Instantie: Commissie gelijke behandeling, 26 juni 1996

Instantie

Commissie gelijke behandeling

Samenvatting


Verzoekster was werkzaam bij de wederpartij in de functie van serveerster.
Verzoekster verdiende minder dan een mannelijke collega, de heer (…)
hierna: de maatman), die dezelfde functie bekleedde. Verzoekster is van
mening dat zij ten onrechte minder beloning ontving. Verzoekster stelt dat de
wederpartij hiermee in strijd met de wetgeving gelijke behandeling heeft
gehandeld.
Onbetwist is dat de feitelijk uitgeoefende functies van verzoekster en de
maatman van gelijke waarde waren. De wederpartij heeft de functies ook
gelijkelijk volgens de CAO ingedeeld. De Commissie heeft dit bij haar verdere
onderzoek als uitgangspunt genomen.
De wederpartij voert aan dat het verschil in beloning tussen verzoekster en
maatman wordt veroorzaakt door:
a. het verschil in leeftijd;
b. het verschil in werkervaring;
c. het verschil in toekomstige verantwoordelijkheden.
De Commissie komt tot het oordeel dat een verschil in leeftijd hier derhalve
geen verschil in beloning rechtvaardigt. Beiden hadden derhalve ervaring, zij
het op verschillende punten. Niet aannemelijk is, dat de ervaring van de
maatman waardevoller was, zodat een hogere beloning niet gerechtvaardigd is.
De Commissie beschouwt de loutere verwachting dat iemand in de toekomst meer
verantwoordelijkheden zou kunnen krijgen niet als voldoende rechtvaardiging
voor een voortdurend verschil in beloning, waar de feitelijke werkzaamheden
gelijk zijn gebleven.
Het geheel in beschouwing nemend merkt de Commissie op, dat de wijze waarop
de wederpartij de beloning van haar werknemers vaststelt, niet op een
inzichtelijke wijze gebeurt. Het beloningssysteem is door deze omstandigheden
niet inzichtelijk en niet toetsbaar. Dit kan ook meer in het algemeen een
risico met zich meebrengen, dat er (ongewild) onderscheid naar geslacht wordt
gemaakt.

Volledige tekst

1. HET VERZOEK
1.1. Op 14 juli 1995 verzocht mevrouw (…) te Den Haag (hierna: verzoekster)
de Commissie gelijke behandeling (hierna: de Commissie) haar oordeel uit te
spreken over de vraag of (…) te (…) (hierna: de wederpartij) onderscheid
maakt op grond van geslacht in strijd met de wetgeving gelijke behandeling.
1.2. Verzoekster was werkzaam bij de wederpartij in de functie van
serveerster. Verzoekster verdiende minder dan een mannelijke collega, de heer
(…) (hierna: de maatman), die dezelfde functie bekleedde. Verzoekster is
van mening dat zij ten onrechte minder beloning ontving. Verzoekster stelt
dat de wederpartij hiermee in strijd met de wetgeving gelijke behandeling
heeft gehandeld.
2. DE LOOP VAN DE PROCEDURE
2.1. De Commissie heeft het verzoek in behandeling genomen en een onderzoek
ingesteld. Partijen hebben hun standpunten schriftelijk toegelicht. Aan een
bedrijfskundige van de Inspectiedienst van het Ministerie van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid (hierna: I-SZW) is door de Commissie gevraagd om de
overgelegde netto bedragen van de salarissen naar bruto bedragen om te
rekenen.
2.2. Partijen zijn vervolgens opgeroepen voor een zitting op
4 juni 1996.
Bij de zitting waren aanwezig:
van de kant van de verzoekster
– mw. (…)
– dhr. (…) (toehoorder)
van de kant van de wederpartij
– dhr. (…) (directeur)
– dhr. (…)( afdeling juridische zaken Koninklijk Verbond van Ondernemers in
het Horeca- en Aanverwante Bedrijf)
van de kant van de Commissie
– mw. prof. mr. J.E. Goldschmidt (Kamervoorzitter)
– mw. mr. Y. Telenga (lid Kamer)
– mw. mr. L. Mulder (lid Kamer)
– mw. A.C. van Doornen (secretaris Kamer)
van de kant van I-SZW
– dhr. S. Bisschop (bedrijfsdeskundige).
2.3. Het oordeel is vastgesteld door Kamer I van de Commissie. In deze Kamer
hebben zitting de leden als genoemd onder 2.2.
3. DE RESULTATEN VAN HET ONDERZOEK
De feiten
3.1. De wederpartij exploiteert een visrestaurant. Verzoekster (geboortedatum
2 december 1968) is van 2 september 1991 tot en met 22 april 1995 bij de
wederpartij in dienst geweest in de functie van serveerster. Verzoekster
begon met een dienstverband van 40 uur per week en werkte vanaf 1 september
1993 tot aan het einde van haar dienstverband 32 uur per week. Verzoekster is
per 22 april 1995 ontslagen. Verzoekster is, in de periode voorafgaand aan
haar dienstverband bij de wederpartij, gedurende een jaar drie avonden per
week werkzaam geweest als kelner in een restaurant. Ook heeft zij als
cassière gewerkt.
3.2. Het bruto salaris (voor de sociale verzekering, omgerekend naar een 40
urige werkweek) per week van verzoekster was in de bovengenoemde periode als
volgt (de door de wederpartij overgelegde netto bedragen zijn door I-SZW
omgerekend naar bruto bedragen):

