dame’ voor te dragen voor de betreffende functie, heeft de
wederpartij verzoekster ook verder niet doorgestuurd naar de werkgever.
4. DE OVERWEGINGEN VAN DE COMMISSIE
4.1. In geding is de vraag of de wederpartij bij de bemiddeling voor de
betreffende functie in strijd heeft gehandeld met de wetgeving gelijke
behandeling.
4.2. In dit verband is het volgende wetsartikel van belang.
Artikel 3 lid 1 van de Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen bij de
arbeid (hierna: WGB) bepaalt dat het niet is toegelaten om bij de behandeling
bij de vervulling van een openstaande betrekking onderscheid te maken tussen
mannen en vrouwen.
4.3. De vraag die voorligt is of het feit dat verzoekster vrouw is een rol
heeft gespeeld bij de werving door de wederpartij voor de functie van
commercieel medewerker. De wederpartij geeft aan dat er sprake is van een
aantal eisen van de werkgever waaraan niet kon worden voldaan, waardoor de
vacature uiteindelijk uit het bestand moest worden gehaald. Een van de
genoemde eisen is `geslacht’. De wederpartij zegt dit zo opgevat te hebben,
dat niet alle vrouwen zouden zijn uitgesloten, maar alleen bepaalde soorten
vrouwen, door de wederpartij getypeerd als `dames’.
4.4. Blijkens de Memorie van Toelichting bij art. 3 WGB richt dit artikel
zich zowel tot de werkgever als tot een derde die door deze werkgever wordt
betrokken bij de werving- en selectie- procedure (Tweede Kamer, vergaderjaar
1986-1987, 19.908, nr.3, blz. 18. Zie ook Commissie gelijke behandeling van
mannen en vrouwen bij de arbeid, 17 juni 1991, oordeelnummers: 91-35 en
91-36).
Zoals de Commissie reeds eerder heeft vastgesteld, is naast de werkgever een
door de werkgever ingeschakelde derde verantwoordelijk voor de naleving van
de WGB voor dat deel van de procedure waar deze bij betrokken is (Commissie
gelijke behandeling, 3 oktober 1995, oordeelnummer: 95-37; Commissie gelijke
behandeling, 27 november 1995, oordeelnummer: 95-53).
Derhalve heeft de wederpartij een eigen verantwoordelijkheid en is zij
gehouden de WGB na te leven.
De wederpartij heeft zich op geen enkele wijze gedistantieerd van het door
haar aangegeven beleid van de werkgever dat alleen kandidaten van het
mannelijk geslacht, althans geen `dames’ voor de functie in aanmerking zouden
komen. Bovendien heeft wederpartij verzoekster niet doorgestuurd naar de
werkgever. Aangezien het `dame-zijn’ onlosmakelijk verbonden is met het
geslacht, wordt hiermee onderscheid gemaakt naar geslacht. Dit leidt tot de
conclusie dat het geslacht van verzoekster -mede- een rol heeft gespeeld bij
de handelwijze van de wederpartij.
Daarmee staat vast dat de wederpartij bij de werving voor de functie van
commercieel medewerker/PR-functionaris direct onderscheid heeft gemaakt als
bedoeld in artikel 3 lid 1 van de WGB.
5. HET OORDEEL VAN DE COMMISSIE
De Commissie spreekt als haar oordeel uit, dat het Regionaal Bestuur voor de
Arbeidsvoorziening regio Drenthe te Assen jegens mevrouw (…) te Den Haag
direct onderscheid heeft gemaakt naar geslacht als bedoeld in artikel 3 lid 1
van de Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen bij de arbeid.

Rechters

Mw. prof. mr. J.E. Goldschmidt (Kamervoorzitter), mw. mr. J.R. Dierx (lidKamer), mw. mr. Y. Telenga (lid Kamer), mw. I.M. Hidding (secretaris Kamer).