1991 ƒ 663,41 (netto: ƒ 451,75)
1992 ƒ 665,94 (netto: ƒ 456,50)
1993 ƒ 662,86 (01/01/93 – 01/09/93) (netto: ƒ 458,15)
ƒ 719,86 (01/09/93 – 01/01/94) (netto: ƒ 471,13)
1994 ƒ 722,60 (netto: ƒ 478,56)
1995 ƒ 721,35 (netto: ƒ 484,75)

Als loon in natura ontving verzoekster een (warme) lunch (ten bedrage van ƒ
33 per week).
3.3. De maatman (geboortedatum 9 september 1959) is vanaf 7 januari 1991 bij
de wederpartij in dienst in de functie van serveerder. De maatman heeft een
dienstverband van 40 uur per week.
Het bruto salaris (voor de sociale verzekering) van de maatman per week was
in de bovengenoemde periode als volgt (de door de wederpartij overgelegde
netto-bedragen zijn door I-SZW omgerekend naar bruto-bedragen):

1991 ƒ 748,71 (netto: ƒ 499,65)
1992 ƒ 752,64 (netto: ƒ 504,15)
1993 ƒ 748,70 (netto: ƒ 505,35)
1994 ƒ 751,52 (netto: ƒ 513,05)
1995 ƒ 748,39 (netto: ƒ 519,00)

Als loon in natura ontving de maatman een (warme) lunch (ten bedrage van ƒ 33
per week).
De maatman is, in de periode voorafgaand aan zijn dienstverband bij de
wederpartij, als verkoper werkzaam geweest in een detailhandelbedrijf in vis
en visproducten.
3.4. De functie van zowel verzoekster als de maatman zijn vergelijkbaar met
de functie van medewerker bediening, referentienummer 2.06 (Handboek
referentiefuncties bedrijfstak Horeca). De functie van medewerker bediening
is ingedeeld in functiegroep III van de CAO voor het Horecabedrijf (deze CAO
geldt vanaf 1 januari 1992). Onbetwist is dat het niveau van de functies van
verzoekster en de maatman van gelijke waarde waren. De Commissie heeft deze
functies derhalve niet laten waarderen. In de arbeidsovereenkomst van
verzoekster staat vermeld dat zij is aangenomen in de functie van
serveerster, `(functie volgens bijlage V van de CAO)’.
3.5. Uit het onderzoek naar de door de wederpartij gehanteerde
beloningsmaatstaven is gebleken dat de volgende belonings-maatstaven een rol
spelen:
– de functie-indeling volgens de CAO;
– leeftijd;
– opleiding;
– ervaring;
– (toekomstige) verantwoordelijkheden (doorgroei);
– bekwaamheden.
Uit het door de wederpartij ingevulde vragenformulier van de Commissie blijkt
tevens dat, van de collega’s van verzoekster die ook in de bediening werken,
de mannen meer verdienen dan de vrouwen. Niet is vastgesteld of dat ook
functies van gelijke waarde zijn.
De standpunten van partijen
3.6. Verzoekster stelt het volgende.
Zij is van mening dat zij bij de beloning ongelijk is behandeld op grond van
haar geslacht ten opzichte van de maatman.
Bij het wekelijks `publiekelijk’ uitbetalen van de salarissen ontving de
maatman ongeveer ƒ 75 netto meer dan verzoekster ontving. Een verklaring voor
het verschil in beloning zou de wederpartij niet hebben gegeven. Het verschil
in beloning wordt niet gerechtvaardigd door het feit dat de maatman ouder is
dan zij en meer dienstjaren (buiten de horeca) heeft.
Ook beschikt de maatman niet over werkervaring als kelner, terwijl
verzoekster gedurende een jaar, drie avonden per week, in deze functie in een
restaurant heeft gewerkt.
Naar aanleiding van het feit dat de wederpartij als verklaring voor het
verschil in beloning tussen verzoekster en maatman het verschil in leeftijd
noemt, merkt verzoekster op dat zij nooit een loonsverhoging heeft gehad
vanwege het feit dat zij ouder werd.
Ook stelt verzoekster dat de wederpartij de mannelijke medewerkers standaard
meer betaalt dan de vrouwelijke medewerkers, ongeacht hun leeftijd, opleiding
of werkervaring, terwijl die collega’s vergelijkbare functies vervullen.
3.7. De wederpartij brengt het volgende naar voren.
Zij ontkent dat zij jegens verzoekster onderscheid op grond van geslacht
heeft gemaakt.
Het verschil in beloning tussen verzoekster en de maatman is in eerste
instantie een gevolg van het grote verschil in leeftijd (negen jaar) tussen
beiden. Daarnaast bestaat, mede als gevolg van het leeftijdsverschil, een
groot verschil aan (relevante) werkervaring. Verzoekster heeft, voorafgaand
aan het dienstverband met de wederpartij, als cassière gewerkt. Terwijl de
maatman als verkoper in een detailhandelbedrijf in vis en visproducten heeft
gewerkt. De leeftijd is relevant met het oog op de hoeveelheid werkervaring.
De beloning is onder andere afhankelijk van de ervaring. De leeftijd speelt
hierbij dan een indirecte rol.
Daarbij stelt de wederpartij, dat het mogelijk moet zijn om aan een bepaalde
medewerker, die men graag in dienst wil nemen omdat men hem bijzonder
waardevol acht voor het bedrijf, een hoger salaris te betalen.
Er is geen schriftelijk vastgelegd leeftijdsbeleid. Werknemers krijgen ieder
jaar prijscompensatie. Verhogingen bij functiejaren, als voorzien in artikel
9 lid 2 van de CAO, worden niet toegepast.
Voorts vloeit het verschil in beloning tussen verzoekster en de maatman mede
voort uit het feit dat laatstgenoemde is aangenomen met het voornemen hem in
de toekomst meer verantwoordelijkheden te geven. Als gevolg van bepaalde
gewijzigde omstandigheden heeft deze wijziging in de functie-inhoud niet
plaats gevonden.
Het verschil in beloning is ook een gevolg van een verschil in bekwaamheden,
verantwoordelijkheden en bevoegdheden tussen verzoekster en maatman.
Overigens is de conclusie van verzoekster, dat mannelijke medewerkers
standaard meer verdienen dan vrouwelijke medewerkers, onjuist.
Naar aanleiding van de vergelijking van verzoekster van haarzelf met enkele
collega’s voert de wederpartij nog het volgende aan. De enige functie die met
de functie van verzoekster te vergelijken is, is de functie van een
vrouwelijke collega aangezien zij dezelfde werkzaamheden,
verantwoordelijkheden en bevoegdheden hadden. De andere functies van de
collega’s waarmee verzoekster zich vergelijkt, zijn niet vergelijkbaar met
die van verzoekster, aangezien er andere bevoegdheden en
verantwoordelijkheden zijn en als gevolg hiervan ook de beloning anders is.
Tot slot merkt de wederpartij nog op dat zowel verzoekster als de maatman een
salaris verdienen dat ligt boven het salarisniveau dat de CAO voorschrijft.
4. DE OVERWEGINGEN VAN DE COMMISSIE
4.1. In geding is de vraag of de wederpartij jegens verzoekster onderscheid
naar geslacht maakt in strijd met de wetgeving gelijke behandeling bij de
beloning.
4.2. Artikel 7A:1637ij lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW) en de artikelen
7 tot en met 10 van de Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen (WGB)
bepalen dat een werkgever geen onderscheid mag maken tussen mannen en vrouwen
op het punt van de beloning wanneer zij arbeid van gelijke of nagenoeg
gelijke waarde verrichten. Van gelijke beloning is sprake indien deze is
berekend op grondslag van gelijkwaardige maatstaven.
4.3. Onbetwist is dat de feitelijk uitgeoefende functies van verzoekster en
de maatman van gelijke waarde waren. De wederpartij heeft de functies ook
gelijkelijk volgens de CAO ingedeeld. De Commissie heeft dit bij haar verdere
onderzoek als uitgangspunt genomen.
Onderzocht is, of bij verzoekster en de maatman gelijkwaardige
beloningsmaatstaven zijn toegepast.
Uit de door de wederpartij opgegeven salarissen van de overige
personeelsleden blijkt dat de mannen meer verdienen dan de vrouwen. De
Commissie heeft aan dit punt in haar onderzoek geen aandacht besteed,
aangezien verzoekster slechts een maatman had aangewezen.
Het verschil in het bruto salaris (voor de sociale verzekering) per week
tussen verzoekster en maatman is bij aanvang van het dienstverband ƒ 85,30 en
per 1 januari 1995 ƒ 27,04. De eerste tweeëneenhalfjaar ligt het verschil
rond de ƒ 80 en de laatste twee jaar ligt het verschil rond de ƒ 30 per week.
De wederpartij voert aan dat het verschil in beloning tussen verzoekster en
maatman wordt veroorzaakt door:
a. het verschil in leeftijd;
b. het verschil in werkervaring;
c. het verschil in toekomstige verantwoordelijkheden.
Met betrekking tot deze beloningsmaatstaven overweegt de Commissie als volgt.
Leeftijd
Beiden zijn ingedeeld in de functie van serveerder/serveerster. Op grond van
het bestaand leeftijdsverschil van negen jaar tussen verzoekster (02/12/1968)
en de maatman (09/09/1959) heeft maatman een hoger aanvangssalaris ontvangen.
Een verschil in leeftijd kan enig verschil in salaris wel rechtvaardigen in
het geval levenservaring van belang is voor de functie. Dat punt acht de
Commissie hier niet aan de orde.
Een verschil in leeftijd rechtvaardigt hier derhalve geen verschil in
beloning.
Werkervaring
Artikel 9, Loon en prijscompensatie, CAO voor het Horecabedrijf luidt:
`2.a. De werkgever is gerechtigd de werknemer bij aanvang van de
dienstbetrekking, bijvoorbeeld op grond van elders verworven kundigheden
en/of ervaring, een hoger schaalsalaris toe te kennen dan het schaalsalaris
bij 0 functiejaren.’
Verzoekster heeft gedurende een jaar, drie avonden per week als kelner in een
restaurant gewerkt. De maatman heeft als verkoper in een detailhandelbedrijf
in vis en visproducten gewerkt.
In de functie-omschrijving van de functie medewerker bediening staat bij de
voornaamste taken/verantwoordelijkheden onder meer vermeld: het bedienen van
gasten, het serveren van gerechten en het opnemen van bestellingen van gasten
alsmede het op verzoek geven van een toelichting op de kaart (…).
Bij het geven van toelichting op de kaart aan de gasten kan de ervaring van
de maatman als verkoper van vis wellicht relevant zijn. De maatman had echter
geen ervaring met de overige in de functie-omschrijving vermelde taken.
Verzoekster daarentegen had ervaring met het werken als serveerster in een
restaurant. Hierdoor had zij meer ervaring met de taken van de functie
medewerker bediening dan de maatman.
Beiden hadden derhalve ervaring, zij het op verschillende punten. Niet
aannemelijk is, dat de ervaring van de maatman waardevoller was, zodat een
hogere beloning niet gerechtvaardigd is.
Ook wanneer de wederpartij wel aannemelijk zou kunnen maken, dat de ervaring
van de maatman voor hem belangrijker was dan die van de verzoekster, dan kan
dat verschil in ervaring bij de aanvang van de dienstbetrekking een
rechtvaardiging zijn voor een verschil in beloning, maar niet over de gehele
periode dat verzoekster in dienst was. In eerdere oordelen heeft de Commissie
(evenals de Commissie gelijke behandeling van mannen en vrouwen bij de
arbeid) al gesteld dat het op de weg van de werkgever ligt om van geval tot
geval en van tijd tot tijd na te gaan, of een verschil in ervaring bij
indiensttreding na verloop van tijd nog voldoende rechtvaardiging biedt voor
het laten voortduren van het beloningsverschil. (Zie onder andere: Commissie
gelijke behandeling van mannen en vrouwen bij de arbeid, 29 oktober 1989,
oordeelnummer: 503-93-42; Commissie gelijke behandeling, 12 februari 1996,
oordeelnummer: D42v-96-8.) In het onderhavige geval is dit niet gebeurd,
terwijl de aard van de functie met zich meebrengt, dat een mogelijk verschil
in ervaring tussen verzoekster en maatman in betrekkelijk korte tijd zou zijn
ingelopen.
De voorgaande overwegingen leiden tot de conclusie dat niet is aangetoond dat
er sprake is van een relevant verschil in ervaring dat voldoende reden is
voor een (voortdurend) verschil in beloning.
Toekomstige verantwoordelijkheden
Verder heeft de wederpartij aangevoerd dat het beloningsverschil wordt
veroorzaakt door het feit dat de maatman is aangenomen met het voornemen hem
in de toekomst meer verantwoordelijkheden te geven. Als gevolg van bepaalde
omstandigheden is dit voornemen niet uitgevoerd. De Commissie beschouwt de
loutere verwachting dat iemand in de toekomst meer verantwoordelijkheden zou
kunnen krijgen niet als voldoende rechtvaardiging voor een voortdurend
verschil in beloning, waar de feitelijke werkzaamheden gelijk zijn gebleven.
4.4. Het geheel in beschouwing nemend merkt de Commissie op, dat de wijze
waarop de wederpartij de beloning van haar werknemers vaststelt, niet op een
inzichtelijke wijze gebeurt. Het beloningssysteem is door deze omstandigheden
niet inzichtelijk en niet toetsbaar. Dit kan ook meer in het algemeen een
risico met zich meebrengen, dat er (ongewild) onderscheid naar geslacht wordt
gemaakt.
5. HET OORDEEL VAN DE COMMISSIE
De Commissie spreekt als haar oordeel uit dat (…) te Scheveningen
onderscheid naar geslacht als bedoeld in artikel 7A:1637ij Burgerlijk Wetboek
heeft gemaakt jegens mevrouw (…) door haar lager te belonen dan de heer V.

Rechters

Mw. prof. mr. J.E. Goldschmidt (Kamervoorzitter), mw. mr. Y. Telenga (lidKamer), mw. mr. L. Mulder (lid Kamer), mw. A.C. van Doornen (secretarisKamer).